RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460124-08
Uitspraak d.d. 4 november 2008
Tegenspraak / dip - onip
Raadsvrouw mr. De Boer
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1991],
wonende te [adres en plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2008.
Op 4 augustus 2008 is deze zaak door de kinderrechter op vordering van de officier van justitie verwezen naar de meervoudige kamer, in verband met het door de Raad voor de Kinderbescherming gegeven advies.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007
tot en met 4 maart 2008
in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer A], in elk geval van een ander, (telkens)
met het oogmerk die [slachtoffer A], in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
(telkens)
- tijdens lesuren foto's van die [slachtoffer A] gemaakt, en/of
- zich (voortdurend) opgehouden bij de (personeels)parkeerplaats van de school
het Sprengeloo, en/of
- die [slachtoffer A] (regelmatig) (bij school) opgewacht en/of geobserveerd en/of
- die [slachtoffer A] op zijn fiets gevolgd (kennelijk teneinde achter het adres van die
[slachtoffer A] te komen), en/of
- tijdens schoolpauzes de aula verlaten en/of (vervolgens) de schoolvleugel
van het lokaal van die [slachtoffer A] betreden, tegen de schoolregels in, kennelijk
teneinde die [slachtoffer A] te zoeken en/of te observeren, en/of
- tijdens schoolpauzes (in de aula) die [slachtoffer A] (steeds) aangestaard en/of
aangekeken, en/of
- de schoolvleugel van het lokaal van die [slachtoffer A] betreden buiten verdachtes
schooltijd;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot
en met 4 maart 2008
in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Brummen, in ieder geval in
Nederland,
(telkens) [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk:
- [getuige A] de woorden toegevoegd: "Ik ga hem (die [slachtoffer B]) omleggen", en/of
- [getuige B] de woorden toegevoegd: "Ik ga hem (die [slachtoffer B]) omleggen" en/of "Ik
laat hem (die [slachtoffer B]) omleggen",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot
en met 4 maart 2008
in de gemeente Apeldoorn en/of in de gemeente Brummen, in elk geval in
Nederland,
(telkens) [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, althans met gijzeling, althans met enig
misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat,
immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk
- [getuige A] de woorden toegevoegd: "Ik ga haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren" en/of
"Ik ga haar met een verdovingsmiddel verdoven en dan in een busje gooien en
haar dan in een (lijk)zak (ver)stoppen", en/of
- [getuige C] de woorden toegevoegd: "Ik ga iemand/haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren"
en/of "Kun je een busje en een verdovingsmiddel regelen", en/of
- [getuige B] de woorden toegevoegd: "Ik ga haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren" en/of
"Kun je een busje en een verdovingsmiddel regelen",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
De (bewijs)motivering (voetnoot 1)
A. De vaststaande feiten / aanleiding
Op 5 december 2007 werd door [slachtoffer B] en [slachtoffer A] (voetnoot 2) aangifte gedaan van stalking door een leerling van de scholengemeenschap waar beide aangevers werkzaam zijn, te weten [school te plaats].
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat - de feiten in onderlinge samenhang
beziende - wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte alle hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat de periode van de belaging bekort dient te worden van januari 2007 tot december 2007 en de periode wat de overige feiten betreft bekort dient te worden van oktober 2007 tot december 2007.
De officier van justitie heeft zich voor de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A] en de daarbij behorende klacht, de aangifte van [slachtoffer B], de verklaring van verdachte zoals hij die bij de politie heeft afgelegd en de verklaringen van een aantal leerlingen van [de scholengemeenschap].
C. Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem onder 1 ten laste gelegde stalking. De in de dagvaarding gestelde feiten zijn volgens de raadsvrouw onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er sprake is van een opzettelijk herhaaldelijk lastig vallen, waardoor een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer A]. De confrontaties waarop wordt gedoeld, vloeien naar het oordeel van de raadsvrouw hoofdzakelijk voort uit de functionele levenssfeer van [slachtoffer A], waardoor beide partijen dagelijks op dezelfde school, in hetzelfde gebouw aanwezig (moeten) zijn.
Ten aanzien van de feiten onder 2 en 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet heeft ontkend over ontvoering van [slachtoffer A] en het uit de weg ruimen van [slachtoffer B] met enkele andere jongens te hebben gesproken. De vraag daarbij is of er objectief bezien sprake was van een reëel gevoel van bedreiging voor [slachtoffer B] en [slachtoffer A], nu het in feite een fantasie betrof van een verliefde jongen, temeer nu betrokkenen op de hoogte waren van die verliefdheid en de uitingen van verdachte in dat licht moesten worden bezien.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Aangeefster [slachtoffer A], thans 33 jaar, heeft verklaard dat zij als docente werkzaam is op [school in plaats], evenals haar vriend [slachtoffer B].
