ECLI:NL:RBZUT:2008:BE9216

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460081-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en hennepteelt door partner met ernstige gevolgen voor slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner gedurende een periode van bijna drie maanden zwaar heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten, met gebruik van geweld, zijn partner heeft toegebracht aanmerkelijk letsel, waaronder gebroken ribben en hersenletsel. De mishandelingen vonden plaats in de gemeente Oldebroek en zijn gedocumenteerd door medische rapporten die onder andere 60 blauwe plekken en een hersenschudding bevestigen. De verdachte heeft ook hennep geteeld en een gaspistool voorhanden gehad. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, op basis van rapporten van deskundigen die wijzen op een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. De opgelegde straf bedraagt 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is er een schadevergoeding van €2.000,- aan het slachtoffer toegewezen, alsook een schadevergoedingsmaatregel aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460081-08
Uitspraak d.d. 26 augustus 2008
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [plaats] op [1981],
wonende te [adres en plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 augustus 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht met een klomp op haar hoofd heeft geslagen en/of
- (een) plastic zak(ken) over haar hoofd heeft getrokken en aan de onderkant dichtgedraaid en/of
- met (een) plastic zak(ken) haar mond heeft dicht gehouden en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, aan [slachtoffer] (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken ribben
en/of een hersenschudding en/of een hersenkneuzing (intercerebrale contusie) en/of bijt- en/of scheurwonden aan haar rechteroor en/of rechterooglid), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met zijn vuisten op haar ribben te slaan en/of
- op haar (linker) oog te slaan en/of te stompen en/of
- in haar (linker) oor te bijten en/of
- met kracht met een klomp op haar hoofd te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer]
- met zijn vuisten op haar ribben heeft geslagen en/of
- op haar (linker) oog heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in haar (linker) oorheeft gebeten en/of
- met kracht met een klomp op haar hoofd heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks 1 december 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek,
(telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een stok en/of een zwaard, althans een mes, en/of een schoen althans (een) hard(e) voorwerp(en) heeft geslagen en/of (met zijn handen) heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot 18 februari 2008 in de te gemeente Oldebroek, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 241 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
5.
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gaspistool (CO2 pistool merk Crosman model 60), zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid officier van justitie
De rechtbank ziet zich met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde ambtshalve voor de vraag gesteld of door deze wijze van ten laste leggen sprake is van een dubbele vervolging van hetzelfde feit op 17 februari 2008 en derhalve voor de vraag of de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een dubbele vervolging. De rechtbank leest de tenlastelegging aldus dat de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag voornamelijk is gebaseerd op de handelingen met de plastic zak. Daarmee is dit ten laste gelegde feit, gezien de daar ten laste gelegde handelingen en vormen van geweld, te onderscheiden van de feiten onder 2 en 3 ten laste gelegd. De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vervolging.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft overwogen dat onvoldoende bewijs aanwezig is voor het oordeel dat verdachte een plastic zak over het hoofd van aangeefster heeft getrokken en deze heeft dichtgeknoopt en dat hij een plastic zak tegen de mond van aangeefster heeft gehouden. De officier van justitie heeft dan ook geconcludeerd dat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie acht het slaan met de klomp wel bewezen, zodat op grond daarvan tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde wordt geconcludeerd.
De raadsman van verdachte is het eens met de officier van justitie dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde handelingen met de plastic zak. Hij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde onderdeel dat verdachte aangeefster met een klomp heeft geslagen. Verdachte heeft weliswaar bekend dat hij aangeefster met een klomp heeft geslagen maar heeft ontkend dat hij dit ook op 17 februari 2008 heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot doodslag te komen. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte een plastic zak over het hoofd van aangeefster heeft getrokken dan wel dat verdachte met een plastic zak de mond van aangeefster heeft dichtgehouden. Enkel aangeefster heeft dit verklaard. Door verdachte is dit ontkend. Voor het overige is geen bewijs voorhanden dat de verklaring van aangeefster ondersteunt. Ten aanzien van het in de tenlastelegging genoemde onderdeel dat verdachte aangeefster op 17 februari 2008 met een klomp tegen het hoofd zou hebben geslagen zijn door aangeefster en verdachte eveneens tegenstrijdige verklaringen afgelegd. De rechtbank volgt de raadsman in zijn verweer en is dan ook van oordeel dat onvoldoende bewijs aanwezig is om dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen te verklaren. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
