ECLI:NL:RBZUT:2008:BD9591

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/801458-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • K. Kleinrensink
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met messen onder invloed van alcohol en medicijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, onder invloed van alcohol en medicijnen, heeft tijdens een emotionele uitbarsting met messen naar haar echtgenoot gegooid. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, ondanks het feit dat de verdachte geen herinnering had aan het voorval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van bedreiging, maar achtte haar verminderd toerekeningsvatbaar. De kans op recidive werd als laag ingeschat, mede door het verbreken van contact met de ex-echtgenoot en zijn familie. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden, met daarnaast een werkstraf van 120 uur. De uitspraak volgde na een grondige beoordeling van de getuigenverklaringen en deskundigenrapporten, waarin de psychische toestand van de verdachte werd belicht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en de adviezen van de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801458-07
Uitspraak d.d.: 8 augustus 2008
Tegenspraak / dip / onip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1960],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 21 april 2007 tot en met 29 april 2007 in
de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal (met kracht) een (slagers)mes in de richting van
het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
zij in of omstreeks de periode van 21 april 2007 tot en met 29 april 2007 in
de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
-meermalen, althans eenmaal (met kracht) een (slagers)mes in de richting van
het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 21 april 2007 tot en met 29 april 2007 in
de gemeente Winterswijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je af"
en/of "Ik snijd je kop eraf" en/of "Ik steek je helemaal lek", althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde betoogd dat onduidelijk is wat er is gebeurd. Getuigen hebben verklaard dat verdachte met messen heeft gegooid. [getuige 1] heeft daarentegen verklaard dat verdachte met een messenblok heeft gegooid en dat de messen daar uit vlogen. Volgens de raadsman was er geen sprake van opzet om het slachtoffer te doden, ook niet in voorwaardelijke zin. Voor zover al zou komen vast te staan dat met messen is gegooid, dan kan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet bewezen worden verklaard. Er is volgens hem geen sprake meer van een poging, maar van een voltooid feit. Voorts is niet komen vast te staan dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor het onder 2 ten laste gelegde is volgens de raadsman onvoldoende bewijs.
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt in dit verband dat getuige [getuige 2] dan wel heeft verklaard dat verdachte haar op 21 april 2007 heeft opgebeld en daarbij onder meer heeft geroepen “ik steek hem kapot, ik schiet hem kapot”, maar dat uit de aangifte noch uit andere stukken naar voren komt, dat aangever kennis heeft gekregen van deze bedreiging. Weliswaar heeft aangever verklaard dat verdachte “ik maak je af” tegen hem heeft geroepen, toen zij op 21 april 2007 een glas in zijn richting probeerde te gooien, maar geen van de aanwezige getuigen ondersteunt deze verklaring. Voor de telefonische bedreigingen en de bedreigingen die op de voicemail van aangever zouden zijn ingesproken op of omstreeks 29 april 2007, is buiten de aangifte geen steunbewijs voorhanden. Onderzoek van de telefoon van verdachte heeft niets opgeleverd en aangever heeft verklaard de simkaart van zijn telefoon te hebben weggegooid. Alles in aanmerking nemend is er onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde bedreiging.
Bewijsmiddelen
Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid (eindnoot 1) .
