ECLI:NL:RBZUT:2008:BG3969

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460124-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting en seksueel binnendringen door gebrek aan dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 11 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte B], die werd beschuldigd van verkrachting en seksueel binnendringen van een slachtoffer, die lijdende was aan een ziekelijke stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van dwang tot het ondergaan van de seksuele handelingen. De feiten waren als volgt: in de periode van 19 tot 20 augustus 2006 zou de verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte A], het slachtoffer hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de gedragingen van de verdachten niet als zodanig konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer niet in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde en dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de geestelijke toestand van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, tot schadevergoeding van € 2.500,00 afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte inmiddels onder behandeling is gesteld om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460124-07
Uitspraak d.d.: 11 november 2008
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats] op [1951],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte en/of zijn mededader meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis en/of zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer] hebben/heeft gedwongen een (te grote) hoeveelheid alcoholische drank te drinken, althans die [slachtoffer] een (te grote) hoeveelheid alcoholische drank hebben/heeft gegeven/geschonken en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: Ik hou niet meer van je, als je niet verder met mijn oom wil" en/of "Doe het, anders maak ik het uit" en/of "Anders maak ik het uit die verkering, laat mijn oom ook eens een keer genieten" en/of
- die [slachtoffer] hebben/heeft gedwongen/gezegd zich uit te kleden, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd op een bed te gaan liggen, en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat zij haar benen wijd moest doen, en/of
- met het ((deels) ontblote) lichaam op die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- misbruik hebben/heeft gemaakt van hun/zijn fysieke en/of geestelijke overwicht,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2006 tot en met 20 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of
onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis en/of één of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht/geduwd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Standpunten van de verdediging en het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is door haar gesteld dat niet bewezen kan worden geacht dat [slachtoffer] zodanig beperkt is dat zij geen weerstand kon bieden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast. (voetnoot 1)
[vader slachtoffer] heeft op 20 september 2006 aangifte gedaan van verkrachting dan wel seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]). Dit zou zijn gepleegd door de oom van haar vriend [medeverdachte A] (hierna: [medeverdachte A]), zijnde [verdachte B] (hierna: [verdachte B]).(voetnoot 2)
Op 19 augustus 2006 heeft [medeverdachte A] [slachtoffer] gebeld en gevraagd of zij naar de woning van [verdachte B] in Apeldoorn wilde komen. In de woning heeft [medeverdachte A] [slachtoffer] in ieder geval twee glazen cola gemixt met jenever gegeven.(voetnoot 3) Vervolgens zijn [medeverdachte A], [verdachte B] en [slachtoffer] naar de slaapkamer gegaan. Daar hebben [medeverdachte A] en [verdachte B] afzonderlijk én samen seksuele handelingen verricht met [slachtoffer], waarbij [verdachte B] zijn penis en zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht en /of geduwd.(voetnoot 4)
Bespreking van het primair ten laste gelegde
De rechtbank zal de in de tenlastelegging opgenomen feiten per gedachtestreepje behandelen en beoordelen of sprake is van de voor bewezenverklaring vereiste geweld, bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheden.
1. Alcoholische drank
[medeverdachte A] heeft alcohol uit een vierkante fles (dat is jenever geweest, mede op grond van de verklaring van [verdachte B] daarover) uit de koelkast van [verdachte B] gepakt en vervolgens samen met cola in het glas van [slachtoffer] gedaan. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij niet precies wist wat voor soort drank hij aan [slachtoffer] heeft gegeven. Hij heeft verklaard dat hij dacht dat het Bacardi of witte wijn was en hij heeft haar daarvan twee glazen (gemixt met cola) gegeven.(voetnoot 5) [slachtoffer] heeft tegen [medeverdachte A] gezegd dat zij nooit alcohol drinkt en [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij wist dat, wanneer hij haar alcohol zou geven, dat "verkeerd zou kunnen gaan", omdat [slachtoffer] medicijnen gebruikt.(voetnoot 6)
[verdachte B] heeft gezien dat [medeverdachte A] jenever in de cola van [slachtoffer] deed.(voetnoot 7) [verdachte B] heeft daarop gevraagd wat [medeverdachte A] aan het doen was, omdat die jenever namelijk van de oom van [verdachte B] was.(voetnoot 8) Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [verdachte B] [medeverdachte A] heeft belet [slachtoffer] de jenever te geven. Uit de bewijsmiddelen blijkt echter niet dat [verdachte B] op de hoogte was van het feit dat het drinken van alcohol voor [slachtoffer] in verband met haar medicijngebruik problemen zou kunnen veroorzaken. De rechtbank laat in het midden of [verdachte B] wist dat [medeverdachte A] twee glazen jenever-cola aan [slachtoffer] heeft gegeven en wat de hoeveelheid van de jenever was.
