RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummer: 96752 FARK 08 - 1711
beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 24 september 2008
[verzoekster],
hierna te noemen: verzoekster,
wonende te [plaats], Groot Brittannië,
advocaat: mr. E.J. Verster te Zutphen,
inzake de voogdij over de minderjarige kinderen
[kind A], geboren op [1992] te [plaats];
[kind B], geboren op [1994] te [plaats];
[kind C], geboren op [1996] te [plaats];
[kind D], geboren op [1997] te [plaats];
[kind E], geboren op [1999] te [plaats].
Het verdere procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 12 september 2008;
- de brief / het advies van de bijzonder curator mr. F.A. Hendrikse-Voogt van 16 september 2008;
- de brief / het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 september 2008;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 17 september 2008, waaruit blijkt dat als belanghebbende is verschenen:
[verweerder],
verder te noemen de vader,
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting De Kruisberg te Doetinchem,
advocaat: mr. W. Bénard- van Deutekom te Apeldoorn.
De tussenbeschikking van 12 september 2008
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 12 september 2008 de bijzonder curator benoemd en het verzoek van verzoekster om te worden belast met de voogdij over de kinderen van haar om het leven gebrachte zuster overigens aangehouden.
Het advies van de bijzonder curator
De bijzonder curator adviseert als volgt tot toewijzing van het verzoek:
“[…] Voor de minderjarigen is het van belang dat zij zo spoedig mogelijk de draad weer oppakken en dat zij weten waar zij aan toe zijn. Zij hebben de moord van hun moeder door hun vader niet zien aankomen. Het vertrouwen in de mens is bij deze minderjarigen behoorlijk aangetast. Het is daarom van belang dat zij in een veilige voor hen bekende woonomgeving terechtkomen. Zij spreken zelf de uitdrukkelijke wens uit met hun tante mee te willen gaan naar Engeland, terwijl tante aangeeft de voogdij te willen aanvaarden. Tante lijkt de mogelijkheden te kunnen bieden die de kinderen nodig hebben. Een concreet alternatief is (nog) niet voorhanden. Nu het aanbod van tante in overeenstemming is met de wensen van de minderjarigen en er geen ernstige bezwaren zijn tegen het inwilligen van het verzoek van tante, lijkt nader onderzoek overbodig en ligt het verzoek voor toewijzing gereed. Ik ben van mening dat de belangen van de kinderen het meest gebaat zijn indien tante met onmiddellijke ingang met de voogdij over de minderjarigen wordt belast en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Daarom wil ik uw rechtbank adviseren het verzoek van [verzoekster] toe te wijzen. […]”.
De Raad adviseert eveneens tot toewijzing van het verzoek. Zijn visie luidt aldus:
“[…] De kinderen hebben allemaal, onafhankelijk van elkaar, aangegeven graag met hun tante mee te willen naar Engeland. De tantes bij wie ze komen wonen en hun oma (mz) blijkt vertrouwd voor hen.
De kinderen geven er blijk van de omgeving in Engeland waar ze komen te wonen al te “kennen”. [kind B] en [kind A] geven aan ook snel naar Engeland te willen omdat daar de scholen nog maar net begonnen zijn.
Tante maakt een intelligente en betrokken indruk. Zij zegt de mogelijkheden te hebben om, samen met haar zus en haar moeder, de kinderen te verzorgen. Zij kan daarbij rekenen op de steun van andere familieleden.
De Raad heeft de indruk dat tante alle hulp zal inschakelen die voor een goede ontwikkeling van de kinderen nodig is.
De Raad heeft, mede gezien de beperkte tijd, geen uitgebreid onderzoek gedaan. De verkregen informatie is weliswaar niet objectief onafhankelijk geverifieerd, echter gezien het feit dat alle betrokkenen onafhankelijk van elkaar overeenkomstige informatie hebben gegeven, is de Raad van mening dat deze toch als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
Bovendien maken de kinderen én tante een authentieke indruk.
Duidelijk is dat de kinderen door het misdrijf wat heeft plaatsgevonden zowel hun moeder als hun vader verloren. Niemand heeft dit gezinsdrama op enige wijze kunnen voorzien, zo blijkt uit de informatie.
De kinderen hebben, behalve hun vader, geen familie in Nederland.
Zij willen graag hun leven weer oppakken bij hun familie in Engeland.
