ECLI:NL:RBZUT:2008:BG1504

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580069-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling cocaïnedealer in Doetinchem tot 15 maanden gevangenisstraf met voorwaardelijk deel

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1983 en wonende te Doetinchem, heeft de Rechtbank Zutphen op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 april 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende deze periode heeft beziggehouden met de handel in cocaïne, waarbij hij meerdere getuigenverklaringen heeft erkend. De verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig naar Rotterdam reisde om cocaïne aan te schaffen en deze in kleinere hoeveelheden doorverkocht. Tijdens zijn aanhouding op 16 april 2008 zijn er bij hem en in zijn woning aanzienlijke hoeveelheden cocaïne aangetroffen. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen en heeft geoordeeld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente huwelijk en het feit dat hij geen eerdere veroordelingen had.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580069-08
Uitspraak d.d.: 21 oktober 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats, 1983],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem (Arnhem-Zuid).
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 23 juli 2008 en 7 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 april 2008 te Doetinchem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere, althans (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 16 april 2008 te Doetinchem, althans elders in Nederland (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 100 gram cocaïne en/of (ongeveer) 40 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of
(ongeveer) 300 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde cocaïne en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Beoordeling van de tenlastelegging (eindnoot 1)
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde, te weten dat verdachte zich in de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 april 2008 in Doetinchem heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne. Hij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onder dat feit aan verdachte ten laste gelegde voorhanden hebben van 300 gram amfetamine.
2. Door de verdediging is onderschreven dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, nu verdachte heeft erkend te hebben gehandeld in cocaïne, met dien verstande dat uit dient te worden gegaan van een pleegperiode van september 2007 tot en met 15 april 2008. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte dit feit niet tezamen en in vereniging met een ander dan wel anderen heeft gepleegd, zodat hij van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging het standpunt van de officier van justitie onderschreven.
3. De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte heeft bij de politie erkend dat hij sinds mei of juni 2007 in cocaïne heeft gehandeld.(eindnoot 2) Hij heeft voorts verklaard dat hij één keer in de twee weken naar Rotterdam reisde om aldaar tussen de 50 en 100 gram cocaïne per keer te kopen.(eindnoot 3) Deze cocaïne verkocht hij vervolgens in hoeveelheden van ongeveer 10 tot 20 gram.(eindnoot 4) Deze verklaring heeft hij bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 7 oktober 2008 gehandhaafd, met dien verstande dat hij ter terechtzitting heeft aangegeven, dat hij niet sinds mei of juni 2007 in cocaïne handelde, maar dat hij dit pas sinds september of oktober 2007 deed.
De verklaring van verdachte dat hij vanaf september 2007 in cocaïne handelde, vindt steun in de verklaring van de ex-vriendin van verdachte en diverse afnemers. De ex-vriendin van verdachte, [getuige M] heeft verklaard dat verdachte sinds de zomer van vorig jaar in de woning aan de [adres] te Doetinchem woont(eindnoot 5) en dat het handelen in drugs door verdachte is gaan spelen na de zomer van 2007. Ze heeft voorts verklaard dat zij heeft gezien dat er regelmatig jongens in de woning van verdachte op voornoemd adres waren en dat zij wel een keer of twintig heeft gezien dat verdachte aan deze jongens drugs leverde.(eindnoot 6)
