ECLI:NL:RBZUT:2008:BG3439

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460667-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hödl
  • A. de Bie
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met voorbedachten rade in Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte heeft op 17 december 2007 in Apeldoorn geprobeerd om het leven van het slachtoffer, [slachtoffer], te beroven door met een mes meerdere keren op hem in te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een ruzie met getuige [getuige A], naar boven is gegaan om af te koelen, maar na ongeveer tien minuten weer naar beneden kwam en het slachtoffer vroeg om mee te lopen. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte het slachtoffer met een mes gestoken, wat resulteerde in snijwonden aan de handen van het slachtoffer en botletsel aan zijn hand. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, ondanks de tegenstrijdigheden in de verklaringen van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor voorbedachte raad, aangezien de verdachte de tijd had om na te denken over zijn handelen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, wat hoger is dan de door de officier van justitie geëiste vier jaren, omdat de rechtbank vond dat de eis onvoldoende recht deed aan de ernst van het feit. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van €1500,- aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460667-07
Uitspraak d.d.: 5 november 2008
Tegenspraak / dip - oip - oip - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Ethiopië) op [1969],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem, Hogenslagweg 8.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2008.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2007 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, (meermalen) op die [slachtoffer] heeft ingestoken (ter hoogte van diens hart en/of borstkas en/of buikstreek, althans het bovenlichaam), althans (op korte afstand van die [slachtoffer]) één of meer stekende en/of snijdende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] (ter hoogte van diens hart en/of borstkas en/of buikstreek, althans het bovenlichaam) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 17 december 2007 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, (meermalen) op die [slachtoffer] heeft ingestoken (ter hoogte van diens hart en/of borstkas en/of buikstreek, althans het bovenlichaam), althans (op korte afstand van die [slachtoffer]) één of meer stekende en/of snijdende beweging(en) in de richting van die [slachtoffer] (ter hoogte van diens hart en/of borstkas en/of buikstreek, althans het bovenlichaam) heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunten openbaar ministerie en verdediging
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de hierna genoemde aanknopingspunten. In zijn aangifte heeft [slachtoffer] verklaard dat hij hoorde dat verdachte tegen hem zei dat hij, [slachtoffer], er spijt van zou krijgen. De officier van justitie heeft deze uitspraak als een deel van de te bewijzen voorbedachte raad aangemerkt. Verdachte heeft kennelijk iets aangekondigd. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte ongeveer tien minuten nadat hij naar boven is gegaan, weer beneden is gekomen. Verder heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte aan hem heeft gevraagd met hem, verdachte, mee te lopen en dat verdachte met een mes een stekende beweging richting zijn borstkas heeft gemaakt. Het feit dat verdachte na tien minuten beneden is gekomen en daarna op [slachtoffer] heeft ingestoken, is naar de mening van de officier van justitie een stukje van de voorbedachte raad. [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op borsthoogte heeft gestoken en hij deze steken heeft afgeweerd met zijn hand. [slachtoffer] heeft het mes herkend als zijnde het mes van verdachte.
Chirurg P.L. Klemm, verbonden aan het Lukasziekenhuis te Apeldoorn, heeft medische informatie betreffende [slachtoffer] opgesteld en heeft letsel geconstateerd, te weten een snijwond aan de top van de ringvinger, snijwonden in de handpalm en botletsel aan de hand.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat op het lemmet van het mes bloed is aangetroffen. De kans dat het aangetroffen DNA van een willekeurig ander persoon dan [slachtoffer] is, is kleiner dan één op één miljard.
In het ambtelijke verslag is een verklaring van verdachte weergegeven. Eerst heeft verdachte verklaard dat hij geen mes in zijn handen heeft gehad. Even later heeft hij verklaard dat het mes beneden aan de zijkant van de flat lag. Weer later heeft verdachte verklaard dat hij geen mes, maar een fles in de hand heeft gehad. Nog weer later heeft hij het over een stuk glas, in plaats van een fles.
Naar de mening van de officier van justitie is de verklaring van getuige [getuige A] een ondersteuning voor de voorbedachte raad. [getuige A] heeft bij de politie verklaard dat verdachte na tien minuten weer naar beneden is gekomen om met [slachtoffer] te gaan praten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar boven is gegaan om insuline te spuiten en dat hij daarna weer naar beneden is gegaan.
