RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
economische politierechter
parketnummer: 06/925566-07
uitspraak vonnis: 10 november 2008
tegenspraak/nip
in de zaak tegen de rechtspersoon:
de besloten vennootschap
[naam verdachte] BV,
gevestigd te [adres en plaats],
[vertegenwoordiger],
geboren te [plaats op 1951],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 oktober 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 28 juli 2007 tot en met 3 augustus 2007, te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten 1.800, althans een aantal, stuks vuurwerk genaamd Mystery Mines (artikel LE193) en/of 9.000, althans een aantal, stuks vuurwerk genaamd Temptation (artikel LE882),
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of op of omstreeks 3 augustus 2007 te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre, voorhanden heeft gehad,
ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers
a. had voornoemd vuurwerk niet een zodanige constructie, was voornoemd vuurwerk niet zodanig vervaardigd en/of verkeerde voornoemd vuurwerk niet in een zodanige staat,
b. was, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betreft, niet zodanig, en/of
c. functioneerde voornoemd vuurwerk niet zodanig,
dat bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kan ontstaan.
artikel 1.2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Vuurwerkbesluit
artikel 2.1.3, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
(Bewijs)motivering (voetnoot 1)
In de periode van 28 juli 2007 tot en met 3 augustus 2007 is, zoals ook uit informatie van het Landelijk Meld- en Informatiepunt (hierna: LMIP)(voetnoot 2) naar voren komt, een container met consumentenvuurwerk binnen Nederland gebracht en op het terrein van verdachte te Lichtenvoorde gelost. Op 3 augustus 2007 zijn van die partij twee monsters genomen(voetnoot 3 en 4): een monster geregistreerd onder VBHH 7014 betreffende artikel LE193, genaamd mystery mines, zijnde een karton met twaalf cakeboxen (de gehele partij bestond uit 150 kartons met elk 12 mystery mines); en een monster geregistreerd onder VBHH 7015 betreffende artikel LE882, genaamd temptation, zijnde een karton met achttien cakeboxen (de partij bestond in haar geheel uit 500 kartons met elk achttien temptations). Op 23 augustus 2007 zijn de monsters door het NFI, in samenwerking met VROM-inspectie Vliegende brigade Vuurwerk (VbV), getest bij TNO in Rijswijk op de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit en de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 (hierna: Rnev 2004). De testresultaten zijn getoetst aan ISO-norm 2859-1:1999(voetnoot 5). Bij het monster van de partij LE 193 bleken de cakeboxen instabiel, in de zin dat zij stonden te wankelen. Twee cakeboxen zijn omgevallen. Bij het monster van partij LE 882 was bij één cakebox sprake van vijftien weigeraars en bij een andere van acht (voetnoot 6). Naar aanleiding van de testresultaten zijn de partijen waaruit de monsters afkomstig waren in beslag genomen en vernietigd. Verdachte heeft afstand gedaan van het afgekeurde vuurwerk.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Het openbaar ministerie heeft bij het vaststellen van het aangeboden transactiebedrag van € 16.000,- een richtlijn voor strafvordering gehanteerd. Hierbij is volgens de officier van justitie rekening gehouden met de categorie en hoeveelheid afgekeurd vuurwerk en de recidive van de verdachte. Als het om een natuurlijke persoon was gegaan, was gevangenisstraf geëist. De officier van justitie heeft aangegeven dat het bedrag van € 16.000,- is gebaseerd op € 4,- per kg afgekeurd vuurwerk en dat het gewicht van de twee partijen in het voordeel van de verdachte op in totaal 4.000 kg is geraamd.
C. Het standpunt van de vertegenwoordiger van verdachte
De vertegenwoordiger van verdachte heeft de overtredingen ter terechtzitting erkend (voetnoot 7). Hij maakt bezwaar tegen de hoogte van de boete. Eerdere door de rechtspersoon voor soortgelijke overtredingen aangeboden transacties bedroegen circa een tiende van het nu aangeboden bedrag. De overtredingen behoren volgens de vertegenwoordiger van de rechtspersoon tot het normale bedrijfsrisico. Vuurwerk wordt grotendeels handmatig geproduceerd en een enkele keer gaat er iets mis.
