RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460227-08
Uitspraak d.d.: 2 september 2008
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1972],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2008 te Winterswijk door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal zijn penis en/of zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en/of zijn penis in de mond en/of in/tegen de anus van die
[slachtoffer] gebracht en/of zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- een touw om de arm en/of de pols van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of die [slachtoffer] op/tegen de grond heeft geduwd en/of gegooid en/of die [slachtoffer] bij haar haren heeft vastgepakt en/of op die [slachtoffer] is gaan liggen/zitten en/of
- (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de keel en/of hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "je moet je kop houden anders maak ik je kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (nogmaals) heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of vastgemaakt (met een touw) en/of aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "hou je mond anders prop ik iets in je mond" en/of "ik maak de kinderen van kant als je niet aan mijn wensen voldoet", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] in haar gezicht en/of tegen haar rug heeft geslagen en/of gestompt en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en/of in stand gehouden en/of (vervolgens) gebruik heeft gemaakt van de door eerder gewelddadig/bedreigend handelen van hem verdachte, ontstane angst bij die [slachtoffer] voor voortzettende geweldshandelingen;
art 242 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
A. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van aangeefster.
B. Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat het ten laste gelegde bewezen kan worden, met uitzondering van het gedachtestreepje dat verdachte [slachtoffer] een mes op de keel en/of hals heeft gezet en het gedachtestreepje dat verdachte de woorden heeft gezegd "ik maak de kinderen van kant als je niet aan mijn wensen voldoet", althans woorden van gelijke strekking en aard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte is getrouwd is met aangeefster [slachtoffer]. Op 5 mei 2008 is bij de politie de melding binnengekomen dat voornoemde [slachtoffer] verkracht zou zijn door haar man. Daarbij zou hij haar hebben bedreigd met een mes en haar polsen/armen hebben vastgebonden met touw. Inmiddels is de relatie verbroken, maar zijn ze nog niet gescheiden.
D. Bespreking standpunt ten aanzien van de bedreiging met een mes.
De officier van justitie heeft gesteld dat aangeefster meteen na het incident op het politiebureau heeft verklaard dat zij met een mes bedreigd is, wat zij later ook nog meermalen heeft verklaard. De vader van verdachte is gehoord en hij heeft verklaard dat [slachtoffer] al meteen na de verkrachting tegen hem heeft gezegd dat zij door verdachte met een mes bedreigd is. Voorts is het mes aangetroffen op de plaats delict. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij een mes heeft gebruikt, maar hij ontkent het gebruik van een mes ook niet.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij [slachtoffer] bedreigd heeft met een mes. De raadsman heeft gesteld dat hij deze verklaring geloofwaardig acht, aangezien verdachte consistent heeft verklaard over hetgeen is gebeurd. De raadsman heeft verzocht verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd. Het mes is op de plaats delict aangetroffen, zoals dit ook door aangeefster is omschreven in haar verklaring. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan haar verklaring, aangezien aangeefster consistent heeft verklaard.
E. Bespreking standpunt ten aanzien van de bedreiging dat verdachte de kinderen iets zou aandoen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat [slachtoffer] bang was dat verdachte de kinderen iets zou aan doen en dat zij daarom haar verzet heeft gestaakt. De omstandigheid dat verdachte heeft gedreigd de kinderen iets aan te doen, komt terug in iedere verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd. De vader van verdachte heeft verklaard dat, toen hij ter plaatse kwam, [slachtoffer] tegen hem heeft gezegd dat verdachte had gedreigd de kinderen iets aan te doen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] consistent en geloofwaardig is.
De raadsman heeft gesteld dat verdachte niet ontkent dat hij over de kinderen heeft gesproken. Hij heeft, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, gezegd: "Denk aan de kinderen." Verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer] aan de kinderen moest denken, maar hij heeft dit niet bedreigend bedoeld. De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij te spreken, nu bij verdachte het opzet ontbreekt.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan welke woorden verdachte heeft gebezigd ten aanzien van de kinderen. Enerzijds acht de rechtbank het zeer begrijpelijk dat [slachtoffer], toen verdachte de kinderen ter sprake bracht, zulks als bedreigend heeft ervaren, gezien de zeer bedreigende omstandigheden waarin zij verkeerde. Anderzijds acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat verdachte niet heeft beoogd de kinderen te bedreigen en zal hem van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
F. Beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank acht voor het bewijs voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de verklaring van de aangeefster.(voetnoot 2)
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 5 mei 2008 te Winterswijk door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte meermalen zijn penis en zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en zijn penis in de mond en tegen de anus van die [slachtoffer] gebracht en zijn tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte een touw om de arm en de pols van die [slachtoffer] heeft gedaan en tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd en die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en op die [slachtoffer] is gaan zitten en vervolgens een mes op de keel of hals van die [slachtoffer] heeft gezet en aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "je moet je kop houden anders maak ik je kapot", althans woorden van gelijke aard en strekking en vervolgens die [slachtoffer] nogmaals heeft vastgegrepen en vastgehouden en vastgemaakt met een touw en aan die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd "hou je mond anders prop ik iets in je mond", althans woorden van gelijke aard en strekking en die [slachtoffer] in haar gezicht heeft geslagen en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan en in stand gehouden en vervolgens gebruik heeft gemaakt van de door eerder gewelddadig/bedreigend handelen van hem verdachte, ontstane angst bij die [slachtoffer] voor voortzettende geweldshandelingen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: verkrachting
Strafbaarheid van de verdachte
Er is over verdachte een psychologisch rapport opgesteld (d.d. 6 augustus 2008) door psycholoog J.H.A.M. Kobussen. In het rapport wordt het volgende als conclusie vermeld:
"Bij verdachte is sprake van een ernstige en verhulde narcistische persoonlijkheidsstoornis, tot uiting komende in een opgeblazen gevoel van eigenwaarde, gepreoccupeerdheid met succes en aanzien en een sterke behoefte aan bewondering. Ook verdachtes empathisch vermogen is beperkt. Daarnaast is sprake van een aanpassingsstoornis met een depressieve stemming. Door de aanwezigheid van verdachtes persoonlijkheidsproblematiek en zijn gevoelens van hopeloosheid werd verdachte beperkt in zijn keuzevrijheid. Om deze reden wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het ten laste gelegde feit."