Feit 1
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard (eindnoot 2) dat verdachte en hij al zeker een half jaar problemen hebben met hun relatie en dat ze bezig zijn met een scheiding. De twee weken voorafgaand aan de aangifte hebben ze veel ruzie met elkaar gehad. Hij is een tijdje ergens anders gaan wonen. Op 21 april 2007 kwam hij spullen halen in hun woning aan de [adres] te Winterswijk. Toen hij richting de keuken liep, zag hij dat verdachte een glas naar hem wilde gooien en dat [getuige 3] haar tegenhield. Hij ging de keuken in. Hij zag dat verdachte naar het messenblok in de keuken liep en dat zij met kracht opzettelijk een slagersmes naar hem gooide. Hij, aangever, kreeg het mes in mijn linker onderarm, omdat hij deze ter bescherming voor zijn gezicht hield. Hij zag dat zijn arm hevig begon te bloeden en dat hij een diepe snee van ongeveer 1 cm breed had. Verdachte gooide vervolgens nog een mes.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd (eindnoot 3) dat verdachte heeft verteld dat ze geen werk heeft maar dat ze later in het jaar haar werk als uitbeenster zou hervatten. Verdachte zei vervolgens: “daarom kon ik ook zo goed met een mes gooien. Nee zonder gekheid, dat heb ik echt gedaan hoor, ik heb echt met een mes gegooid”.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard (eindnoot 4) dat ze op 21 april 2007 bij verdachte aan de [adres] te Winterswijk was. Ze zag dat [slachtoffer] naar de keuken liep. Verdachte liep achter hem aan de keuken in en trok een groot koksmes uit het messenblok, waarvan het lemmet wel 20 cm lang was. Ze pakte het mes van verdachte af. Ze draaide zich om en stond vervolgens naast [slachtoffer]. Ze zag vervolgens 2 messen op hen afkomen. Een van die messen trof [slachtoffer] in zijn onderarm.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard (eindnoot 5) dat [slachtoffer] naar de keuken ging en dat verdachte even later achter hem aanging. Hij zag dat zij een mes in haar handen hield, een mes van ongeveer 30 cm. Zijn vrouw, de getuige [getuige 2], pakte dat mes af. Kort daarna zag hij dat verdachte 2 messen in haar handen hield en in de richting van [slachtoffer] en van zijn vrouw gooide. [slachtoffer] had een wond aan zijn arm die kennelijk was veroorzaakt door het gooien van het mes.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte met messen heeft gegooid naar aangever. De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] bevestigen de verklaring van aangever. De rechtbank legt de verklaring van [getuige 1] terzijde, nu deze verklaring afwijkt van de verklaringen van aangever en de genoemde getuigen, deze niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal en de verklaring eerst op 24 juni 2008 is afgelegd, terwijl de verklaringen van aangever en van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] van respectievelijk 2 mei 2007, 8 mei 2007 en 14 mei 2007 dateren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder dit is begaan, tenminste sprake is van voorwaardelijk opzet, dat wil zeggen dat verdachte met het (met kracht) gooien van de messen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij aangever zodanig zou raken dat hij zou komen te overlijden. De rechtbank neemt hierbij in ogenschouw dat verdachte reeds in de ochtend boos op aangever [slachtoffer] is geworden en dat zij uit frustratie alcohol is gaan drinken terwijl zij diezelfde ochtend ook medicijnen had ingenomen, waarvan zij wist dat dat niet goed samengaat. Dat vervolgens ruzie is ontstaan, acht de rechtbank aannemelijk. Voorts heeft getuige [getuige 2] verklaard, dat het lemmet van het mes ongeveer 20 cm was. Getuige [getuige 3] heeft verklaard over een mes van ongeveer 30 cm. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de messen uit het messenblok allemaal even groot waren.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Bewezen wordt verklaard dat:
1.
zij in de periode van 21 april 2007 tot en met 29 april 2007 in de gemeente Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet
-meermalen met kracht een mes in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
1 primair: poging tot doodslag
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een multidisciplinair onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 15 juli 2008 en opgemaakt door J.H. Verhoef, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, alsmede in een rapport gedateerd 20 juli 2008 en opgemaakt door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog. De rechtbank neemt de conclusies van deze rapporten inhoudende dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, over.
De verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door de Reclassering Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf gevorderd van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot bewezenverklaring zou komen, verzocht de straf te beperken tot een geheel voorwaardelijk straf. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte het contact met haar ex-man, zijn kinderen en met vrienden en kennissen uit het verleden heeft verbroken. Zij woont binnen de crisisopvang in Deventer. Door de begeleiders in Deventer wordt onderzocht of verdachte op korte termijn begeleid zelfstandig kan gaan wonen. Verder heeft de raadsman erop gewezen dat de psychiater verdachte kort na het incident heeft gesproken en dat hij haar onlangs opnieuw heeft gezien. Volgens de psychiater is het recidivegevaar fors afgenomen. De raadsman heeft verder verzocht rekening te houden met de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden na het incident.