[slachtoffer] en getuige [getuige A] hebben verklaard dat verdachte [slachtoffer] heeft meegevraagd om een eindje verderop te gaan praten. [slachtoffer] is met verdachte meegelopen. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat verdachte een opvouwbaar mes in zijn handen heeft gehad. [getuige B] heeft het mes herkend als zijnde het mes van verdachte. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige A] dat hij verdachte heeft gezien met het mes in zijn hand, dat [slachtoffer] bloed aan zijn handen had en dat [getuige B] het mes heeft afgepakt. [getuige B] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte en [slachtoffer] langs de schuur liepen. Hij heeft geschreeuw gehoord en rende de hoek van de flat om. Hij heeft gezien dat verdachte het mes in zijn handen had en dat hij hiermee uithaalde in de richting van de buik van [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft door het afweren van de stekende bewegingen, snijwonden aan zijn handen opgelopen. De officier van justitie is van mening dat als [getuige B] niet om de hoek van de flat was gekomen, [slachtoffer] wellicht dood was geweest.
[getuige B] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte boos was en het slachtoffer dronken. Verder heeft hij toen verklaard dat hij de derde slag van verdachte naar [slachtoffer] heeft gezien.
Verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd. Hij heeft verklaard over een stuk ijzer, een fles en een stuk glas. Ook heeft hij verklaard dat wellicht iemand anders de verwondingen aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
2. De raadsman heeft aangevoerd dat het dossier teveel tegenstrijdige verklaringen bevat en dat [slachtoffer] zomaar bedreigingen uit zijn hoed tovert. [slachtoffer] heeft impliciet verklaard dat hij door verdachte is bedreigd. De raadsman is gebleken dat [slachtoffer] heeft gefantaseerd; er is sprake van een aantoonbaar valse aangifte van bedreiging. De centrale vraag is of deze fantasie ook gevolgen moet hebben voor zijn andere afgelegde verklaringen. Uit de verklaring van slachtofferzorg blijkt dat [slachtoffer] deze verklaring niet zelf kan hebben opgesteld. Deze professionele verklaring voldoet exact aan de eisen en de raadsman kan zich niet voorstellen dat [slachtoffer] op deze manier heeft geformuleerd. De geloofwaardigheid van [slachtoffer] is daarmee ondergraven.
Het tenlastegelegde feit moet wettig én overtuigend bewezen kunnen worden. [slachtoffer] presenteert zich graag als slachtoffer. Het spiegelbeeld was dat [slachtoffer] 100 euro aan verdachte moest betalen. Op het moment dat hij een afspraak met verdachte maakt en vervolgens blijkt dat hij niet kan betalen, is [slachtoffer] voor medelandgenoten in zijn hemd gezet. Dan is het aannemelijk dat hij andere mensen optrommelt. De spullen kunnen niet verhuisd worden omdat geen geld is betaald. Hieruit blijkt het motief voor [slachtoffer] om een bedreiging in elkaar te zetten. De complottheorie van verdachte is veel aannemelijker dan de bedreigingstheorie van [slachtoffer]. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem bij de keel heeft gegrepen en dat [getuige B] er tussen is gekomen. [slachtoffer] heeft verdachte geslagen. Bij de garagebox lag een stuk glas. Verdachte kan [slachtoffer] in één beweging in zijn vinger en handpalm hebben geraakt. Dat weerlegt de stelling dat verdachte opzettelijk twee keer zou hebben gestoken. Verdachte ontkent [slachtoffer] met het mes te hebben gestoken en hij ontkent hem met een stuk glas te hebben geraakt.
Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige A] zijn eerder afgelegde verklaring ingetrokken. Dat past ook binnen de complottheorie welke de raadsman heeft aangevoerd. De raadsman acht voorbedachte raad niet aannemelijk, omdat het om een incident gaat.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij een tas over zijn schouder droeg. Dat past binnen zijn verhaal dat hij door de tas zou zijn gered van de dood. [slachtoffer] heeft verklaard dat anderen niet goed konden zien dat verdachte het mes heeft gepakt en [slachtoffer] zou hebben gestoken. Hij heeft verklaard dat het donker was en dat anderen op 5 of 10 meter afstand stonden. Naar de mening van de raadsman is de verklaring van [slachtoffer] niet geloofwaardig. [slachtoffer] heeft zich gerealiseerd dat hij geen domheden moest verklaren en dit heeft hij door middel van zijn fantasie afgedekt.