De rechtbank concludeert daarom, dat uit de bewijsmiddelen wel naar voren komt dat aan [slachtoffer] een hoeveelheid alcoholische drank geschonken is, maar niet in welke hoeveelheid, of dat een te grote hoeveelheid was en ook niet dat [medeverdachte A] [slachtoffer] heeft gedwongen om die alcohol te drinken. Daarom kan dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen worden geacht.
2. Beëindigen van de relatie
[medeverdachte A] heeft erkend dat hij heeft gezegd: "Ik hou van je, wil je met mijn oom naar bed."
[verdachte B] heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [medeverdachte A] zei: "Doe het, anders maak ik het uit, laat mijn oom ook eens genieten."(voetnoot 9)
De door [medeverdachte A] geuite (manipulatieve) uitspraken kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als bedreigend worden aangemerkt. Zij jagen immers in algemene zin geen vrees of angst aan. Het kan echter wel zo zijn dat dergelijke uitspraken [slachtoffer] wel vrees zouden kunnen aanjagen. Daar staat tegenover dat [medeverdachte A] tijdens zijn relatie met [slachtoffer] meermalen tegen haar heeft gezegd dat hij de relatie zou verbreken. Daaraan heeft hij slechts een enkele keer daadwerkelijk gevolg gegeven, waarna vervolgens de relatie werd hervat. De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging vermelde uitspraken er niet toe hebben geleid dat [slachtoffer] gedwongen werd gevolg te geven aan verdachtes seksuele wensen.
Daarnaast blijkt niet uit de bewijsmiddelen dat [verdachte B] wist of kon weten dat [slachtoffer] gevoelig was voor dergelijke uitlatingen van [medeverdachte A] en dat zij veel waarde hechtte aan haar relatie met [medeverdachte A].
3. Uitkleden, op bed liggen en benen wijd doen
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat [slachtoffer] er door geweld of bedreiging met geweld of door feitelijkheden toe is gebracht zich uit te kleden, op bed te gaan liggen en/of haar benen wijd te doen. Nergens blijkt op deze onderdelen van dwang.
4. Met het ((deels) ontblote) lichaam op [slachtoffer] gaan liggen
[verdachte B] heeft zijn kleren uitgedaan en is vervolgens op [slachtoffer] gaan liggen.(voetnoot 10) De rechtbank beschouwt dat als een uitvoering handeling van het ten laste gelegde zedenmisdrijf. Een dergelijke (uitvoerings)handeling zou een element kunnen zijn van geweld of een bedreiging met geweld, maar daarvan blijkt niet uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
5. Misbruik maken van fysiek en/of geestelijk overwicht
De rechtbank is van oordeel dat aan de zijde van verdachten niet gesproken kan worden van een geestelijk overwicht op [slachtoffer], nu zowel [medeverdachte A], [verdachte B] als [slachtoffer] lijden aan een gebrekkige ontwikkeling van hun geestvermogens en zij daarnaast alledrie intellectueel op (extreem) laag niveau functioneren.(voetnoot 11)
Evenmin is naar het oordeel van de rechtbank sprake van misbruik van fysiek overwicht van verdachte op [slachtoffer], nu de verklaringen van [medeverdachte A], [verdachte B] en [slachtoffer] hiervan geen blijk geven. Evenmin is op grond van de bewijsmiddelen gebleken dat de boventalligheid van [medeverdachte A] en [verdachte B] ten opzichte van [slachtoffer] heeft geleid tot een fysiek of geestelijk overwicht op [slachtoffer]. De enkele opmerking van [slachtoffer] dat ze bang was dat 'ze haar wat aan zouden doen' is onvoldoende geconcretiseerd, vindt geen steun in de bewijsmiddelen en kan niet worden gezien in de sleutel van fysiek overwicht van [verdachte B] en [medeverdachte A] op [slachtoffer].
6. Voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Ook overigens blijkt uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet dat sprake is geweest van een bedreigende situatie voor [slachtoffer].
Overwegingen over het primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van [medeverdachte A] bedoeld waren om [slachtoffer] te manipuleren, maar dat deze niet van zodanige aard waren dat [slachtoffer] geen weerstand meer kon bieden en aldus gedwongen werd tot het ondergaan van seksuele handelingen met verdachte. Wel concludeert de rechtbank dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de door [medeverdachte A] gecreëerde situatie, door seks te hebben met [slachtoffer]. Het misbruik maken van de situatie betekent echter niet dat, gelet op het vorenstaande, sprake is van verkrachting als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Stafrecht. Er is sprake geweest van zeer ongepast optreden ten opzichte van [slachtoffer]. Daarbij heeft de rechtbank oog voor het feit dat dit voor [slachtoffer] een ongewenste seksuele ervaring heeft betekend.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte inmiddels is doordrongen van het feit dat dergelijk gedrag niet aanvaardbaar is. Hij heeft zich inmiddels onder behandeling gesteld om dergelijk gedrag in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank zal verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bespreking van het subsidiair ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat [slachtoffer] in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, zoals ten laste is gelegd. Evenmin is gebleken dat [slachtoffer] lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens.
De resterende vraag is, of verdachte wist dat [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens leed dat zij daardoor niet of onvoldoende in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken, danwel weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen.
De rechtbank stelt vast dat de bewijsmiddelen geen aanknopingspunten bieden voor het oordeel dat verdachte op de hoogte was van de gebrekkige geestelijke ontwikkeling van [slachtoffer]. Hij ontmoette [slachtoffer] de avond van 19 augustus 2006 pas voor de tweede keer. Gelet op het over verdachte door de psycholoog Wijga uitgebrachte rapport d.d. 31 oktober 2008 is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Hij functioneert met een IQ van 57 op een intellectueel (extreem) laag niveau, hetgeen blijkens het rapport in het algemeen inhoudt het sociaal emotioneel functioneren op het niveau van een kind van 7 jaar.(voetnoot 12) Daardoor heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een ander referentiekader dan de gemiddelde volwassen mens.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de door [medeverdachte A] gecreëerde situatie. Nog daargelaten het standpunt van de officier van justitie dat [slachtoffer] wel in staat kon worden geacht weerstand te bieden, merkt de rechtbank op dat in het subsidiair ten laste gelegde het bestanddeel "gedwongen te dulden" niet nader feitelijk is omschreven. Het wordt daardoor niet duidelijk wat de steller van de tenlastelegging met dit onderdeel voor ogen heeft gestaan.
Analoog aan hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het primair ten laste gelegde ziet de rechtbank onvoldoende grond om aan te nemen dat [slachtoffer] op strafrechtelijk verwijtbare wijze is gebracht tot het ondergaan van de seksuele handelingen. Zij zal verdachte daarom ook tevens van het subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.500,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk worden verklaard haar vordering.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Roessingh-Bakels en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/07-201729, Team Recherche, district Apeldoorn, gesloten en getekend op 28 februari 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte [vader slachteroffer] (doorgenummerde dossierpagina 24-27).
3 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 74-97), proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer ] (doorgenummerde dossierpagina 28-56) en verklaring van [verdachte B] ter terechtzitting.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 74-97), proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer ] (doorgenummerde dossierpagina 28-56) en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 82 en 94).
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 76 en 85).
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 105 en 107).
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 110).
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 125 en 127).
10 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer ] (doorgenummerde dossierpagina 41), proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte A] (doorgenummerde dossierpagina 86) en proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte B] (doorgenummerde dossierpagina 113).
11 Psychologisch onderzoek (pro justitia) betreffende [medeverdachte A] door drs. S. Wijga van 31 maart 2008, pagina 8, psychologisch onderzoek (pro justitia) betreffende [verdachte B] door drs. S. Wijga van 31 maart 2008, pagina 11 en psychologisch rapport betreffende [slachtoffer] door GZ-psycholoog M.A. Mulder van 9 oktober 2001 en het persoonlijk begeleidingsplan van [slachtoffer].
12 Psychologisch onderzoek (pro justitia) door drs. S. Wijga van 31 maart 2008, pagina 11.