ECLI:NL:RBZUT:2008:BG0941

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925493-07 en 06/925697-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een chemiebedrijf wegens overtreding van vergunningsvoorschriften met gevaarlijke stoffen

Op 20 oktober 2008 heeft de economische politierechter te Zutphen een Apeldoorns chemiebedrijf veroordeeld tot een geldboete van € 2.500,-- voor het opzettelijk overtreden van vergunningsvoorschriften. Het bedrijf had herhaaldelijk de voorschriften van de aan hen verleende vergunning krachtens de Wet milieubeheer geschonden, wat resulteerde in blootstelling van toevallige passanten aan gevaarlijke stoffen, waaronder zoutzuur(gas). De rechter benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het werken met schadelijke stoffen en de ernstige gevolgen van het overtreden van vergunningsvoorschriften.

De zaak kwam aan het licht na meldingen van getuigen die gaswolken waarnamen die afkomstig waren van het terrein van het chemiebedrijf. Tijdens inspecties door verbalisanten werden verschillende overtredingen vastgesteld, waaronder het niet aansluiten van ontluchtingsleidingen op een gaswasser en het niet voldoen aan de eisen voor de opslag van gevaarlijke stoffen. De economische politierechter oordeelde dat het bedrijf opzettelijk deze voorschriften had overtreden, wat leidde tot de veroordeling en de oplegging van de geldboete.

Daarnaast werden er voorwaardelijke veroordelingen ten uitvoer gelegd, die samen een geldboete van € 10.000,-- behelzen. De rechter nam in zijn overwegingen mee dat het bedrijf al eerder was veroordeeld voor soortgelijke overtredingen, wat de ernst van de situatie onderstreepte. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om zich strikt aan vergunningsvoorschriften te houden, vooral wanneer zij werken met gevaarlijke stoffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummers: 06/925493-07 en 06/925697-07 (gev. ttz.)
Vordering na voorwaardelijke veroordeling: 06/923141-05, 06/925697-07 en 06/923717-06
Uitspraak d.d. 20 oktober 2008
Tegenspraak / nip
VONNIS
in de zaak tegen:
De besloten vennootschap
[verdacht bedrijf]. B.V.,
gevestigd te [Apeldoorn].
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 februari 2008, 28 mei 2008 en 6 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
06/925493-07
verdachte op of omstreeks 1 maart 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl aan
verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij
besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26
oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was
verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal
bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking
hebben van een inrichting voor het opslaan en/of overslaan van zeer licht
ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde
een inrichting genoemd in (onder meer) categorie 4.1a en/of categorie 5.1 van
Bijlage I van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting genoemd in
Bijlage I van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen
in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning,
immers,
- was(waren) in strijd met voorschrift 4.5.1 van genoemde vergunning (tijdens
het vullen van IBC's met zoutzuur) - zakelijk weergegeven - de
ontluchtingsleiding(en) voor de opslag van zoutzuur niet aangesloten op een
gaswasser en/of
- werden in strijd met voorschrift 9.5.1 van genoemde vergunning in een
buitenopslag nabij de erfscheiding zes, althans een of meer,
(1000 liter) IBC's, inhoudende gevaarlijke stoffen (met op die IBC's de
aanduiding corrossief) bewaard, terwijl de buitenopslag op ongeveer 20
centimeter, in ieder geval minder dan 5 meter van de erfscheiding was gelegen;
art 18.18 Wet milieubeheer
06/925697-07
1.