Zij kent verdachte vanaf het eerste leerjaar dat hij op deze school zat. Zij was toen zijn begeleidend mentor. In het tweede leerjaar heeft zij geen les aan verdachte gegeven. Verdachte kwam in het derde leerjaar bij haar in de klas. In december 2006 heeft verdachte op eigen initiatief een gesprek met haar gehad en haar verteld dat hij verliefd op haar was.
Vanaf 25 januari 2007, nadat verdachte een gesprek had gehad met de vertrouwenspersoon op school, zijn haar verschillende dingen opgevallen aan en rond verdachte, te weten:
- wanneer zij tijdens de pauzes aula-dienst had was verdachte er altijd, staarde hij haar aan en hield hij oogcontact met haar;
- verdachte blijkt tijdens lesuren foto's van haar te hebben gemaakt, waarmee hij door de school liep;
- zij veel extra tijd buiten de schooluren op school aanwezig is en gebleken is dat verdachte precies in de gaten heeft gehouden wat haar lestijden waren;
- verdachte in juni 2007 (net voor de zomervakantie) haar en haar vriend bij de parkeerplaats voor het personeel (kennelijk) op een vroeg tijdstip stond op te wachten en heeft geobserveerd en dat dit vaker is voorgevallen;
- verdachte na de zomervakantie (2007) meerdere malen vanuit de schoolvleugel waar haar (les)lokaal is gevestigd naar de aula is gestuurd, omdat het niet is toegestaan om tijdens pauzes in het gebouw te verblijven anders dan in de aula;
- verdachte haar op 14 november 2007 op de fiets is gevolgd, gerelateerd aan een latere verklaring van [getuige A] dat het de bedoeling was haar te volgen om achter haar woonadres te komen.
Door een [collega] is haar duidelijk geworden dat verdachte vaker op late tijdstippen rond school hing; verdachte had eenmaal aan [collega] gevraagd of zij nog op school was.
In haar aangifte komt zij tot de conclusie dat - alles op een rijtje zettend - zij het gedrag van verdachte als een ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer ervaart.
De vraag is echter of hier sprake is van belaging. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
In zijn algemeenheid is er - kort gezegd - sprake van belaging (ook wel 'stalking' genoemd) wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Het kan daarbij gaan om herhaling van dezelfde activiteit, maar ook om het samenstel van een variëteit aan gedragingen.
Belaging kan ook bestaan uit het veelvuldig lastig vallen van derden, indien dat gericht is op de persoon van het slachtoffer (bijvoorbeeld door het sturen van brieven aan derden om hen te informeren over de persoon en het handelen van het slachtoffer of het op naam van het slachtoffer verzenden van provocerende e-mails aan derden).
In het onderhavige geval lijkt het er op dat aangeefster achteraf feiten of omstandigheden waarvan zij geen weet heeft gehad interpreteert als een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Veelal gaat het om als "gebleken" gerelateerde omschrijvingen van gebeurtenissen, danwel via derden haar ter ore gekomen mededelingen. Dat het slachtoffer zich niet bewust behoeft te zijn van elke afzonderlijke gedraging van verdachte, staat buiten kijf.
Wat haar eigen waarnemingen betreft heeft verdachte toegegeven dat hij haar in pauzes constant heeft aangekeken wanneer zij in de aula aanwezig was, omdat hij verliefd op haar was. Verdachte heeft ter zitting ontkend [slachtoffer A] nabij de personeelsparkeerplaats (verschillende malen) te hebben opgewacht en geobserveerd en heeft voor zijn aanwezigheid op de verschillende momenten een plausibele verklaring gegeven.
Ten aanzien van de foto's die tijdens lesuren zijn gemaakt, heeft verdachte vanaf het begin verklaard dat die zijn gemaakt vóórdat het gesprek met [slachtoffer A] in december 2006 plaatsvond, liggende dus voor de tenlastegelegde periode, en met haar toestemming.
Uit de verklaring (aangifte) van [slachtoffer B] van 5 december 2007 kan enkel worden opgemaakt dat het gedurende de afgelopen weken meerdere keren was voorgekomen dat verdachte tijdens een pauze de school was ingelopen terwijl dat niet was toegestaan.