A. De vaststaande feiten.
Verdachte woont in [plaats] samen met zijn partner [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Op 17 februari 2008 zijn, naar aanleiding van een melding van de buren van verdachte, een tweetal agenten naar de woning van verdachte gegaan. In de woning troffen de agenten verdachte en een gewonde [slachtoffer] aan. Bij een sporenonderzoek in de woning is bij de agenten het vermoeden ontstaan dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig was. Naar aanleiding daarvan is op 18 februari 2008 onderzoek in de woning gedaan naar de aanwezigheid van een hennepkwekerij.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair en 3 tot en met 5 ten laste gelegde.
C. Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde ontkent verdachte dat hij aangeefster met een mes heeft geslagen. De raadsman stelt voorts dat de relatie tussen aangeefster en verdachte slecht was. De relatie was niet gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Aangeefster kampte met psychische problemen. De problemen groeiden hen beiden boven het hoofd. Daardoor, alsmede onder de invloed van drugs, hebben verdachte en aangeefster de controle over hun handelen (meermalen) verloren. Ten slotte betwist verdachte de duur van de periode dat hij de hennepkwekerij in werking heeft gehad.
D. Beoordeling van de tenlastelegging.
De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
T.a.v. feit 2 primair
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat in de laatste periode van zijn relatie met aangeefster (voor 17 februari 2008) hij haar een aantal keren heeft mishandeld, in hun huis in [plaats]. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster op het oog heeft geslagen en dat het kan zijn dat hij haar in het oor heeft gebeten. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij haar wel eens met een klomp heeft geslagen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij aangeefster meerdere malen met de vuist heeft geslagen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard (voetnoot 2) dat hij op 17 februari 2008 ruzie heeft gekregen met zijn vrouw en dat hij nog nooit zo ver is gegaan. Het slaan, gooien en duwen werd de laatste tijd steeds erger. Verdachte heeft verklaard dat het door ging tot een ramp, die op 17 februari 2008 kwam. Verdachte heeft aangeefster die dag geslagen en geschopt. Hij heeft haar overal geraakt. Hij heeft verklaard dat hij zich altijd moet inhouden, want als hij wil slaat hij door haar heen. Op een gegeven moment heeft hij haar van zich afgeduwd. Hij zag dat ze tussen de bank en de tafel viel. Hij liep weer naar haar toe en zag dat haar gezicht opgezwollen was. Haar rechteroog zat dicht. Verdachte heeft verklaard (voetnoot 3) dat hij haar met de platte hand in haar gezicht heeft geslagen en dat het kan zijn dat hij haar met de vuisten heeft geslagen, omdat de platte hand niet werkte. Verdachte heeft haar over het hele lichaam met de vuist geslagen.
Voorts heeft verdachte verklaard (voetnoot 4) dat hij aangeefster vóór 17 februari 2008 wel eens met een klomp heeft geslagen. Tevens heeft hij verklaard dat [slachtoffer] hem heeft verteld dat hij haar in haar oor gebeten heeft en niet te kunnen begrijpen dat hij dat gedaan heeft. Tevens heeft verdachte verklaard dat aangeefster hem een keer vertelde dat ze last van haar ribben had. Verdachte heeft verklaard dat dat best van hem kan komen. Verdachte weet nog dat hij haar een keer in de ribben sloeg. Aangeefster vertelde verdachte toen dat hij dat niet moest doen, omdat ze daar pijn had. Verdachte heeft verklaard dat het wel kan zijn dat hij haar met zijn vuist in de ribben heeft geslagen.