Op 13 mei 2008 was het technisch onderzoek van de telefoonnummers nog niet afgerond. [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij telefonisch is bedreigd. Uit onderzoek is gebleken dat de bedreigingen zijn verzonnen. De verklaring van [slachtoffer] acht de raadsman niet geloofwaardig. Deze geloofwaardigheid is door eigen gedragingen en mededelingen ondergraven.
[getuige A] heeft verklaard dat het mes is weggegooid. Later is het aan de politie gegeven. Dat acht de raadsman niet geloofwaardig. Verder is het is naar de mening van de raadsman een fluitje van een cent om bloed aan het mes te smeren.
De tenlastelegging gaat uit van een berekende poging tot moord en doordat [slachtoffer] een tas om zijn schouder droeg is hij aan moord ontsnapt. Er is geen sprake van wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair beroept de raadsman zich op een noodtoestand. Verdachte heeft zich bedreigd gevoeld en een stuk glas gepakt. Er is geen sprake van opzet en voorbedachte raad.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
3. Bij de politie(voetnoot 2) heeft [slachtoffer] verklaard dat hij op 17 december 2007 naar het huis van verdachte in Apeldoorn is gegaan. Hij suste een ruzie tussen verdachte en [getuige A], waarop verdachte tegen [slachtoffer] zei dat "hij er spijt van zou krijgen". Verdachte vroeg aan [slachtoffer] of hij mee wilde lopen, omdat hij [slachtoffer] iets wilde vragen. [slachtoffer] liep achter verdachte aan op ongeveer één tot anderhalve meter afstand. Hij zag dat verdachte met zijn hand iets uit zijn jaszak pakte en zich vervolgens snel omdraaide. [slachtoffer] zag dat verdachte een groot mes in zijn hand hield en dat de punt van het mes in de richting van zijn borstkas wees. Vervolgens maakte verdachte direct een stekende beweging richting zijn borstkas ter hoogte van zijn hart. Hij voelde dat verdachte met de punt van het mes zijn borstkas raakte. Daarna zag [slachtoffer] dat verdachte weer een steekbeweging richting zijn borstkas maakte. [slachtoffer] weerde het af met zijn rechterhand. Hierdoor voelde hij dat het mes zijn rechterhand raakte. Vervolgens zag [slachtoffer] dat verdachte hem weer probeerde te steken in zijn borstkas. Wederom weerde [slachtoffer] met zijn hand af en werd hij met het mes in zijn had gestoken of gesneden. Toen [slachtoffer] schreeuwde, kwam [getuige B] erbij en hij pakte het mes van verdachte af. Het mes dat de politie aan [slachtoffer] toonde, was het mes waarmee verdachte hem stak.
4. Uit de medische informatie(voetnoot 3)betreffende [slachtoffer], opgemaakt door chirurg P.L. Klemm, verbonden aan het Lukasziekenhuis te Apeldoorn, blijkt dat [slachtoffer] snijwonden in zijn handpalm en aan zijn rechter ringvinger en botletsel aan zijn hand heeft opgelopen.
5. Bij de politie(voetnoot 4) heeft getuige [getuige A] verklaard dat hij op 17 december 2007 naar verdachte ging om zijn spullen te halen. Hij kreeg ruzie met verdachte en [slachtoffer] suste dat. Verdachte liep weg en ging naar boven. Na ongeveer tien minuten kwam verdachte terug. Verdachte zei dat hij even alleen met [slachtoffer] wilde praten en [slachtoffer] liep met hem mee naar de zijkant van de flat. Voor zijn gevoel hoorde hij na een paar seconden iemand schreeuwen. Het was een duidelijke gil van iemand die in paniek was. Hij rende direct de hoek om en zag verdachte staan met een opvouwbaar mes in zijn handen. Verdachte gooide het mes van zich af en liep weg. Het mes dat de politie getuige [getuige A] toonde, is het mes waarmee verdachte [slachtoffer] heeft gestoken.