verdachte op of omstreeks 27 augustus 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl
aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij
besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26
oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was
verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal
bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking
hebben van een inrichting voor het opslaan en/of overslaan van zeer licht
ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde
een inrichting genoemd in (onder meer) categorie 4.1a en/of categorie 5.1 van
Bijlage I van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting genoemd in
Bijlage I van voornoemd besluit, zich al dan niet opzettelijk, heeft gedragen
in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning,
immers,
- was in strijd met voorschrift 1.35 van genoemde vergunning de/een riolering
voor de afvoer van afvalwater of verontreinigd hemelwater niet vloeistofdicht
en/of bestand tegen de daardoor afgevoerde (vloei)stoffen; een gedeelte van
de riolering was niet (meer) aanwezig en/of
- werd(en) in strijd met voorschrift 9.5.1 van genoemde vergunning in een
buitenopslag 5140 liter of kilo, althans meer dan 1000 liter of kilo
gevaarlijke stoffen bewaard, terwijl die buitenopslag minder dan 5 meter van
de erfscheiding was gelegen en/of
- werd in strijd met voorschrift 9.2.7 van genoemde vergunning - zakelijk
weergegeven - een pallet met gevaarlijke stoffen, 28 vaten inhoudende
zoutzuur, niet opgeslagen op de vloeistofdichte vloer;
art 18.18 Wet milieubeheer
2.
verdachte op of omstreeks 15 november 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl
aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij
besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26
oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was
verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal
bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking
hebben van een inrichting voor het opslaan en/of overslaan van zeer licht
ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde
een inrichting genoemd in (onder meer) categorie 4.1a en/of categorie 5.1 van
Bijlage I van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting genoemd in
Bijlage I van voornoemd besluit, zich al dan niet opzettelijk, heeft gedragen
in strijd met een of meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning,
immers,
- werd(en) in strijd met voorschrift 9.5.1 van genoemde vergunning in een
buitenopslag 9860 liter of kilo, althans meer dan 1000 liter of kilo
gevaarlijke stoffen bewaard, terwijl die buitenopslag minder dan 5 meter van
de erfscheiding was gelegen en/of
- was in strijd met voorschrift 4.3.1. van genoemde vergunning een tank
geplaatst in een bak die niet vloeistofdicht was; in bedoelde bak bevond zich
een gat;
(parketnummer 925714/07)
art 18.18 Wet milieubeheer
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering
A. Vaststaande feiten
Aan, [verdacht bedrijf]. B.V. (verder: [verdacht bedrijf]), gevestigd op het perceel [adres] te Apeldoorn, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn [kadastrale gegevens], is bij besluit van 9 juli 1997 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend. De vergunning is verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en/of overslaan van verschillende chemicaliën, waaronder zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen. Op 17 februari 1999 en 26 oktober 2001 zijn de vergunningsvoorschriften aangepast en geactualiseerd.(eindnoot 1)
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op basis van het onderhavige strafdossier.
C. Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is ten aanzien van het onder 06/925493-07, tweede gedachtestreepje, 06/925697-07, feit 1, tweede gedachtestreepje en feit 2, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde aangevoerd dat er geen sprake is van opslag, zoals ten laste is gelegd, maar van overslag. Nu de goederen niet langer dan een periode van ten hoogste 48 uren opgeslagen waren op de ten laste gelegde locatie is er, op grond van richtlijn PGS 15, sprake van overslag. Nu er sprake is van overslag zijn de regels met betrekking tot opslag niet van toepassing.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Partiële vrijspraak
De economische politierechter overweegt ten aanzien van 06/925493-07, tweede gedachtestreepje, 06/925697-07, feit 1, tweede gedachtestreepje en feit 2, eerste gedachtestreepje als volgt.
In de bijlage behorende bij het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, wordt een onderscheid gemaakt tussen opslag en overslag. De betreffende tekst van de bijlage, voorschrift 2.2.8, luidt als volgt:
“Indien gevaarlijke stoffen en brandbare vloeistoffen in emballage korter dan 48 uur binnen de inrichting verblijven, worden deze overgeslagen in een speciaal daarvoor ingericht overslag- of laad- en losgedeelte.”