Verdachte heeft verder toegegeven dat hij samen met een klasgenoot [slachtoffer A] op zijn fiets heeft gevolgd om achter haar adres te komen, maar dat hij die poging heeft gestaakt.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat voorzover er onderdelen van het tenlastegelegde bewezen kunnen worden verklaard, dit onvoldoende is om te kunnen spreken van een zodanig direct of indirect lastigvallen met een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie in de zin van belaging. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 en 3
Verdachte heeft over deze feiten een bekennende verklaring (voetnoot 3) afgelegd, terwijl daarnaast voor het bewijs voorhanden zijn de aangiften van [slachtoffer B] (voetnoot 4) en [slachtoffer A](voetnoot 5) en de verklaringen van de getuigen [getuige A] (voetnoot 6), [getuige B] (voetnoot 7) , [getuige C] (voetnoot 8).
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de feiten 2 en 3 enkel zien op een op hol geslagen en niet realistisch uitvoerbare fantasie van een verliefde jongen, waarbij het de vraag is of het gevoel van bedreiging voor [slachtoffer B] en [slachtoffer A] reëel is.
Voorzover de raadsvrouw daarmee heeft bedoeld dat het feit niet kwalificeerbaar is, verwerpt de rechtbank dat verweer.
De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte gedurende langere periode met deze plannen bezig is geweest en zich op onderdelen met de concrete invulling daarvan heeft bezig gehouden, daaruit wel degelijk een reëel gevoel van bedreiging kon ontstaan, hetgeen in dit geval ook als zodanig door de aangevers is ervaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 oktober 2007 tot 1 december 2007 in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk:
- [getuige A] de woorden toegevoegd: "Ik ga hem (die [slachtoffer B]) omleggen", en
- [getuige B] de woorden toegevoegd: "Ik ga hem (die [slachtoffer B]) omleggen" en "Ik
laat hem (die [slachtoffer B]) omleggen";
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot december 2007 in de gemeente Apeldoorn, (telkens) [slachtoffer A] heeft bedreigd met gijzeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk
- [getuige A] de woorden toegevoegd: "Ik ga haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren" en
"Ik ga haar met een verdovingsmiddel verdoven en dan in een busje gooien en
haar dan in een (lijk)zak (ver)stoppen", en
- [getuige C] de woorden toegevoegd: "Ik ga haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren"
en "Kun je een busje en een verdovingsmiddel regelen", en
- [getuige B] de woorden toegevoegd: "Ik ga haar (die [slachtoffer A]) ontvoeren" en
"Kun je een busje en een verdovingsmiddel regelen".
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
2. bedreiging met gijzeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de kinder- en jeugdpsychiater Heijtmajer (voetnoot 9) van het NIFP is een multidisciplinaire rapportage geadviseerd. In dit korte rapport wordt verdachte omschreven als een rustige, redelijk adequaat overkomende jongeman (met een bovengemiddeld lijkende intelligentie) die al jaren lang in gedachten geobsedeerd is door zijn lerares handvaardigheid.
Door de psychiater Groenhuijzen (voetnoot 10) is op basis van zijn bevindingen geconcludeerd dat zich bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis ontwikkelt met schizoïde, dwangmatige, ontwijkende en passief-agressieve kenmerken. De psychiater concludeert vervolgens dat deze stoornis en persoonlijkheidsproblematiek ten tijde van het tenlastegelegde reeds aanwezig waren.
De psycholoog Van Heteren (voetnoot 11) komt tot de conclusie dat zich bij verdachte een persoonlijkheidsstoornis dreigt te ontwikkelen en dat verdachte thans reeds aan de criteria voor een schizoïde persoonlijkheidsstoornis en aan die van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis voldoet.
De deskundigen komen - kort gezegd - tot de eensluidende conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank neemt, gelet op de bevindingen van de rapporteurs en het beeld dat de rechtbank ter zitting van de verdachte heeft gekregen, die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt een dagklinische behandeling bij Scelta en een ambulante behandeling bij Groot Batelaar of een soortgelijke instelling. Daarnaast is een werkstraf gevorderd voor de duur van veertig uren subsidiair twintig dagen vervangende jeugddetentie.
In haar strafeis heeft de officier van justitie onder meer betrokken dat verdachte koste wat het kost wilde afdwingen dat [slachtoffer A] contact met hem zou hebben (daarbij verwijzend naar de verklaring van verdachte bij de politie: "Ik voelde mij machteloos. Ik wilde er gewoon alles aan doen om haar te zien en haar te spreken"), de conclusie van de gedragsdeskundigen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en het door die deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming in samenspraak met de Jeugdreclassering gegeven advies.
