ECLI:NL:RBZUT:2008:BF7631

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/820304-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Krijger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging van minderjarige verdachte na geweldsincident

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zutphen op 2 oktober 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen een slachtoffer op 17 februari 2008 in Zutphen. De kinderrechter heeft het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in haar vervolging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onnavolgbaar vervolgingsbeleid, aangezien de minderjarige verdachte als enige uit een groep van meerderjarige betrokkenen werd vervolgd, terwijl een minderjarige vriend die hetzelfde had gedaan niet werd vervolgd.

De kinderrechter oordeelde dat het Openbaar Ministerie bij de belangenafweging niet in redelijkheid had kunnen besluiten om uitsluitend de verdachte te vervolgen. De kinderrechter wees op het opportuniteitsbeginsel, dat de officier van justitie de bevoegdheid geeft om af te zien van vervolging op gronden van algemeen belang. De kinderrechter concludeerde dat de omstandigheden in deze zaak, waaronder het feit dat de minderjarige verdachte door meerderjarige mannen zonder aanleiding was mishandeld, niet rechtvaardigden dat alleen de verdachte werd vervolgd.

De kinderrechter benadrukte dat er geen bewijs was dat de rol van de verdachte in de vechtpartij ernstiger was dan die van de andere betrokkenen. Gezien het gebrek aan een duidelijke verklaring van het Openbaar Ministerie over de keuze om alleen de verdachte te vervolgen, werd het OM niet-ontvankelijk verklaard. Dit vonnis is gewezen na een onderzoek achter gesloten deuren en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Kinderrechter
Parketnummer: 06/820304-08
Uitspraak d.d.: 2 oktober 2008
Tegenspraak/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [plaats, 1992],
wonende te [adres].
Advocaat: Mr. Hogeman (Zutphen)
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 2 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Zutphen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Beukerstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen tegen (een) be(e)n(en) van die [slachtoffer], en/of
(nadat die [slachtoffer] op de grond is gevallen)
- het meermalen, althans eenmaal schoppen en/of trappen en/of stompen en/of slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal tegen (een) be(e)n(en) heeft geschopt en/of getrapt en/of (nadat die [slachtoffer] op de grond is gevallen) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel (wondje/zwelling bij een wenkbrauw) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
De advocaat van verdachte heeft preliminair aangevoerd dat er sprake is van “onnavolgbaar vervolgingsbeleid”, nu zijn minderjarige cliënt als enige uit een groep van vooral meerderjarige betrokkenen bij de vechtpartij wordt vervolgd. Een minderjarige vriend van verdachte die hetzelfde heeft gedaan wordt ook niet vervolgd.
De kinderrechter oordeelt hierover als volgt:
Het in artikel 167, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in dat de officier van justitie bevoegd is, op gronden aan het algemeen belang ontleend, af te zien van vervolging.
Beslist de officier van justitie dat hij tot vervolging overgaat, dan staat die beslissing in beginsel niet ter beoordeling van de rechter.
Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van een behoorlijke procesorde kan sprake zijn van een verval van het recht tot strafvordering en van een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
In deze zaak zijn de volgende gebleken omstandigheden van belang:
- de minderjarige verdachte is door twee meerderjarige mannen zonder aanleiding in elkaar geslagen
- de verdachte is naar huis gegaan en is later met zijn moeder en een minderjarige vriend teruggegaan naar de plaats waar de mishandeling had plaatsgevonden
- de moeder van verdachte heeft de mannen op hun gedrag aangesproken
- vervolgens hebben zich omstanders met de zaak bemoeid en is er is er een massale vechtpartij ontstaan, waar verdachte en zijn minderjarige vriend en de betreffende mannen aan hebben meegedaan
- van alle betrokkenen wordt alleen verdachte vervolgd
- niet is gebleken dat verdachte een andere rol heeft gehad in de vechtpartij dan alle andere betrokkenen of dat zijn aandeel in het gehanteerde geweld ernstiger is geweest dan ander gepasseerd geweld
Nu alleen verdachte wordt vervolgd en het openbaar ministerie op de zitting geen duidelijke
verklaring kan geven waarom dit zo is, is de kinderrechter van oordeel dat het openbaar
ministerie bij de belangenafweging in deze zaak niet in redelijkheid heeft kunnen beslissen
uitsluitend de verdachte te vervolgen. Het openbaar ministerie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in haar vervolging.
Aldus gewezen door mr. Krijger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Damink, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 oktober 2008.