Voorschrift 3.1.6 van de richtlijn PGS-15 (welke de richtlijn van CPR 15-2 vervangt) is ontleend aan het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer en luidt:
“Indien gevaarlijke stoffen in emballage korter dan 48 uur binnen de inrichting verblijven, mogen deze in afwijking van voorschrift 3.1.1 en in afwijking van voorschrift 3.1.3 worden overgeslagen in een speciaal daarvoor ingericht overslag- of laad- en losgedeelte. Het overslag- of laad en losgedeelte moet op een duidelijke wijze zijn gemarkeerd, en ten minste 2 m verwijderd van andere goederenopslag. Nabij het overslag- of laad- en losgedeelte moet voldoende absorptiemiddel aanwezig zijn. In het overslag- of laad- en losgedeelte mag ten hoogste 10 000 kg gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Gevaarlijke stoffen van verpakkingsgroep I en gevaarlijke stoffen van de klasse 1, 6.2 (behoudens categorie I3 en I4) en 7, alsmede een hoeveelheid van meer dan 2.000 kg brandbare vloeistoffen (waarvan de verpakkingen voorzien zijn van etiket model nr. 3) mogen niet in dit overslag- of laad- en losgedeelte aanwezig zijn”.
Uit zowel het Besluit opslag- en transportbedrijven milieubeheer, als uit richtlijn PGS 15 blijkt dat overslag en opslag van elkaar onderscheiden dienen te worden. In de aan verdachte verleende vergunning zijn enkel voorschriften gesteld omtrent de opslag van goederen. Overslag is in de vergunning ongeregeld gebleven. Dat betekent dat de economische politierechter voor de interpretatie van de term ‘overslag’ te rade zal moeten gaan bij het wettelijk kader van de vergunning.
Wanneer de termen ‘opslag’ en ‘overslag’ in onderlinge samenhang worden gelezen dan is opslag het langer dan 48 uren verblijven van goederen op plaatsen op het terrein die daarvoor zijn ingericht. Bij overslag blijven de goederen minder dan 48 uren op het terrein op een plaats die speciaal voor overslag is ingericht, zoals te zien is in het hiervoor geciteerde voorschrift 3.1.6.
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat de ten laste gelegde opgeslagen goederen langer dan 48 uren stonden opgeslagen op de voor overslag bestemde plaats op het terrein van verdachte. Nu door de bewijsmiddelen niet is uitgesloten, dat er geen sprake is van overslag, zoals gesteld namens verdachte.
Nu uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid of de aanwezige goederen in opslag danwel in overslag waren, aangezien ten aanzien van hun verblijfstijd informatie ontbreekt , zal de economische politierechter verdachte vrijspreken van het onder 06/925493-07, tweede gedachtestreepje, 06/925697-07, feit 1, tweede gedachtestreepje en feit 2, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde. De inrichtingseisen kunnen daarom onbesproken blijven. Zou echter gebleken zijn dat de goederen korter dan 48 uren op het terrein verbleven hadden en er dus in beginsel sprake was van overslag, dan zou de economische politierechter vervolgens getoetst hebben of aan de andere voorschriften voldaan was en zo dit niet het geval was geconcludeerd hebben dat toch niet van overslag, maar van opslag sprake was.
