RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460123-07
Uitspraak d.d.: 11 november 2008
tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats] op [1987],
wonende te [plaats],
feitelijk verblijvende bij de J.P. van de Bent Stichting, De Sparrenoord 25, 8172 BB Vaassen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of zijn mededader meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachtes mededader zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] hebben/heeft gedwongen een (te grote) hoeveelheid alcoholische drank te drinken, althans die [slachtoffer] een (te grote) hoeveelheid alcoholische drank hebben/heeft gegeven/geschonken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: Ik hou niet meer van je, als je niet verder met mijn oom wil" en/of "Doe het, anders maak ik het uit" en/of "Anders maak ik het uit die verkering, laat mijn oom ook eens een keer
genieten" en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft gedwongen/gezegd zich uit te kleden, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd op een bed te gaan liggen, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij haar benen wijd moest doen, en/of
- met het ((deels) ontblote) lichaam op die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- misbruik hebben/heeft gemaakt van hun/zijn fysieke en/of geestelijke overwicht,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachtes mededader zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunten van de verdediging en het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is door haar gesteld dat niet bewezen kan worden geacht dat [slachtoffer] zodanig beperkt is dat zij geen weerstand kon bieden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.(voetnoot 1)
[vader slachtoffer] heeft op 20 september 2006 aangifte gedaan van verkrachting dan wel seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Dit zou zijn gepleegd door de oom van haar vriend [verdachte A] (hierna: [verdachte A]), zijnde [medeverdachte B] (hierna: [medeverdachte B]).(voetnoot 2)
Op 19 augustus 2006 heeft [verdachte A] [slachtoffer] gebeld en gevraagd of zij naar de woning van [medeverdachte B] in Apeldoorn wilde komen. In de woning heeft [verdachte A] [slachtoffer] in ieder geval twee glazen cola gemixt met jenever gegeven.(voetnoot 3) Vervolgens zijn [verdachte A], [medeverdachte B] en [slachtoffer] naar de slaapkamer gegaan. Daar hebben [verdachte A] en [medeverdachte B] afzonderlijk én samen seksuele handelingen verricht met [slachtoffer], waarbij [medeverdachte B] zijn penis en zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht en /of geduwd.(voetnoot 4 )
Bespreking van het primair ten laste gelegde
De rechtbank zal de in de tenlastelegging opgenomen feiten per gedachtestreepje behandelen en beoordelen of sprake is van de voor bewezenverklaring vereiste geweld, bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden.
1. Alcoholische drank
[verdachte A] heeft alcohol uit een vierkante fles (dat is jenever geweest, mede op grond van de verklaring van [medeverdachte B] daarover) uit de koelkast van [medeverdachte B] gepakt en vervolgens samen met cola in het glas van [slachtoffer] gedaan. [verdachte A] heeft verklaard dat hij niet precies wist wat voor soort drank hij aan [slachtoffer] heeft gegeven. Hij heeft verklaard dat hij dacht dat het Bacardi of witte wijn was en hij heeft haar daarvan twee glazen (gemixt met cola) gegeven.(voetnoot 5) [slachtoffer] heeft tegen [verdachte A] gezegd dat zij nooit alcohol drinkt en [verdachte A] heeft verklaard dat hij wist dat, wanneer hij haar alcohol zou geven, dat "verkeerd zou kunnen gaan", omdat [slachtoffer] medicijnen gebruikt.(voetnoot 6) [verdachte A] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] de cola met drank heeft gegeven om haar losser te krijgen.
De rechtbank concludeert daarom, dat uit de bewijsmiddelen wel naar voren komt dat aan [slachtoffer] een hoeveelheid alcoholische drank geschonken is, maar niet in welke hoeveelheid, of dat, zoals ten laste gelegd, een "te grote" hoeveelheid was en ook niet dat [verdachte A] [slachtoffer] heeft gedwongen om die alcohol te drinken. Daarom kan dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen worden geacht.
2. Beëindigen van de relatie
[verdachte A] heeft erkend dat hij heeft gezegd: "Ik hou van je, wil je met mijn oom naar bed."
[medeverdachte B] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [verdachte A] zei: "Doe het, anders maak ik het uit, laat mijn oom ook eens genieten." (voetnoot 7)
De door [verdachte A] geuite (manipulatieve) uitspraken kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als bedreigend worden aangemerkt. Zij jagen immers in algemene zin geen vrees of angst aan. Het kan echter wel zo zijn dat dergelijke uitspraken [slachtoffer] vrees zouden kunnen aanjagen. Daar staat tegenover dat uit de stukken naar voren komt dat [verdachte A] tijdens zijn relatie met [slachtoffer] meermalen tegen haar heeft gezegd dat hij de relatie zou verbreken. Daaraan heeft hij slechts een enkele keer daadwerkelijk gevolg gegeven, waarna vervolgens de relatie werd hervat. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde uitspraken er niet toe hebben geleid dat [slachtoffer] gedwongen werd gevolg te geven aan verdachtes en [medeverdachte B]s seksuele wensen.
Daarnaast blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte B] wist of kon weten dat [slachtoffer] gevoelig was voor dergelijke uitlatingen van [verdachte A] en dat zij veel waarde hechtte haar relatie met [verdachte A].
3. Uitkleden, op bed liggen en benen wijd doen
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer] er door geweld of bedreiging met geweld of door feitelijkheden toe is gebracht zich uit te kleden, op bed te gaan liggen en/of haar benen wijd te doen. Nergens blijkt op deze onderdelen van dwang.