6. Bij de politie(voetnoot 5)heeft getuige [getuige B] verklaard dat hij [getuige A] heeft geholpen met spullen uit de schuur van verdachte te halen. Hij hoorde op een gegeven moment geschreeuw en zag dat verdachte en [getuige A] aan het ruziën waren. [slachtoffer] suste de ruzie en verdachte ging naar huis. Toen getuige weer met de spullen aan het verhuizen ging, zag hij in zijn ooghoek dat twee personen langs de schuur liepen. Hij vroeg wie dat waren en iemand zei dat het verdachte en [slachtoffer] waren. Getuige wist gelijk dat het fout zat en liep naar buiten. Hij zag dat ze om de flat liepen en liep er achteraan. Hij hoorde een geschreeuw en voelde dat het fout zat. Hij rende er naartoe en toen hij om de hoek kwam, zag hij verdachte met een mes in zijn hand. Hij zag dat verdachte met het mes naar de buik van [slachtoffer] uithaalde. Hij zag dat verdachte boos was en schreeuwde. Hij zag dat verdachte drie keer uithaalde en dat [slachtoffer] zich met zijn handen weerde. Als hij dat niet had gedaan, was hij dood geweest. Het mes dat getuige naar de politie bracht, is het mes waarmee verdachte [slachtoffer] stak. Dat mes is van verdachte.
7. In het proces-verbaal van bevindingen (voetnoot 6) hebben verbalisanten verklaard dat [slachtoffer] en [getuige A] zich op 17 december 2007 bij de politie hebben gemeld. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij bij verdachtes huis een ruzie tussen verdachte en [getuige A] suste. Verdachte ging naar zijn huis om tot rust te komen. Korte tijd later zag [slachtoffer] dat verdachte opnieuw naar beneden kwam en vroeg hem of hij even wilde meelopen omdat verdachte hem iets wilde vragen. [slachtoffer] en verdachte liepen naar de zijkant van de flat. [slachtoffer] zag dat verdachte een mes uit zijn zak haalde. [slachtoffer] zag dat verdachte meerdere keren met het mes in zijn richting, naar zijn borstkas uithaalde.
8. Bij de politie (voetnoot 7) heeft verdachte verklaard dat [getuige A], [slachtoffer], [getuige B] en [getuige C] fonetisch op 17 december 2007 bij hem waren. Hij begreep dat zij [getuige A] wilden helpen met het verhuizen van de spullen. Verdachte was geïrriteerd door de houding van [getuige A] en ze kregen ruzie. [slachtoffer] sprong er tussen. Verdachte is naar huis gegaan. Hij is even later weer naar beneden gelopen. Omdat [slachtoffer] met een stuk hout sloeg, pakte verdachte een stuk glas van de grond en maakte een snijbeweging over de hand van [slachtoffer]. Hij hoorde dat [slachtoffer] hard gilde. Door het gegil kwamen de andere personen direct aangerend en haalden hen uit elkaar. Verdachte schrok niet van het mes dat de politie hem toonde, maar wel van het feit dat er getuigen waren. Hij dacht dat er geen getuigen waren.
9. Uit deskundigenonderzoek(voetnoot 8)van het NFI is gebleken dat - kort gezegd - het DNA van het bloed op het lemmet van [slachtoffer] afkomstig kan zijn. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met deze DNA-profielen kleiner is dan één op één miljard.
10. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij blijft bij zijn verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd. Verdachte heeft verder verklaard dat [slachtoffer] hem bij de keel heeft gepakt en dat daardoor ruzie is ontstaan. Verdachte heeft verklaard dat hij heel boos was en naar boven is gegaan om tot rust te komen. Kort daarna is hij naar beneden gegaan om na te kijken of de schuur op slot was. Verder heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem met een stuk hout heeft geslagen en dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer], door een bovenhandse beweging te maken, met een stuk glas te verwonden.