2. Voor het geval de rechtbank tot een veroordeling mocht komen, heeft de raadsvrouw in overweging gegeven dat het feit dat verdachte op 4 december 2007 van school is gestuurd en naar een andere school heeft moeten gaan al een hele straf voor hem is geweest. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is volgens de raadsvrouw een te zware maatregel voor een minderjarige die in zijn verliefdheid voor zijn docente op hol is geslagen. Verdachte heeft aangegeven te beseffen dat hetgeen hij heeft gedaan niet kan en hij is bereid een behandeling te ondergaan. Een verplicht reclasseringscontact in het kader van een voorwaardelijke strafoplegging (van een werkstraf) biedt daarvoor voldoende houvast.
3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is verliefd geworden op zijn lerares handvaardigheid en heeft dit aan verschillende medeleerlingen verteld. Toen daar grapjes over werden gemaakt zag hij aanleiding om zijn lerares in een gesprek (december 2006) kenbaar te maken dat hij verliefd op haar was. Naar aanleiding daarvan werd de vertrouwenspersoon van de school ingeschakeld en in vervolg daarop werd uiteindelijk het maatschappelijk werk ingeschakeld. Na een afsluitend gesprek in oktober 2007 is verdachte, naar eigen zeggen uit frustratie over de wijze van benadering door de school en de maatschappelijk werker, bedreigingen gaan uiten in de richting van onder meer zijn lerares en haar vriend. Hij begon plannen te maken om zijn lerares te kidnappen en haar vriend om het leven te brengen en betrok daarin verschillende medescholieren. Doordat een van de medescholieren zich zorgen maakte over het gedrag van verdachte, zijn deze plannen aan [slachtoffer B] en [slachtoffer A] geopenbaard. Dat heeft bij betrokkenen een grote schok tot gevolg gehad. Door deze indirecte bedreigingen heeft verdachte beide slachtoffers grote vrees aangejaagd.
Het gaat daarbij om ernstige bedreigingen en potentieel gevaarlijk gedrag, waarbij voorstelbaar is dat dit lange tijd angst en gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers tot gevolg zal hebben, zoals ook blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. Het is zorgwekkend dat een jeugdige van deze leeftijd gedurende langere tijd dit soort bizarre plannen heeft ontwikkeld en daarin ook daadwerkelijk heeft geloofd. Dit geeft aan dat hij gedurende langere tijd de realiteit uit het oog is verloren en niet op korte termijn tot een ommekeer heeft kunnen komen.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest (voetnoot 12).
Uit de rapporten van de gedragsdeskundigen komt naar voren dat verdachte een sociaal geremde jongen is die op een sociaal-emotioneel lager niveau functioneert dan wat hoort bij zijn leeftijd. Er is sprake van een onrijpe en geremde persoonlijkheid, zowel op het gebied van agressie als seksualiteit. In zijn agressiegeremdheid heeft hij zijn woede over het niet kunnen hebben van contact verplaatst op verschillende personen en zeer agressieve (en tegelijkertijd naïeve) plannen gemaakt. Die plannen hadden een zodanig realiteitskarakter dat hij met medescholieren over de concrete uitvoering daarvan is gaan praten. Hij heeft lange tijd op rigide wijze weten vast te houden aan deze plannen.
Het obsessief vasthouden aan en het zich hierin niet laten beïnvloeden naast de geremde agressie en seksualiteit maakt, dat de kans op recidive groot wordt geacht.
Omdat verdachte niet gemotiveerd is voor een veranderingsgerichte behandeling, wordt door de gedragsdeskundigen een ambulante behandeling - bijvoorbeeld bij Kairos - geadviseerd onder de paraplu van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij eventueel een dagklinische of klinische uitbreiding of overname binnen Scelta (GGNet) plaats zou kunnen vinden, mocht dit noodzakelijk blijken. Een en ander zou onder toezicht van de reclassering moeten plaatsvinden.
Door de Raad voor de Kinderbescherming (voetnoot 13) is in samenspraak met de jeugdreclassering geadviseerd conform het pro justitia onderzoek.
Vanwege de leeftijd van verdachte is een behandeling bij Kairos in Arnhem niet mogelijk gebleken. Inmiddels is verdachte voor behandeling aangemeld bij Groot Batelaar te Arnhem.