Wettig en overtuigend bewezen
De economische politierechter acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
06/925493-07 (eindnoot 2)
Op 1 maart 2007 kwam er bij verbalisanten [verbalisanten] een melding van getuige [getuige 1] binnen, inhoudende dat er vanaf het terrein van [verdacht bedrijf] wolken met vervuilde, prikkelende lucht langs dreven.(eindnoot 3) Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij langs de achterzijde van [verdacht bedrijf] liep en zag dat er gaswolken overkwamen. Getuige [getuige 1] kreeg op dat moment prikkelende ogen, prikkels in de keel en een rare smaak in zijn mond. De diverse gaswolken kwamen met tussenpozen van ongeveer 5 minuten na elkaar. Ongeveer een half uur lang, tussen 08:00 uur en 08:30 uur kwamen er telkens gaswolken over.(eindnoot 4)
De terreinchef van [verdacht bedrijf], betrokkene [betrokkene 1], verklaart dat hij opdracht heeft gegeven tot het lossen van het zoutzuur op IBC’s. In totaal is er ongeveer 21.000 liter gelost.(eindnoot 5) Betrokkene [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij tussen 08:00 uur en 08:30 uur zoutzuur loste in IBC’s. Bij het lossen kan het op het einde voorkomen dat een gaswolk ontstaat.(eindnoot 6)
De vertegenwoordigster van verdachte, mevrouw [vertegenwoordigster verdacht bedrijf] is over het lossen zonder gaswasser gehoord. Zij geeft aan dat in de milieuvergunning is vermeld dat er bij het lossen van onder meer zoutzuur gebruik gemaakt moet worden van een gaswasser. In dit geval is het lossen niet gebeurd met behulp van een gaswasser. De vertegenwoordigster van verdachte heeft ook verklaard dat er, vanwege het vochtige weer, bij het losmaken van een IBC een gaswolk kan ontstaan.(eindnoot 7)
Voorschrift 4.5.1 van de vergunning d.d. 26 oktober 2001 luidt als volgt:
“Om te voorkomen dat tijdens het vullen gevaarlijke dampen zich in de omgeving verspreiden, moeten de ontluchtingsleidingen van de tanks voor de opslag van ammonia, azijnzuur, formaline en zoutzuur moeten zijn aangesloten op een gaswasser. De gaswasser moet de dampen en de eventueel overgelopen vloeistof op doelmatige wijze uit de ontwijkende lucht verwijderen, voordat deze geloosd worden.”(eindnoot 8)
Opzet
De economische politierechter is van oordeel dat er sprake is van het opzettelijk overtreden van voorschrift 4.5.1 van de aan verdachte verleende vergunning. De economische politierechter overweegt hierbij dat blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] waren er gedurende een zekere periode meerdere gaswolken waar te nemen. Op grond van de verklaring van (onder meer) de vertegenwoordigster van verdachte kan bij het vullen een dergelijke gaswolk ontstaan bij het losmaken – na afloop van het vullen – van een IBC. Uit het herhaald voorkomen van de gaswolken, leidt de economische politierechter af dat verdachte willens en wetens geen gebruik heeft gemaakt van de aanwezige gaswasser.
06/925697-07 – feit 1 (eindnoot 9)
Op 27 augustus 2007 was verbalisant [verbalisant] voor controle op de locatie [adres] te Apeldoorn bij het bedrijf [verdacht bedrijf]. Tijdens de controle zag verbalisant dat over het gehele terrein een rooster in de vloeistofkerende vloer zitten die dient als opvang van hemelwater en afvalwater voor de riolering van het bedrijfsterrein. Ter hoogte van de terreingrens met een bedrijf van een derde zag verbalisant dat een gedeelte van deze riolering niet meer aanwezig was. Op de plek waar de riolering c.q. het rooster had moeten zitten zag verbalisant zwarte grond vermengd met slib. Daarnaast zag verbalisant ter hoogte van de zoutloods dat een gedeelte van het rooster van de riolering was dichtgeslibd en niet meer zijn functie van afvoer van afvalwater of verontreinigd hemelwater kon uitvoeren. De riolering op het bedrijfsterrein is hierdoor niet meer functioneel ofwel bestand tegen het afvoeren van (vloei)stoffen.(eindnoot 10)
Voorschrift 1.35 van de vergunning d.d. 9 juli 1997 luidt als volgt:
“Een riolering voor de afvoer van afwalwater of verontreinigd hemelwater moet vloeistofdicht zijn en bestand tegen de daardoor afgevoerde (vloei)stoffen.”(eindnoot 11)
Tijdens de controle zag verbalisant in de nabijheid van de opslagtanks en zoutloods, ter hoogte van het fietspad, een pallet staan met daarop 28 vaten inhoudende zoutzuur. De pallet, waarop de vloeistoffen stonden, stond niet op een vloeistofkerende vloer. Verbalisant zag dat de pallet voor een gedeelte op de zwarte grond, ofwel de onbeschermde bodem, stond.(eindnoot 12)
Voorschrift 9.2.7 van de vergunning d.d. 26 oktober 2001 luidt als volgt:
“De opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en afvalstoffen, de laad- en losplaatsen, de overtapplaatsen en de opstelplaatsen voor geladen vrachtwagens moeten zijn gelegen op de vloeistofdichte vloer.”(eindnoot 13)
Vanwege de geconstateerde overtredingen is de vertegenwoordigster van verdachte gehoord. Zij verklaarde dat zij weet dat er een aantal roosters van de riolering los liggen. Hier is niets aangedaan omdat zij van mening is dat het geen gevolgen heeft voor het milieu.(eindnoot 14)
06/925697-07 – feit 2
Op 15 november 2007 was verbalisant [verbalisant] voor controle op de locatie [adres] te Apeldoorn bij het bedrijf [verdacht bedrijf]. Tijdens de controle zag de verbalisant dat een vloeistofdichte bak op het middenterrein, in gebruik als opvangbak voor één van de bovengrondse tanks, ernstig beschadigd was. De verbalisant zag dat er op een hoogte van ongeveer 1 meter vanaf de grond gemeten, een gat in de vloeistofdichte bak zat, waardoor de opnamecapaciteit van deze vloeistofdichte bak niet meer functioneel is. In de bovengrondse tank die boven de beschadigde lekbak hangt zit de stof ‘natriumbisulfiet’.(eindnoot 15)
Voorschrift 4.3.2 van de vergunning d.d. 26 oktober 2001 luidt als volgt:
“De opnamecapaciteit van een vloeistofdichte bank moet ten minste gelijk zijn aan de inhoud van de tank of bij meerdere tanks in een bak de inhoud van de grootste tank vermeerderd met 10% van de gezamenlijke inhoud van de overige tanks. De bak moet voldoende mechanische sterkte bezitten om weerstand te kunnen bieden aan de als gevolg van lekkage optredende vloeistofdruk.”(eindnoot 16)
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de economische politierechter is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
06/925493-07
verdachte op 1 maart 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26 oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan enoverslaan van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde een inrichting genoemd in onder meer categorie 4.1a en categorie 5.1 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan voormelde vergunning, immers,
- waren in strijd met voorschrift 4.5.1 van genoemde vergunning tijdens het vullen van IBC's met zoutzuur - zakelijk weergegeven – de ontluchtingsleidingen voor de opslag van zoutzuur niet aangesloten op een gaswasser;
06/925697-07
1.
verdachte op 27 augustus 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26 oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en overslaan van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde een inrichting genoemd in onder meer categorie 4.1a en categorie 5.1 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich opzettelijk, heeft gedragen in strijd met meer voorschriften verbonden aan voormelde vergunning, immers,
- was in strijd met voorschrift 1.35 van genoemde vergunning de riolering voor de afvoer van afvalwater of verontreinigd hemelwater niet vloeistofdicht en bestand tegen de daardoor afgevoerde (vloei)stoffen; een gedeelte van de riolering was niet meer aanwezig en
- werd in strijd met voorschrift 9.2.7 van genoemde vergunning - zakelijk weergegeven - een pallet met gevaarlijke stoffen, 28 vaten inhoudende zoutzuur, niet opgeslagen op de vloeistofdichte vloer;
2.
verdachte op 15 november 2007, in de gemeente Apeldoorn, terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn bij besluit van 9 juli 1997 (aangepast en geactualiseerd op 17 februari 1999 en 26 oktober 2001) een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente in of op het perceel [adres], kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, [kadastrale gegevens], oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het opslaan en overslaan van zeer licht ontvlambare, licht ontvlambare, ontvlambare of brandbare vloeistoffen, zijnde een inrichting genoemd in onder meer categorie 4.1a en categorie 5.1 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zich opzettelijk, heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan voormelde vergunning, immers,
- was in strijd met voorschrift 4.3.1. van genoemde vergunning een tank geplaatst in een bak die niet vloeistofdicht was; in bedoelde bak bevond zich een gat.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
06/925493-07: overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
06/925697-07 – feit 1: overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
06/925697-07 – feit 2: overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft terzake alle ten laste gelegde feiten gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 25.000,--.