Bewijsoverwegingen
11. De raadsman heeft betwist dat er sprake is geweest van voorbedachte raad. De rechtbank is evenwel van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om de voorbedachte raad bewezen te verklaren. Getuigen [getuige A] en [getuige B] hebben verklaard dat verdachte ruzie heeft gehad met [getuige A]. Verdachte heeft naar aangever [slachtoffer] geroepen "daar krijg je spijt van", toen deze [slachtoffer] de ruzie wilde sussen. Verdachte, die boos was, is vervolgens naar boven gelopen om, naar eigen zeggen, af te koelen en is korte tijd later weer beneden gekomen. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat verdachte met [slachtoffer] wilde praten en dat zij om de hoek van de flat zijn gelopen. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat verdachte - mede gezien het tijdsverloop van genoemde gebeurtenissen - de tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit om op [slachtoffer] in te steken. De rechtbank kan in het midden laten of verdachte naar boven is gegaan om het mes te halen, of dat hij het mes al bij zich droeg toen hij naar boven ging. Immers mocht verdachte het mes al bij zich hebben gehad op het moment dat hij naar boven is gegaan, dan sluit dat naar het oordeel van de rechtbank de voorbedachte raad niet uit.
12. Voorts heeft de raadsman betwist dat verdachte opzet heeft gehad om te trachten [slachtoffer] van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet met zich brengt, nu hij door met een mes op een vitaal deel van het lichaam van verdachte, te weten de borstkas en/of buikstreek van [slachtoffer], in te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer] van het leven zou beroven. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
13. Ook heeft de raadsman de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer] betwist. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat door de politie geen mutaties dan wel aanwijzingen zijn gevonden voor telefonische bedreigingen aan het adres van [slachtoffer]. Dat wil naar het oordeel van de rechtbank echter niet zeggen dat deze bedreigingen er niet zijn geweest. Mocht de afgelegde verklaring door [slachtoffer] omtrent deze bedreigingen, zoals de raadsman heeft aangevoerd, onjuist zijn, dan brengt dat - mede gelet op de verklaringen van de getuigen - niet zonder meer mee dat de aangifte van [slachtoffer] in onderhavige zaak ongeloofwaardig is.
14. De rechtbank is verder van oordeel dat de stelling van de raadsman dat [getuige A] zijn eerste verklaring zou hebben ingetrokken, feitelijke grondslag mist, nu [getuige A] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij blijft bij zijn verklaring zoals hij deze bij de politie heeft afgelegd. Het feit dat hij bij deze verklaring blijft, die op enkele punten verschilt met de verklaring van [getuige B], pleit tegen de door de raadsman aangevoerde complottheorie.
15. Op grond van de hiervoor onder 3 tot en met 10 genoemde wettige bewijsmiddelen, heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 17 december 2007 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet na kalm beraad en rustig overleg met een mes, meermalen op die [slachtoffer] heeft ingestoken (ter hoogte van diens borstkas en/of buikstreek), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
16. Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: Poging tot moord
Strafbaarheid van de verdachte
17. De raadsman heeft namens verdachte een beroep gedaan op een noodtoestand. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem naar de keel heeft gegrepen en dat [getuige B] er tussen is gekomen. [slachtoffer] heeft verdachte geslagen. Bij de garagebox lag een stuk glas. Verdachte heeft toegegeven dat hij het glas heeft gehanteerd, maar nadat [slachtoffer] hem met het stuk hout wilde raken. In deze noodsituatie is het begrijpelijk dat verdachte niet weg is gelopen, want dan is de kans groot dat hij nog een keer zou worden geslagen. Verdachte heeft zich bedreigd gevoeld en een stuk glas gepakt. Er is overigens steeds meer jurisprudentie op dit punt die pleit voor bescherming van de eerst aangevallene.
18. De officier van justitie stelt hier tegenover dat [slachtoffer] de ruzie tussen verdachte en [getuige A] heeft geprobeerd te sussen. Verdachte heeft gezegd dat [slachtoffer] er spijt van zou krijgen. Getuigen zien verdachte na tien minuten terugkomen. Opeens en zonder reden, behalve naar de mening van de officier van justitie om verhaal te zoeken, levert de gedraging van verdachte een zeer ernstige steekpartij op. Verdachte heeft ingestoken op de hart- en/of borststreek van [slachtoffer]. Geen van de getuigen relateert dit insteken aan een aanval van [slachtoffer] en dus kan er geen sprake zijn van zelfverdediging door verdachte. Het letsel van het slachtoffer correspondeert exact met de verklaring van [slachtoffer] en wat getuigen hebben gezien.