Aangeefster heeft in haar aangifte verklaard (voetnoot 5) dat verdachte op 17 februari 2008 thuis kwam en dat zij ruzie hebben gekregen. Verdachte heeft aangeefster met zijn vuisten geslagen. Aangeefster heeft verklaard dat hij haar sloeg waar hij haar maar raken kon en dat dit erg veel pijn deed. Ook heeft verdachte haar in de week hieraan voorafgaand al twee keer mishandeld. Verdachte heeft toen haar linkeroog dicht geslagen. Ook heeft hij aangeefster in haar oor gebeten. Er zat toen een stukje oor los. Verdachte heeft dit stukje een paar dagen later eraf getrokken.
Voorts heeft aangeefster verklaard (voetnoot 6) dat verdachte gebroken ribben bij haar heeft veroorzaakt, door met zijn vuisten op haar ribben te slaan. Dit moet voor oud en nieuw geweest zijn.
Aangeefster heeft verklaard (voetnoot 7) dat verdachte haar met een klomp geslagen heeft.
Uit de medische informatie d.d. 18 februari 2008 van El-Massoudi (voetnoot 8) blijkt dat aangeefster op 18 februari 2008 verschillende blauwe plekken had over haar gehele lichaam, benen, rug, hoofd, armen en romp, een bloeduitstoting aan haar rechteroog en een snijwond aan haar ooglid. Tevens was sprake van een hersenschudding en een bijtwond aan haar rechter oor.
Uit de letselbeschrijving van de ggd-arts Dekker (voetnoot 9) van 17 februari 2008 blijkt dat bij aangeefster sprake was van rond de 60 blauwe plekken over haar gehele lichaam. Vooral het aangezicht van aangeefster toonde door de zwellingen een gehavend beeld. De blauwe plekken zijn vooral veroorzaakt door stompe voorwerpen. Voorts is sprake van scheurwonden aan het rechteroor, aan het rechterooglid en op de rechterenkel en is sprake van schaafplekken op de linkerenkel binnen en buitenzijde en het rechterbovenbeen aan de binnenzijde. De CT-scan toont zowel intracerebralecontusie haarden als een extracranieel hematoom. Er is sprake van een hersenschudding. De verklaring van aangeefster dat zij geslagen en geschopt is sluit aan bij het gepresenteerde letsel.
[Verbalisant A] heeft verklaard (voetnoot 10) dat hij verdachte en aangeefster op 17 februari 2008 in de woning aan [adres en plaats] heeft aangetroffen. In de slaapkamer lag aangeefster op bed. Zij had zware verwondingen in het gezicht. Verdachte stond naast het bed. Verbalisant zag dat aangeefster een enorm opgezwollen rechteroog had welke bont en blauw was.
[Verbalisant B] heeft verklaard (voetnoot 11) zij verdachte en aangeefster op 17 februari 2008 in de woning aan [adres en plaats] heeft aangetroffen. Aangeefster lag in de slaapkamer boven op bed. Zij zag dat aangeefster een bebloed gezicht had en dat haar rechteroog opgezwollen was. Nadat zij de deken van aangeefster had afgehaald zag zij dat aangeefster helemaal in elkaar gevouwen lag met haar rechterhand op haar buik. Verbalisant zag dat aangeefster oude wonden had aan haar voeten. Verbalisant zag dat er bloed bij haar oor vandaan kwam aan de rechterzijde, dat er bloed uit haar mond liep en dat ze haar mond moeilijk kon bewegen.
De vader van aangeefster heeft bij de politie verklaard (voetnoot 12) dat hem in de nacht van 17 en 18 februari 2008 door personeel van het ziekenhuis is gezegd dat bij aangeefster vrij recent twee ribben waren gebroken. Dit werd verteld naar aanleiding van foto's die men had gemaakt. De persoon in het ziekenhuis vertelde dat er geen nieuwe breuken waren.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 1 december 2007 tot en met 18 februari 2008 meermalen op verschillende manieren heeft mishandeld. Als gevolg van deze handelingen is zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] ontstaan.
T.a.v. feit 3:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het kan zijn dat hij aangeefster op 17 februari 2008, in hun huis in [plaats], met een stok heeft geslagen. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij in de periode daarvóór aangeefster vaker heeft mishandeld en dat hij haar daarbij ook met een schoen heeft geslagen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard (voetnoot 13) dat het best kan zijn dat hij aangeefster zaterdag 17 februari 2008 met nog iets anders dan met de vuist heeft geslagen. Verdachte heeft verklaard dat als er iets binnen handbereik kwam, hij dat best gebruikt kan hebben. Het kan best dat hij haar met een stok geslagen heeft, als die binnen handbereik stond.