[getuige N] heeft op 29 augustus 2008 bij de politie verklaard, dat hij zijn cocaïne vanaf augustus of september 2007 regelmatig bij verdachte kocht. Hij kocht een paar keer in de week gemiddeld twee gram cocaïne, waarvoor hij 40 euro per gram moest betalen.(eindnoot 7) [getuige O] heeft verklaard dat hij in maart 2008 één gram cocaïne van verdachte heeft gekocht voor € 50,-.(eindnoot 8) Ook [getuige P] heeft bij de politie verklaard dat hij vier of vijf keer een hoeveelheid cocaïne heeft gekocht van verdachte. De eerste levering van één gram cocaïne aan voornoemde [getuige P] vond eind februari 2008 plaats en de vierde en laatste levering van één gram cocaïne was ten tijde van het verhoor op 28 april 2008, ongeveer 3 weken geleden.(eindnoot 9) Tot slot is er de verklaring van [getuige Q], die op
29 april 2008 heeft verklaard dat hij cocaïne van verdachte heeft gekocht en dat de eerste keer dat hij cocaïne van verdachte heeft gekocht ongeveer een half jaar geleden is geweest. Hij heeft voorts verklaard dat hij gemiddeld twee keer in de week één gram cocaïne bij verdachte kocht voor een bedrag van € 50,- per gram.(eindnoot 10)
Bij de aanhouding van verdachte op 16 april 2008 is tijdens de insluitingfouillering een in plastic gewikkelde bol aangetroffen in zijn jas(eindnoot 11), waarvan na weging is gebleken dat deze 103,5 gram woog.(eindnoot 12) Een hoeveelheid van het witte poeder dat in die plastic zak zat, is voor nader onderzoek (onder code: 456.992) opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI).(eindnoot 13) Door het NFI is geconcludeerd dat het onderzochte materiaal bestanddelen van cocaïne bevat.(eindnoot 14)
Tijdens de doorzoeking op 16 april 2008 in de woning van verdachte aan de Verzetslaan te Doetinchem zijn diverse goederen en middelen in beslag genomen, waaronder vermoedelijk cocaïne (SVO-nummers: B1-1, B1-2, B1-3 en B1-4).(eindnoot 15) Het onder SVO-nummer B1-1 en B1-2 in beslag genomen zakje bevatten 6,9 gram poeder respectievelijk 21,0 gram poeder. Het onder B1-3 en B1-4 in beslag genomen poeder woog 1,0 gram respectievelijk 10,8 gram.(eindnoot 16) Monsters van het in beslag genomen poeder zijn onder de volgende codes 456.997 (B1-1), 456.998 (B1-3), 456.99 (B1-4) en 456.996 (B1-5) naar het NFI verzonden voor nader onderzoek.(eindnoot 17) Door het NFI is geconcludeerd dat het onderzochte materiaal bestanddelen van cocaïne bevatte.(eindnoot 18)
Verdachte heeft bij de politie(eindnoot 19) en ter terechtzitting van 7 oktober 2008 erkend dat de bij de doorzoeking op 16 april 2008 in zijn woning aangetroffen middelen van hem zijn en dat het cocaïne is. Hij heeft verklaard dat het een hoeveelheid van ongeveer 30 gram was.(eindnoot 20) Verdachte heeft tevens erkend dat de drugs, die hij bij zijn aanhouding te Doetinchem op 16 april 2008 bij zich had, een hoeveelheid van ongeveer 100 gram cocaïne was.(eindnoot 21)
4. Gelet op de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ongeveer vanaf september 2007 tot en met 15 april 2008 heeft beziggehouden met de handel in cocaïne. De rechtbank zal hiermee bij de straftoemeting rekening houden. Voorts wordt overwogen dat niet is gebleken, dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen in cocaïne handelde, zodat hij van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Het onder 1 ten laste gelegde kan voor het overige wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
5. De rechtbank is voorts van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het ten laste gelegde voorhanden hebben van 300 gram amfetamine. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het meergenoemde deskundigenrapport van het NFI (eindnoot 22) blijkt dat de op 16 april 2008 bij verdachte in zijn schuur dan wel kelderbox aangetroffen 300 gram poeder (crèmekleurig, monster B14/NFI 456.999) zetmeel bevatte en geen middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2007 tot en met 15 april 2008 te Doetinchem, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad meerdere, althans (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 april 2008 te Doetinchem, althans elders in Nederland (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 100 gram cocaïne en/of (ongeveer) 40 gram cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
en/of (ongeveer) 300 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaïne en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B, van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de
Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft hij gevorderd aan de voorwaardelijk op te leggen straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te koppelen.