Verdachte heeft een oriënterend psychiatrisch onderzoek gehad, waarvan de resultaten zijn vermeld in de consultbrief (d.d. 9 juni 2008) van psychiater J.H. Verhoef. In het rapport wordt het volgende vermeld:
"Een psychiatrische stoornis in engere zin is niet aantoonbaar, wel lijkt er naast de relatieproblematiek tevens sprake van een persoonlijkheid met ook enige narcistische-controlerende trekken."
Met de conclusies van beide onderzoeken kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van vier jaar met aftrek van voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een ambulante behandeling in een door de reclassering aan te wijzen instelling. Voorts heeft zij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer], waarbij de reclassering een contactpersoon kan aanwijzen in verband met afspraken omtrent de echtscheiding en boedelscheiding gevorderd. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden vordert zij een proeftijd van twee jaar.
2. Door de raadsman is bepleit dat de gevorderde straf, mede bezien in het licht van de resultaten van het psychologisch onderzoek en het strafblad van verdachte, te hoog is. Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn een behandeling te volgen, waarvan hij beseft dat dit een langdurige behandeling betreft die veel energie van hem zal vergen. De raadsman heeft verzocht een langer voorwaardelijk deel op te leggen, dan gevorderd is door de officier van justitie.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
5. Verdachte heeft zijn vrouw in de keuken, de hal en de slaapkamer van hun eigen woning gedurende enkele uren verkracht, terwijl de kinderen in die woning sliepen. Verdachte heeft eerder die dag vier stukken touw uit de schuur gepakt, zodat hij zijn vrouw kon vastbinden, omdat hij vermoedde dat zij niet vrijwillig seks met hem wilde. De kracht en bruutheid van zijn handelen blijkt uit het toegebrachte letsel, zowel fysiek (o.a. aan pols, rug en knieën) als psychisch. Tevens heeft verdachte [slachtoffer] met een mes bedreigd, hetgeen voor [slachtoffer] beangstigd is geweest.
6. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hetgeen, naar algemeen bekend is en zoals naar voren komt uit de schriftelijke slachtofferverklaring voor laatstgenoemde ook nadelige psychische gevolgen van mogelijk langere duur met zich kan brengen.
7. Uit het strafblad (voetnoot 3) van verdachte blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is.
8. Door de reclassering (voetnoot 4) is - afhankelijk van de door de rechtbank op te leggen straf - een verplicht reclasseringscontact geadviseerd, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan een intensieve forensische ambulant klinische behandeling voor zolang de reclassering dit nodig acht en dat verdachte alleen contact met zijn (ex)vrouw mag onderhouden in overleg met de reclassering.
Uit het rapport blijkt dat de reclassering de kans op herhaling van een seksueel delict als gemiddeld schat. De reclassering vermeldt in het rapport op dit punt dat de kans op een delict vooral aanwezig is bij een samenloop van omstandigheden, waarbij verdachte het gevoel zou krijgen als een 'verliezer' afgeschilderd te worden.
In het eerder genoemde psychologisch rapport is als advies gegeven, dat een deel van de straf voorwaardelijk opgelegd dient te worden, waarbij de bijzondere voorwaarde wordt geformuleerd dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte zich onder behandeling stelt.
9. Ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven inzicht te hebben in zijn problematiek en bereid te zijn een (langdurige) behandeling te volgen.
10. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, om de redenen zoals deze hierboven zijn aangehaald.
11. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, in die zin dat zij een korter onvoorwaardelijk en een langer voorwaardelijk deel zal opleggen. De rechtbank acht het van belang dat verdachte een behandeling zoals voorgesteld in het plan van aanpak ondergaat. Enerzijds dient het langere voorwaardelijke strafdeel ertoe verdachte te motiveren om deze kans te benutten en daadwerkelijk zijn problemen aan te pakken, anderzijds dient verdachte zich ervan bewust te zijn dat het niet nakomen van de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden een tenuitvoerlegging van een -groter dan gevorderd- aantal jaren tot gevolg kan hebben.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaar.
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 2 (twee) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde gedurende de proeftijd
- zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt een behandeling bij een door de reclassering aan te wijzen instelling;
- zonder voorafgaand overleg met en zonder voorafgaande toestemming van de reclassering op geen enkele wijze contact zal opnemen/onderhouden met [slachtoffer], waarbij de reclassering een contactpersoon kan aanwijzen in verband met afspraken met betrekking tot de echtscheiding en boedelscheiding.
geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 september 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. 08-504620, gedateerd 18 juni 2008.
2 Aangifte [slachtoffer] (doorgenummerde dossierpagina 30-40).
3 Uittreksel justitiële documentatie d.d. 15 mei 2008.
4 Voorlichtingsrapport Reclassering Nederland d.d. 19 augustus 2008.