Naar het oordeel van de economische politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in de periode van 28 juli 2007 tot en met 3 augustus 2007, te Lichtenvoorde, gemeente Oost-Gelre, opzettelijk consumentenvuurwerk, genaamd mystery mines (artikel LE193) en temptation (artikel LE882), binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers
a. had voornoemd vuurwerk niet een zodanige constructie, was voornoemd vuurwerk niet zodanig vervaardigd en/of verkeerde voornoemd vuurwerk niet in een zodanige staat en/of
b. was, wat aard, samenstelling en overige eigenschappen van het materiaal betreft, niet zodanig en/of
c. functioneerde voornoemd vuurwerk niet zodanig,
dat bij gebruik overeenkomstig de gebruiksaanwijzing van dat vuurwerk geen letsel of schade kan ontstaan.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de economische politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk meermalen gepleegd door een rechtspersoon.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte overeenkomstig de aangeboden transactie te veroordelen tot betaling van een geldboete van € 16.000,-.
2. De vertegenwoordiger van verdachte heeft betoogd dat niet duidelijk is hoe de officier van justitie tot het bedrag is gekomen en dat met de inkoop van het afgekeurde vuurwerk een bedrag van circa € 8.000,- was gemoeid.
3. De officier van justitie heeft ter terechtzitting niet kunnen aangeven welke richtlijn voor strafvordering concreet bij het bepalen van de hoogte van het transactiebedrag/de eis is gehanteerd. Naar het oordeel van de economische politierechter is de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkovertredingen (2005R008; hierna: de richtlijn) van toepassing te achten. Een norm van € 4,- per kg wordt in die richtlijn wel gehanteerd, maar bij overtreding van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit alleen voor zover het gaat om onjuist of niet geclassificeerd vuurwerk. Voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen van vuurwerk dat niet aan de producteisen voldoet, wordt verwezen naar lijst I tot en met IV in verband met het voorhanden hebben van verboden consumentenvuurwerk. Voor het voorhanden hebben van vuurwerk dat niet voldoet aan de producteisen, wordt eveneens naar die uitgangspunten verwezen. Ervan uitgaande dat het afgekeurde vuurwerk valt onder vuurwerk van lijst II, geldt voor circa 10.000 stuks afgekeurd vuurwerk bij het bepalen van de transactie/eis als uitgangspunt: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. De richtlijn kent op dit onderdeel geen vergelijkbare straf voor een rechtspersoon.
4. De economische politierechter acht met de enkele overwegingen dat bij een natuurlijke persoon onvoorwaardelijke gevangenisstraf was geëist en dat er sprake is van recidive, de eis van de officier van justitie niet genoegzaam onderbouwd. Van belang hierbij is dat de richtlijn voor de in geding zijnde overtredingen géén strafnorm van € 4,- per afgekeurde kg vuurwerk kent en dat de verdachte door het afkeuren en verlies van de in beslag genomen partijen al financieel is getroffen. Ook daarom zal de economische politierechter een lagere geldboete opleggen dan is geëist.
5. De economische politierechter is van oordeel dat de hierna te melden geldboete in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde, mede gelet op de justitiële documentatie waaruit diverse vergelijkbare overtredingen naar voren komen, de maatschappelijke positie en de draagkracht van de verdachte en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is gepleegd, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Wetboek van Strafrecht: artikelen 23, 24, 51, 57, 91
Wet op de economische delicten: artikelen 1a (oud), 2 en 6
Wet milieugevaarlijke stoffen artikel 24 (oud)
Vuurwerkbesluit artikelen 1.2.1 en 1.2.2 (oud)
Beslissing
De economische politierechter:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, opzettelijk meermalen gepleegd door een rechtspersoon;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 6.000,-- (zesduizend euro).
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer verwezen wordt betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, opgenomen bij het stamproces-verbaal, nummer C12446/S25593/2007, VbV, gesloten en ondertekend op 8 februari 2008.
2 Schriftelijk stuk, meldingsformulier LMIP, bijlage 3, p. 2.
3 Stamproces-verbaal, p. 2-3.
4 Schriftelijk stuk, afgiftebewijs monsterneming, bijlage 4.
5 Schriftelijk stuk VbV, 'Gebruik ISO-norm'.
6 Schriftelijk stuk, onderzoeksrapport van het NFI, gedateerd 7 augustus 2007, bijlage 5.
7 Proces-verbaal ter terechtzitting, verklaring vertegenwoordiger van verdachte.
??