2. Door en namens verdachte is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat de feiten en omstandigheden van het onderhavige geval een lagere gevangenisstraf rechtvaardigen dan door de officier van justitie is geëist. Hierbij is verwezen naar de omstandigheid dat verdachte de feiten heeft bekend en zich coöperatief heeft opgesteld tijdens het onderzoek, dat hij vanwege grote schulden is begonnen met de handel in verdovende middelen en dat hij geen relevante justitiële documentatie heeft. Daarnaast is er door de verdediging op gewezen dat verdachte schoon schip wil maken, dat hij onlangs in het huwelijk is getreden en dat hij na zijn vrijlating bij zijn broer kan gaan werken.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, te meer nu verdachte dan eerder aan zijn betalingsverplichting kan voldoen in het kader van de mogelijk toe te wijzen ontnemingsvordering.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende ruim zeven maanden heeft gehandeld in harddrugs, te weten cocaïne. Cocaïne is voor de gezondheid van de gebruikers daarvan een zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit en het overlastgevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. Verdachte heeft zich daaraan weinig gelegen laten liggen. Hij heeft door zijn uit winstbejag ingegeven handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een groot aantal cocaïnegebruikers in de Achterhoek. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
5. De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen dat aan verdachte een langdurige en deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank onder meer de delictsduur in aanmerking genomen. Blijkens de oriëntatiepunten straftoemeting van het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken wordt als uitgangspunt voor de straftoemeting bij overtreding van artikel 2, aanhef en onder B, van de Opiumwet, in geval van een periode van 6 tot 12 maanden dealen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden gevangenisstraf, genomen.
De bewezenverklaarde periode van dealen in de onderhavige strafzaak ligt dichter bij de zes maanden dan bij de twaalf maanden en rechtvaardigt mitsdien een lagere gevangenisstraf dan de in de oriëntatiepunten genoemde en door de officier van justitie geëiste.
6. De rechtbank heeft daarbij ook laten meewegen dat verdachte inmiddels in het huwelijk is getreden en dat uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor overtreding van de Opiumwet.
7. Anderzijds heeft de rechtbank in ogenschouw genomen het rapport van de reclassering van 17 juli 2008 waarin onder meer is vermeld dat de kans op recidive van een soortgelijk of andersoortig delict zeker niet is uitgesloten. De delictgerelateerde factoren, met name zijn jacht naar geld, criminele beïnvloeding/verleiding door vrienden en zijn denkpatronen en houding met betrekking tot hoe aan geld te komen en om welke redenen, namelijk "nood breekt wet", speelden al vanaf zijn jeugdjaren een rol en zijn nog steeds onverminderd aanwezig in het delictgedrag van verdachte.
In het rapport is voorts vermeld dat verdachte begonnen is met de handel in verdovende middelen teneinde zijn schulden af te betalen. Hij geeft aan te beseffen dat hij na detentie hulp nodig heeft om zijn leven weer op de rit te krijgen op het gebied van financiën en werk. Om recidive tegen te gaan, wordt het door de reclassering zinvol geacht hem binnen een toezicht te leiden naar werk en schuldbemiddeling.
8. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, passend. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact koppelen.
9. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen alsmede om hem te stimuleren verandering in zijn leven aan te brengen.
In beslag genomen voorwerpen - onttrekking aan het verkeer
10. Nu de in beslag genomen middelen, te weten cocaïne, middelen zijn als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet, dienen deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet te worden onttrokken aan het verkeer.
De overige in beslag genomen goederen, te weten twee spuitbussen, vier kaarsenstanders en een weegschaal, dienen eveneens te worden onttrokken aan het verkeer, nu dit voorwerpen zijn die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 (vijf) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- cocaïne;
- twee spuitbussen;
- vier kaarsenstanders; en
- een weegschaal.
Aldus gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mrs. Borgerhoff Mulder en
Van Harreveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken
op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2008.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, genummerd PL07-424082, gedateerd 27 juni 2008.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.185).
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p: 186).
4 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (p: 185 en 245).
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige M] (p.1104).
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige M] (p.1105).
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige N] d.d. 29 augustus 2008 te 09.14 uur, genummerd PL0642/07-424282 (geen doorgenummerde dossierpagina).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige O] (p.1151).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige P] (p.1164-1665).
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige P. Stienissen (p.1193).
11 Proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2008 (p.1045).
12 Fotoblad BPS mutatie no. 07/424282 (p.1047).
13 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p. 1049).
14 Deskundigenrapport van het NFI d.d. 9 juni 2008.
15 Proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagneming (p.1063 en 1065).
16 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1070).
17 Proces-verbaal ambtelijk verslag (p.1071).
18 Deskundigenrapport van het NFI d.d. 9 juni 2008.
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.187).
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.187).
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.185).
22 Zie noten 14 en 19