ECLI:NL:RBZUT:2008:BF0880
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Kleinrensink
- J. van der Hooft
- M. van de Wetering
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met drugshandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 september 2008 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1987 en thans verblijvende in een huis van bewaring, was in de periode van 1 september 2007 tot en met 18 februari 2008 actief in de handel in harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode cocaïne heeft verhandeld, waarbij hij in oktober 2007 wekelijks 20 gram en in november en december 2007 wekelijks 60 gram cocaïne verkocht. De rechtbank heeft de totale periode van drugshandel vastgesteld op 12 weken.
De rechtbank heeft de inkomsten en kosten van de verdachte berekend op basis van zijn verklaringen. De verdachte kocht cocaïne in voor € 30,00 per gram en verkocht deze voor € 40,00 per gram. De totale inkomsten uit de drugshandel werden berekend op € 22.400,00, terwijl de totale kosten op € 16.800,00 kwamen. Dit leidde tot een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 5.600,00.
De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie, die strekte tot ontneming van een bedrag van € 8.000,00, beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte daadwerkelijk een wederrechtelijk voordeel van € 5.600,00 had verkregen. De rechtbank heeft vervolgens de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag aan de Staat te betalen. Indien de verdachte niet aan deze verplichting voldoet, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang verlenen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.