19. Gelet op de toelichting door de raadsman en de verklaringen van verdachte, heeft de rechtbank dit verweer verstaan als "noodweer". Artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat niet strafbaar is degene die een feit begaat geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
20. Voor een geslaagd beroep op noodweer is derhalve vooreerst vereist dat aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ofwel een 'noodweersituatie' jegens verdachte. De rechtbank is op basis van het hiervoor onder 3 tot en met 14 overwogene van oordeel dat dat niet het geval is. Het beroep op noodweer slaagt derhalve niet.
21. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
22. De officier van justitie heeft - het primair ten laste gelegde bewezen achtend - gevorderd een gevangenisstraf van vier (4) jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
23. Namens verdachte is bepleit dat de strafmaat buitenproportioneel is en voorts dat als de rechtbank verdachte zou willen straffen, een straf voor de duur van het voorarrest geïndiceerd is. De raadsman acht het van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld naar huis te gaan en zijn werk te hervatten.
24. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
25. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord. Hij heeft ruzie gehad met [getuige A] en op het moment dat [slachtoffer] de ruzie heeft gesust, heeft verdachte naar [slachtoffer] geroepen dat hij er spijt van zou krijgen. Verdachte is vervolgens naar zijn woning gelopen om af te koelen, om ongeveer tien minuten later weer terug te komen. Hij heeft [slachtoffer] - onder valse voorwendselen - gevraagd mee te lopen om de hoek van de flat, alwaar hij meermalen met een mes op [slachtoffer] heeft ingestoken.
26. Ten gevolge van dit feit is onrust in de samenleving en vrees bij het slachtoffer ontstaan. Blijkens het schade-onderbouwingformulier, heeft [slachtoffer] naast fysiek letsel ook psychische schade opgelopen. Hij heeft doodsangsten uitgestaan, omdat de aanval van verdachte tegen het leven van [slachtoffer] was gericht. [slachtoffer] is zijn gevoel van veiligheid kwijt en verlaat slechts indien noodzakelijk zijn woning. De omvang van het fysiek letsel van [slachtoffer] had veel erger kunnen zijn, terwijl hij al relatief ernstig letsel, te weten botletsel aan zijn hand, heeft opgelopen. Verdachte heeft op [slachtoffer] ingestoken en het hengsel van de tas van [slachtoffer] heeft belemmerd dat [slachtoffer] daadwerkelijk in zijn bovenlichaam door het mes is geraakt. Daarnaast heeft [slachtoffer] de steken met zijn handen afgeweerd.
27. De rechtbank komt tot een hogere strafoplegging dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde feit. Voorts is de rechtbank van verzachtende omstandigheden niet gebleken.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats], gironummer [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is niet helemaal vergelijkbaar met de door [slachtoffer] in de onderbouwing van de vordering aangehaalde uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 februari 2000, omdat [slachtoffer] geen slagaderlijke bloeding heeft gehad. Hij is echter wel langer uit de running geweest en heeft langer pijn gehad, dus in die zin zijn de vorderingen wel vergelijkbaar. De officier van justitie heeft nog verzocht op toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet toewijsbaar is. Deze is een uitvloeisel van zijn valse aangifte en kromme gedachtegang. De formuleringen van slachtofferhulp komen uit hun koker. De raadsman heeft geen medische verklaring bij de vordering aangetroffen en is van mening dat [slachtoffer] zijn vordering bij de burgerlijke rechter dient aan te brengen.
Door [slachtoffer] is een bedrag van € 1500,- aan immateriële schade gevorderd. Naar de rechtbank begrijpt uit de toelichting op de vordering, is dit de tot op heden geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering wordt derhalve in zijn geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het hiervoor vermelde bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats], gironummer [nummer] van een bedrag van € 1500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007 tot de dag van algehele voldoening en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, De Bie en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2008.
Mr. De Bie is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0623/07-221069, gedateerd 28 december 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina's 18 tot en met 20.
3 Medische informatie betreffende [slachtoffer], dossierpagina 24.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], dossierpagina's 28 en 29.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], dossierpagina's 31 tot en met 33.
6 Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisanten], dossierpagina's 24 en 25.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 36 tot en met 43.
8 Deskundigenonderzoek d.d. 29 augustus 2008, rapporteur ing. M.J.W. Pouwels.