De rechtbank kan zich grotendeels vinden in het advies van de gedragsdeskundigen, maar vindt de gevaarzetting op dit moment - temeer nu verdachte ter zitting heeft aangegeven voor behandeling open te staan - niet zodanig, dat daarvoor een zware maatregel als die van een voorwaardelijke PIJ nodig is.
De rechtbank zal daarom volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf en zal aan het voorwaardelijk deel de voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, tevens gericht op een ambulante behandeling van verdachte.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] (voetnoot 14) heeft zich met een vordering tot (immateriële) schadevergoeding ten bedrage van € 2.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Terzake feit 2 heeft [slachtoffer B] (voetnoot 15) zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 260,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
Beide vorderingen zien op de tot nu toe geleden schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal zullen worden toegewezen, daarbij refererend aan de schriftelijke slachtofferverklaringen en de vergelijkbare uitspraken die namens de benadeelde partijen zijn aangegeven, te weten ANWB Smartengids 2007 nummer 106 en 2006 nummer 1309.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen beperkt tot de opmerking dat de school nalatigheid te verwijten valt en dat de begeleidingsverantwoordelijken in deze kwestie steken hebben laten vallen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen ieder voor zich (respectievelijk terzake van feit 2 en 3) als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De vordering van [slachtoffer A] is in belangrijke mate gebaseerd op de belaging die aan verdachte onder 1 is tenlastegelegd. Nu verdachte van dat feit zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank zich beperken tot de schade die de benadeelde heeft geleden door de bedreiging zoals onder feit 3 bewezen wordt geacht.
Voor de rechtbank staat voldoende vast dat de handelwijze van verdachte een aanzienlijke impact heeft gehad op het leven van de benadeelde, waarin angst en gevoelens van onveiligheid zich doen gelden.
De rechtbank acht in redelijkheid een vergoeding van € 250,-- voor de tot op heden geleden immateriële schade op zijn plaats.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer B] staat voldoende vast dat het leven van betrokkene door de bedreigingen in negatieve zin is veranderd, waarbij angstgevoelens en wantrouwen jegens derden een belangrijke rol spelen en hij last heeft van slaapstoornissen en een gevoel van onveiligheid.
De rechtbank acht ook hier in redelijkheid een vergoeding van € 250,-- voor de tot op heden geleden immateriële schade op zijn plaats.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente bepalen dat deze ingaat vanaf het moment waarop de benadeelden kennis kregen van de (indirecte) bedreigingen door verdachte, te weten op 29 november 2007.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 77m, 77n, 77gg, 77x, 77y, 77z, 77aa en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende zestig (60) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen jeugddetentie.
* bepaalt, dat een gedeelte van deze werkstraf, groot dertig (30) uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Groot Batelaar in Arnhem danwel een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven.
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente van het moment van het schadeveroorzakende feit en de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
1. [slachtoffer A],
p/a [adres en plaats]
([rekeningnummer]) € 250,--
ingang wettelijke rente 29 november 2007
2. [slachtoffer B],
p/a [adres en plaats]
([rekeningnummer]) € 250,--
ingang wettelijke rente 29 november 2007
Verklaart de benadeelde partijen - ieder voor zich - voor het overige niet-ontvankelijk in
hun vorderingen.
* legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het /de navolgende slachtoffer(s) te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Slachtoffers Bedrag vervangende jeugddetentie
1. [slachtoffer A] voornoemd € 250,-- 5 dagen;
2. [slachtoffer B] voornoemd € 250,-- 5 dagen.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, tevens kinderrechter, Van der Mei en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2008.
Mr. Morsink voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte (Stam)proces-verbaal nr. PL0625/08-202108 van de politie regio Noord en Oost Gelderland, District Apeldoorn (voorzover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, relaas verbalisant, doorgenummerde dossierpag. 4
3 Verklaring van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 32
4 Verklaring aangever [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpag. 20/21
5 Verklaring aangever [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpag. 45
6 Verklaring getuige [getuige A], doorgenummerde dossierpag. 23/4
7 Verklaring getuige [getuige B], doorgenummerde dossierpag. 26
8 Verklaring getuige [getuige C], doorgenummerde dossierpag. 25
9 Rapport NIFP van 7 maart 2008
10 Psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, rapport van 20 juli 2008
11 Psychologisch onderzoek Pro Justitia, rapport van 18 juli 2008
12 Blanco justitiële documentatie d.d. 16 juni 2008
13 Advies Raad voor de Kinderbescherming van 14 oktober 2008 en het aanvullend rapport van de jeugdreclassering van 14 oktober 2008
14 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 27 maart 2008
15 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer B] d.d. 27 maart 2008