Met betrekking tot het al dan niet opleggen van verplicht reclasseringscontact heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte en haar echtgenoot hadden huwelijksproblemen die ertoe hebben bijgedragen dat verdachte een paar dagen opgenomen is geweest op de PAAZ-afdeling van het ziekenhuis te Winterswijk. De dag dat zij uit het ziekenhuis is ontslagen is het tot een escalatie gekomen en heeft verdachte onder invloed van medicijnen en alcohol, en overmand door emoties, messen naar haar echtgenoot gegooid. Het laat zich denken wat de gevolgen zouden zijn geweest, indien aangever de messen niet had kunnen afweren of ontwijken en deze hem vol hadden getroffen. Daarbij heeft verdachte niet alleen risico’s genomen ten aanzien van het leven van haar echtgenoot, maar ook ten aanzien van personen die in de woning aanwezig waren en waarvan er een in de directe nabijheid van de echtgenoot stond. Een delict als het onderhavige draagt een voor de rechtsorde schokkend karakter. Verdachte heeft met haar handelwijze grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van haar echtgenoot. Zij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf.
De rechtbank houdt verder rekening met de door voornoemde deskundigen over verdachte opgemaakte rapporten. Daaruit komt naar voren dat er sprake is van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met borderline en theatrale kenmerken. Ten tijde van het ten laste gelegde werd verdachte zowel beïnvloed door de persoonlijkheidsstoornis als door het misbruik van alcohol en psychofarmaca. Gezien de persoonlijkheidsstoornis is de impulsiviteit bij verdachte hoog. Zij is gevoelig voor al dan niet reële bedreiging c.q. verlating/afwijzing en in sterke mate afhankelijk van bevestiging en aandacht van anderen vanwege haar gebrek aan autonomie. Spanning wordt moeilijk verdragen en leidt relatief gemakkelijk tot agressieve acting out. Labrijn voornoemd schat in een relatie de kans op herhaling als hoog in. Verhoef voornoemd schat de kans op herhaling als niet onaanzienlijk in, doch meent dat het recidivegevaar inmiddels fors is afgenomen door een aantal belangrijke en schijnbaar ingrijpende veranderingen in de woon-, werk- en leefsituatie van verdachte enerzijds, en in haar probleembesef, bereidheid tot hulp en motivatie voor begeleiding/behandeling anderzijds. Beide deskundigen adviseren een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde begeleiding in fasen door en onder regie van de reclassering. De reclassering kan in de eerste fase een deel van de begeleiding met aandacht voor alcoholgebruik, wonen, werken en relaties delegeren naar het Algemeen Maatschappelijk Werk en in de tweede fase de behandeling delegeren naar een forensische polikliniek met onder andere aandacht voor de persoonlijkheids- en agressieregulatieproblematiek.
Uit het voorlichtingsrapport van de reclassering van 25 juli 2008, opgemaakt door P. Schoolen, komt naar voren dat de reclassering de kans op recidive laag inschat, aangezien verdachte geen contact meer heeft met haar (inmiddels) ex-man en omdat ze uit haar oude omgeving is vertrokken. Gezien de lage kans op recidive en gezien het feit dat met verdachte op vrijwillige basis een traject wordt uitgezet om haar leven weer op de rails te krijgen via Algemeen Maatschappelijk Werk, meent de reclassering dat een verplicht reclasseringscontact geen meerwaarde zal hebben.
De rechtbank overweegt verder dat uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting naar voren komt, dat de omstandigheden binnen de relatie van verdachte niet bepaald gunstig zijn geweest en dat verdachte in zekere zin zelf ook als slachtoffer is aan te merken. Daarnaast neemt de rechtbank de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte in aanmerking. Tenslotte wordt rekening gehouden met de omstandigheid, dat verdachte op vrijwillige basis hulp en begeleiding heeft gezocht voor haar problematiek.
Al het voorgaande in aanmerking nemend komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal een werkstraf opleggen en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, in afwijking van de eis van de officier van justitie hieraan geen bijzondere voorwaarde(n) verbinden, nu zij met de reclassering van oordeel is dat een verplicht reclasseringscontact geen meerwaarde zal hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Kleinrensink en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 augustus 2008.
(eindnoot 1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0646/07-204155, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Winterswijk, gesloten en getekend op 24 mei 2007.
(eindnoot 2) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]
(eindnoot 3) Proces-verbaal (ambtelijk verslag), p.22
(eindnoot 4) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2], p.27
(eindnoot 5) Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], p.30