2. Namens de verdachte is ten aanzien van de straf aangevoerd dat de door de officier van justitie gevorderde straf exorbitant hoog is en dat het onduidelijk is waarop de hoogte van de vordering is gebaseerd.
3. De economische politierechter acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De economische politierechter heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte werkt op haar terrein met schadelijke en gevaarlijke stoffen. Vanwege de gevaren verbonden aan het werken met dergelijke stoffen dient verdachte bij haar werkzaamheden uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen.. De overtreden vergunningsvoorschriften dienen met name in dat licht te worden bezien. Het overtreden van dergelijke voorschriften kan dan ook zeer ernstige gevolgen tot gevolg hebben.
De economische politierechter rekent het de verdachte in het bijzonder zwaar aan dat door het (opzettelijke) overtreden van de vergunningsvoorschriften toevallige passanten, op het fietspad gelegen naast het bedrijf van verdachte, zijn blootgesteld geweest aan zoutzuur(gas).
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft tevens de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen opgelegd bij vonnissen van de economische politierechter te Zutphen van 29 mei 2006 (te weten een geldboete van € 500,--), 19 februari 2007 (te weten een geldboete van
€ 7.500,--) en 6 augustus 2007 (te weten een geldboete van € 2.000,--).
Ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen overweegt de economische politierechter als volgt. Verdachte is door de economische politierechter te Zutphen al meerdere keren veroordeeld voor het onder andere – opzettelijk – overtreden van haar vergunningsvoorschriften. De opgelegde voorwaardelijke straffen dienden als waarschuwing en hadden tot doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bewezen is nu dat verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten, als waarvoor zij in het verleden is veroordeeld. Nu verdachte wist dat zij zich niet meer moest inlaten met het plegen van strafbare feiten en dit desondanks heeft gedaan zal de economische politierechter gelasten de voorwaardelijk opgelegde straffen ten uitvoer te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 18.18 van de Wet milieubeheer.
Beslissing
De economische politierechter:
- Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 06/925493-07, 06/925697-07 feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
- Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 2.500,--,.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de economische politierechter te Zutphen van 29 mei 2006, te weten van:
een geldboete van € 500,--.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de economische politierechter te Zutphen van 19 februari 2007, te weten van:
een geldboete van € 7.500,--.
- Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de economische politierechter te Zutphen van 6 augustus 2007, te weten van:
een geldboete van € 2.000,--.
Aldus gewezen door mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid van
mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2008.
Eindnoten
1 Zie Beschikking WM 6877 (schriftelijk bescheid), als bijlage nummer 3 gevoegd bij (stam)proces-verbaal nr. 07082713309529, gedateerd 12 november.
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0620/07-204778, gedateerd 19 juni 2007, tenzij anders vermeld.
3 (Stam)proces-verbaal, pagina 3.
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 14.
5 Proces-verbaal van verhoor betrokkene [betrokkene 1], pagina 11.
6 Proces-verbaal van verhoor betrokkene [betrokkene 2], pagina 12.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte [vertegenwoordigster verdachte bedrijf], pagina 9.
8 Zie Beschikking WM 6877 (schriftelijk bescheid), pagina 24, als bijlage gevoegd bij (stam)proces-verbaal nr. 07082713309529, gedateerd 12 november.
9 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. 07082713309529, gedateerd 12 november.
10 (Stam)proces-verbaal, pagina’s 2 en 3.
11 Bijlage 4, Beschikking 96 WM 141 (schriftelijk bescheid), pagina 16, voorschrift 1.35.
12 (Stam)proces-verbaal, pagina’s 5.
13 Bijlage 3, Beschikking WM 6877 (schriftelijk bescheid), pagina 35, voorschrift 9.2.7.
14 (Stam)proces-verbaal, pagina’s 5.
15 (Stam)proces-verbaal nr. 07111510259529, gedateerd 27 november 2007, pagina 3
16 Zie Beschikking WM 6877 (schriftelijk bescheid), pagina 22, als bijlage nummer 3 gevoegd bij (stam)proces-verbaal nr. 07082713309529, gedateerd 12 november.