Aangeefster heeft verklaard (voetnoot 14) dat verdachte haar op 17 februari 2008 met een schoen en met een stok heeft geslagen. Hij sloeg met deze stok op haar armen en handen. Tevens heeft aangeefster verklaard dat verdachte haar met zijn vuisten sloeg waar hij haar maar raken kon, en dat dat heel erg pijn deed. In haar aangifte maakt aangeefster ook melding van twee mishandelingen door verdachte in de week voorafgaand aan 17 februari 2008.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode met een stok, een schoen en met de vuist heeft geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een zwaard en/of een mes heeft geslagen. Enkel aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar met een zwaard of mes heeft geslagen. Verdachte ontkent dit en heeft verklaard dat hij het zwaard uit het hulsel heeft gehaald en dat hij haar met het hulsel van het zwaard heeft geslagen. Voorts is er geen ander bewijsmiddel dat de verklaring van aangeefster ondersteunt. Gezien de verschillende verklaringen van aangeefster en verdachte is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het oordeel dat verdachte aangeefster met een zwaard of mes heeft geslagen en zal de rechtbank verdachte daarvan vrijspreken.
T.a.v. feit 4:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de in zijn woning aan [adres] te [plaats] aangetroffen hennepkwekerij zelf heeft aangelegd. Verdachte zegt dat hij de hennepkwekerij heeft aangelegd, omdat hij in geldnood zat en hij als gevolg van zijn drugsverslaving niet meer kon werken.
Bij de politie heeft verdachte verklaard (voetnoot 15) dat hij de eigenaar is van de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij. Verdachte heeft verklaard dat hij deze hennepkwekerij zelf heeft aangelegd en dat hij alleen de verantwoordelijkheid had over deze hennepkwekerij. Hij had in deze hennepkwekerij ongeveer 200 hennepplanten. De cyclus voor het kweken duurt volgens verdachte ongeveer 8 à 9 weken. Verdachte heeft verklaard dat hij 4 lampen in de garage en ongeveer 12 à 14 lampen op zolder had. De stroom heeft hij illegaal afgetapt van de NUON. Verdachte weet dat dit verboden is. Verdachte heeft verklaard dat hij alle apparatuur heeft gekregen. Verdachte heeft alleen de planten en de voeding hoeven te betalen en heeft daar tussen de 750 en 1000 euro voor betaald. Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat een hennepkwekerij verboden is, maar dat hij even snel geld wilde hebben.
In het proces-verbaal van bevindingen (voetnoot 16) heeft [verbalisant C] verklaard dat hij op 18 februari 2008 de woning aan [adres en plaats] heeft onderzocht. In deze woning heeft verbalisant op de zolder een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Op de zolder werd aangetroffen:
- 11 assimilatielampen
- 1 ventilator
- 1 afzuiginstallatie
- 2 licht vervuilde koolstoffilters
- 11 transformatoren
- 1 waterton
- 1 jerrycan met groeimiddel voor hennepplanten
- 1 dompelpomp
- 190 vermoedelijk hennepplanten.
In de garage heeft de verbalisant eveneens een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de garage werden aangetroffen:
- 4 assimilatielampen
- 2 afzuiginstallaties
- 1 kachel
- 1 koolstoffilter
- 4 transformatoren
- 1 schakelklok en
- 51 vermoedelijk hennepplanten
Vier planten zijn voor onderzoek meegenomen.
De hennepkwekerijen zijn op 18 februari 2008 ontmanteld.
Getuige [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard (voetnoot 17) dat het geld dat verdachte verdient komt uit de opbrengsten van de hennepplantage in haar woning op de zolderverdieping. Voorzover [slachtoffer] zich kan herinneren heeft verdachte hier al 2 à 3 keer geoogst.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan.