4. Met het ((deels) ontblote) lichaam op [slachtoffer] gaan liggen
[medeverdachte B] heeft zijn kleren uitgedaan en is vervolgens op [slachtoffer] gaan liggen.(voetnoot 8) De rechtbank beschouwt dat als een uitvoeringshandeling van het ten laste gelegde zedenmisdrijf. Een dergelijke (uitvoerings)handeling zou een element kunnen zijn van geweld of een bedreiging met geweld, maar daarvan blijkt niet uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
5. Misbruik maken van fysiek en/of geestelijk overwicht
De rechtbank is van oordeel dat aan de zijde van verdachten niet gesproken kan worden van een geestelijk overwicht op [slachtoffer], nu zowel [verdachte A], [medeverdachte B] als [slachtoffer] lijden aan een gebrekkige ontwikkeling van hun geestvermogens en zij daarnaast alledrie intellectueel op (extreem) laag niveau functioneren.(voetnoot 9)
Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van fysiek overwicht van verdachte op [slachtoffer], nu de verklaringen van [verdachte A], [medeverdachte B] en [slachtoffer] hiervan geen blijk geven. Evenmin is op grond van de bewijsmiddelen gebleken dat de boventalligheid van [verdachte A] en [medeverdachte B] ten opzichte van [slachtoffer] heeft geleid tot een fysiek of geestelijk overwicht op [slachtoffer]. De enkele opmerking van [slachtoffer] dat ze bang was dat 'ze haar wat aan zouden doen' is onvoldoende geconcretiseerd, vindt geen steun in de bewijsmiddelen en kan niet worden gezien in de sleutel van fysiek overwicht van [medeverdachte B] en [verdachte A] op [slachtoffer].
6. Voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Ook overigens blijkt uit de voorhanden bewijsmiddelen niet dat sprake is geweest van een bedreigende situatie voor [slachtoffer].
Overwegingen over het primair ten laste gelegde
De rechtbank concludeert dat uit verdachtes verklaring kan worden afgeleid dat zijn gedragingen weliswaar bedoeld waren om [slachtoffer] te manipuleren, maar dat deze niet van zodanige aard waren dat [slachtoffer] daaraan geen weerstand meer kon bieden en aldus gedwongen werd tot het ondergaan van seksuele handelingen met [medeverdachte B]. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van zeer ongepast optreden ten opzichte van [slachtoffer] van de kant van verdachte en zijn mededader. Daarbij heeft de rechtbank oog voor het feit dat dit voor [slachtoffer] een ongewenste seksuele ervaring heeft betekend.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels begrepen heeft dat dergelijk gedrag niet aanvaardbaar is. De rechtbank merkt op dat preventief veel bereikt is nu verdachte begeleid woont en binnen de instelling (J.P. van de Bentstichting) aandacht wordt besteed aan zijn gedrag ten opzichte van anderen en ook ten aanzien van de seksualiteit.
De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bespreking van het subsidiair ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, zoals ten laste is gelegd. Evenmin is gebleken dat [slachtoffer] lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens.
De resterende vraag is, of verdachte wist dat [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat zij daardoor niet of onvoldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken, danwel weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen.
Verdachte heeft enerzijds verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] medicijnen gebruikte en dat zij, evenals hijzelf, aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens lijdt. Anderzijds is namens hem aangevoerd dat hij trots op [slachtoffer] was, omdat zij in sommige opzichten beter ontwikkeld was dan hij zelf, omdat zij kon schrijven en lezen en hij niet.
Van die eerste wetenschap heeft verdachte gebruik gemaakt door een situatie te creëren waarbinnen de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Nog daargelaten het standpunt van de officier van justitie dat [slachtoffer] wel in staat kon worden geacht weerstand te bieden, merkt de rechtbank op dat in het subsidiair ten laste gelegde het bestanddeel "gedwongen te dulden" niet nader feitelijk is omschreven. Het wordt daardoor niet duidelijk wat de steller van de tenlastelegging met dit onderdeel voor ogen heeft gestaan.
De rechtbank ziet onvoldoende grond aan te nemen dat [slachtoffer] gedwongen is op gelijke wijze zoals dit ten aanzien van het primair ten laste gelegde uiteen is gezet. Zij zal verdachte dan ook tevens van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk worden verklaard haar vordering.
verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Roessingh-Bakels en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/07-201729, Team Recherche, district Apeldoorn, gesloten en getekend op 28 februari 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte [vader slachtoffer] (doorgenummerde dossierpagina 24-27).
3 Proces-verbaal van verhoor van [verdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 74-97), proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] (doorgenummerde dossierpagina 28-56) en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 74-97), proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] (doorgenummerde dossierpagina 28-56) en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 82 en 94).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 76 en 85).
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 125 en 127).
8 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] (doorgenummerde dossierpagina 41), proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 86) en proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 113).
9 Psychologisch onderzoek (pro justitia) betreffend[verdachte A] door drs. S. Wijga van 31 maart 2008, pagina 8, psychologisch onderzoek (pro justitia) betreffende [medeverdachte B] door drs. S. Wijga van 31 maart 2008, pagina 11 en psychologisch rapport betreffende [slachtoffer] door GZ-psycholoog M.A. Mulder van 9 oktober 2001 en het persoonlijk begeleidingsplan van [slachtoffer].