T.a.v. feit 5:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een gaspistool heeft gekocht. Dit gaspistool lag eerst bij hem in huis, maar later heeft hij dit aan zijn moeder gegeven.
Bij de politie heeft verdachte verklaard (voetnoot 18) dat het luchtdrukpistool niet in zijn woning lag maar bij zijn moeder. Dat wapen lag bij zijn moeder, omdat [slachtoffer] en hij wel eens ruzie hadden en je niet weet wat er dan kan gebeuren, zodat het verdachte verstandiger leek om er voor te zorgen dat dat wapen niet in de buurt lag. In de kluis bewaart verdachte de gaspatronen. Toen verdachte het wapen gekocht heeft, is hem voorgedaan hoe het wapen werkt. Verdachte bewaarde het wapen eerst in zijn kluis in zijn woning in [plaats].
[Getuige], moeder van verdachte, heeft bij de politie verklaard (voetnoot 19) dat een week of zes geleden er weer ruzie was geweest bij verdachte en [slachtoffer]. [getuige] begreep uit het gesprek tussen verdachte en [slachtoffer] dat er een pistool in huis was. [getuige] heeft toen gezegd dat zij dat pistool wilde hebben voordat er problemen mee zouden komen. Zij heeft het pistool toen mee naar huis (in Nunspeet) genomen en opgeborgen. Zij heeft het pistool bij zich en geeft het vrijwillig af.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (voetnoot 20) volgt dat het een CO2 pistool betreft, merk Crosman, model 2240. Dit voorwerp is wat betreft vorm en afmetingen sprekend gelijkend op het op de lijst B van bijlage I van de Regeling Wapens en Munitie vermelde CO2 pistool, merk Crosman en model 600. Dit wapen is derhalve een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder b en bijlage I van de Regeling Wapens en Munitie.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat het gaat om een wapen van categorie I onder 7. De verwijzing naar bijlage I van de Regeling Wapens en Munitie in de tenlastelegging is onvoldoende nauwkeurig, aangezien het aangetroffen gaspistool anders dan tenlastegelegd een Crosman model 2240 betreft, dat lijkt op een Crosman model 600.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, primair 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in de periode van 1 december 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken ribben en/of een hersenschudding en/of een hersenkneuzing (intercerebrale contusie) en/of scheurwonden aan haar rechteroor en/of rechterooglid), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met zijn vuisten op haar ribben te slaan en/of
- op haar oog te slaan en/of te stompen en/of
- in haar oor te bijten en/of
- met kracht met een klomp op haar hoofd te slaan;
3.
hij in de periode van 1 december 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een stok en/of een schoen heeft geslagen en/of met zijn handen heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
hij in de periode van 1 augustus 2007 tot 18 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan [adres]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Oldebroek, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gaspistool (CO2 pistool merk Crosman), voorhanden heeft gehad;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 2 primair:
zware mishandeling;
t.a.v. feit 3:
mishandeling;
t.a.v. feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte zijn twee persoonlijkheidsrapporten opgemaakt. Uit het rapport van psychiater Van Beek van 4 augustus 2008 volgt dat ten aanzien van verdachte geen sprake is van een psychiatrische stoornis in engere zin. Wel is sprake van een amfetamineafhankelijkheid en alcoholmisbruik. De persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door een beperkte gewetensfunctie, egocentrisch ingesteld zijn, prikkelbaarheid, geen verantwoordelijkheid nemen voor belangrijke dingen in het leven, instabiele relaties en gebrek aan empathie. Verdachte is hierdoor beperkt in zijn sociaal, beroepsmatig en psychisch functioneren. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven. Verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Het drugsgebruik speelt geen rol voor de beoordeling van de mate van de toerekeningsvatbaarheid. Verdachte wordt voor het onder 4 en 5 ten laste gelegde toerekeningsvatbaar geacht.
Door psycholoog Kobussen is in zijn rapport van 6 augustus 2008 onderschreven dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven, met voornamelijk passief-agressieve kenmerken. Er zijn ook antisociale- en borderline persoonlijkheidskenmerken zichtbaar gezien zijn onverantwoordelijkheid, prikkelbaarheid en grensoverschrijdendheid, de angst in de steek te worden gelaten en de instabiele relaties van verdachte. Er worden geen aanwijzingen gevonden voor psychopathologie. Wel is sprake van verslavingsproblematiek. Als gevolg van zijn persoonlijkheidsproblematiek was bij verdachte ten tijde van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde sprake van een beperkte keuzevrijheid en was betrokkene dan ook verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich vinden in de conclusies van de beide deskundigen, te weten dat verdachte ten tijde van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, en neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, het onder 1, 2 primair en 3 tot en met 5 bewezenverklarend, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en verplicht reclasseringscontact.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zo snel mogelijk in behandeling wil om aan zijn problemen te werken. Tevens is verdachte erbij gebaat dat hij zo snel mogelijk vrij komt waarna verdachte aan het werk kan om geld te verdienen om zijn schulden te betalen. De raadsman verzoekt de rechtbank dan ook een zo groot mogelijke voorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte aangeefster, met wie hij een relatie had, gedurende een langere periode meermalen heeft mishandeld, met in elk geval op 17 februari 2008 zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster regelmatig heeft mishandeld en dat hij haar met alles heeft geslagen dat binnen zijn handbereik was. Door zijn handelwijze heeft verdachte fors lichamelijk en psychisch letsel aan het slachtoffer toegebracht. De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij nog steeds onder behandeling staat van een arts in verband met haar lichamelijk letsel. Thans is nog onvoldoende duidelijk of sprake zal zijn van blijvend lichamelijk letsel. Tevens heeft het slachtoffer verklaard dat zij in verband met haar psychische problemen is doorverwezen naar het RIAGG om tot verwerking te komen. Ze ervaart slaapproblemen, nachtmerries en herbelevingen van de doodsangsten die zij heeft uitgestaan. De rechtbank is van oordeel dat in de door verdachte gestelde problemen in de relatie met [slachtoffer] en de psychische problematiek van deze [slachtoffer], wat daar ook van zij, geen rechtvaardiging gevonden kan worden voor het door verdachte toegepaste geweld. Verdachte is op een verschrikkelijke wijze tekeer gegaan tegen zijn partner, met 17 februari 2008 als dieptepunt. De ernst van verdachtes handelen blijkt niet alleen uit de medische informatie, welke spreekt van onder meer 60 blauwe plekken, een gehavend aangezicht en hersenletsel. Ook de beschrijving door verbalisanten die ter plaatse komen geeft de ernst van de situatie weer. Verdachte heeft slechts beperkt blijk gegeven van zijn spijt.
Voorts heeft de verdachte door het kweken van hennep in zijn woning bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit en de daaraan gerelateerde criminaliteit. Feit van algemene bekendheid is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als sociale overlast en gezondheidsschade voor de gebruikers.
Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de over verdachte opgestelde persoonlijkheidsrapporten. Uit het rapport van psychiater Van Beek van 4 augustus 2008 volgt dat de agressieve uitbarstingen van verdachte voor een deel voortkomen uit de persoonlijkheidsstoornis en voor een deel uit het speedgebruik. Als gevolg van deze persoonlijkheidsstoornis beschikte verdachte ten tijde van het ten laste gelegde voor een deel over zijn vrije wil. Verdachte wordt dan ook in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De kans op recidive wordt ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, gezien de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene, zonder klinische behandeling groot geacht. Niet alleen een behandeling van zijn persoonlijkheidsstoornis wordt nodig geacht, maar ook een behandeling van zijn amfetamineafhankelijkheid.
Door psycholoog Kobussen is in zijn rapport van 6 augustus 2008 daarenboven beschreven dat verdachte geneigd is zichzelf te overschatten en het idee heeft controle over alles te hebben. Verdachte denkt zelf te kunnen voorkomen dat hij recidiveert of in de toekomst weer drugs te gaan gebruiken. Nu de verslaving- en persoonlijkheidsproblematiek redenen van zorg zijn en het recidiverisico vergroten, verdient een klinische behandeling aanbeveling.
Uit het adviesrapport d.d. 30 juli 2008 van Tactus verslavingszorg (rapporteur Hendriks) blijkt dat verdachte zich wil bewijzen van de schuld van beide kanten in het kader van het huiselijk geweld. Verdachte is externaliserend over zijn aandeel in het delict en geeft aan dat zijn vriendin, naar zeggen, zelf vroeg om de mishandeling. Verdachte vertelt veel over het aandeel van zijn vriendin in de gesprekken met de rapporteur. Verdachte geeft de indruk dat hij zich realiseert wat hij heeft gedaan, echter wekt verdachte niet de indruk inzicht te hebben in zijn gedrag en denkpatronen die de oorzaak zijn van zijn delictgedrag. Het patroon van middelengebruik is zorgelijk te noemen, er komt niet duidelijk naar voren wat de aanleiding van het gebruik is voor verdachte en waarom dit gebruik in stand blijft. De reclassering adviseert een klinische opname bij een FVK kliniek.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Daarnaast zal een voorwaardelijk deel worden opgelegd teneinde verdachte er in de toekomst van te weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen en tevens om verdachte een kader te bieden waarin hij begeleid en behandeld zal worden.
Gelet op verdachtes afwerende houding ten opzichte van de opname in een forensische verslavingskliniek, ziet de rechtbank af van de door de deskundigen en Tactus geadviseerde behandeling in een klinische setting. Aangezien verdachte het belang van behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek en amfetamineafhankelijkheid wel inziet, zal de rechtbank aan het reclasseringstoezicht de mogelijkheid van een ambulante behandeling verbinden. Voorts wordt als bijzondere voorwaarde een contactverbod, zoals hierna omschreven, opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.918,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding, is naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering voor wat betreft de materiële schade is voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden en acht zij vergoeding van de tot op heden geleden schade tot een bedrag van € 2.000,- billijk. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Het slachtoffer kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die bij het onderzoek naar het door verdachte onder 2 en 3 begane misdrijf werden aangetroffen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het bewezen verklaarde zijn verkregen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de rechthebbenden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 24c, 27, 36f, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 91, 300 en 302 van het Wetboek van Strafvordering, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 2, 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
- bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering,
ook als dat inhoudt het zich ambulant laten behandelen terzake van zijn persoonlijkheidsproblematiek en amfetamineafhankelijkheid;
dat veroordeelde generlei contact zal opnemen of onderhouden met zijn (ex-) partner [slachtoffer], hetgeen geldt zolang de reclassering dat nodig acht.
- geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
- veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van € 2.150,-, vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 768,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2008.
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
- legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 2.918,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 44 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
- gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerpen, aan verdachte te weten:
- 1 agenda van het jaar 2007, kleur blauw;
- 1 agenda van het jaar 2008 met het opschrift Rabobank Noordwest-Veluwe, kleur zwart;
- 1 salontafel;
- 1 stuk beddengoed;
- 1 shirt.
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerpen te weten:
- 1 vierkante gele pil;
- 55 vijfkantige roze pillen;
- 1 houten slagwapen;
- 1 luchtdrukpistool, merk Crosman, kleur zwart, 5.5 mm;
- 1 broodmes.
- verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen te weten:
- € 2.000,-.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Kleinrensink en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2008.
Voetnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0617/08-201947, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Noord-West Veluwe, gesloten en getekend op 28 maart 2008.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 86 en 90.
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 94.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 95.
5 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 47 en 48.
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 55.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 47
8 Medische informatie van El. Massoudi, arts, van 18 februari 2008, doorgenummerde dossierpag. 58.
9 Letstelbeschrijving ggd-arts Dekker van 21 februari 2008, doorgenummerde dossierpag. 62.
10 Proces-verbaal van bevindingen, [verbalisant A], doorgenummerde dossierpag. 36.
11 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant C], doorgenummerde dossierpag. 38 en 39.
12 Proces-verbaal van verhoor getuige, [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 75.
13 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 94.
14 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 48.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 123 en 124.
16 Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant C], doorgenummerde dossierpag. 103 en 104.
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 119.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 134.
19 Proces-verbaal van verhoor [getuige], doorgenummerde dossierpag. 132.
20 Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant D], doorgenummerde dossierpag. 127.