Op grond van de opgedane ervaringen is de indruk dat deze plek binnen de familie de beste plek is om de kans te hebben hun pijn en verdriet op hun manier een zodanige plek te geven dat ze weer verder kunnen met hun leven. Het is begrijpelijk dat in deze periode de kinderen hun houvast zoeken daar waar ze goed in zijn: leren, weer naar school gaan.
Pas daarna “komt de rest”.
Vader geeft aan dat de kinderen beter af zouden zijn buiten de Somalische gemeenschap.
De Raad komt op grond van dit beperkte onderzoek tot de conclusie dat vader de laatste jaren een zeer summiere rol in de opvoeding van de kinderen heeft gespeeld.
De kinderen hebben zich heel goed ontwikkeld. De wijze waarop moeder, al dan niet met hulp van Somalische familie of netwerk, invulling gaf aan de opvoeding en verzorging van de kinderen is naar de mening van de Raad goed geweest.
Los van het feit of een opname van vijf kinderen in één pleeggezin tot de mogelijkheden zou behoren, is het ook zeer de vraag of de kinderen zich goed kunnen ontwikkelen als er dingen gebeuren waar ze geen grip op hebben.
De grip op hun leven moeten ze weer terugkrijgen. Daarvoor hebben ze recht op de steun van hun familie.
Hun vader kan daartoe, zeker op dit moment, geen bijdrage leveren. […]”
Het standpunt van de vader
Bezwaren die de vader voorafgaand aan de terechtzitting naar voren heeft gebracht
Blijkens de brief van de bijzonder curator van 16 september 2008 heeft de vader – bij monde van zijn advocaat – tegenover de bijzonder curator bezwaren geuit tegen het verzoek. Hij wil dat zijn kinderen in Nederland blijven wonen, bij voorkeur in een pleeggezin. Hij is van mening dat de toekomstperspectieven van de kinderen in Nederland beter gewaarborgd zijn dan in Engeland. Hij is bang dat de kinderen door de familie van moeder zullen worden misbruikt en zullen worden ingezet om geld te gaan verdienen. Hij meent dat dit ten nadele komt van hun carrières. Bovendien maakt hij zich zorgen over hun financiële toekomst in Engeland. Hij weet niet wie de opvoeding gaat betalen. Ook meent hij dat het huis overvol is. Hij zou het liefst contact willen houden en hen willen troosten.
Blijkens de brief van de Raad van 17 september 2008, heeft de vader ook persoonlijk in een gesprek op 8 september 2008 tegenover de Raad (reeds) de wens geuit dat zijn kinderen bij elkaar blijven in een Nederlands gezin. Hij heeft er geen vertrouwen in dat zij zich vrij kunnen ontwikkelen als zij onder de invloed van de Somalische gemeenschap moeten opgroeien.
Bezwaren die namens de vader ter terechtzitting zijn verwoord
De vader is ter terechtzitting onwel geworden en heeft het verhoor in verband met zijn op dat moment zorgelijke medische situatie vroegtijdig moeten verlaten. Zijn belangen zijn verder behartigd door zijn raadsvrouwe, die – desgevraagd – ter terechtzitting heeft bevestigd dat zij tijdens de contacten met de vader voorafgaand aan de zitting duidelijk met hem heeft kunnen spreken en dat zij voldoende in staat is zijn belangen naar voren te brengen. Die komen volgens haar op het volgende neer.
De vader vindt dat de kinderen beter af zijn in Nederland dan in Engeland. Zij zijn hier geboren en getogen. Hun netwerk is hier in Nederland en niet in Engeland. De verwerking door de kinderen van de dood van hun moeder kan beter in Nederland, in de Nederlandse taal en met Nederlandse hulpverlening plaatsvinden. Hij heeft zich altijd vader van zijn kinderen gevoeld en heeft ook altijd zijn best gedaan. Hoewel de kinderen daarvan niet op de hoogte waren, heeft hij altijd financieel bijgedragen en getracht de contacten met zijn kinderen te onderhouden. Dat werd niet altijd gewaardeerd, zodat hij zich niet altijd van zijn vaderschap heeft kunnen kwijten. Hij hoopt op herstel van de betrekkingen met zijn kinderen in de toekomst. Dat kan beter in Nederland.
Verder heeft mr. Bénard- van Deutekom namens de vader ter terechtzitting bij gebreke van schriftelijke gegevens vraagtekens gezet bij de verblijfsstatus van verzoekster in Engeland en de toekomstige status van de kinderen aldaar, waarbij zij heeft betrokken dat geen bewijs van de familierelatie tussen verzoekster en de kinderen is overgelegd.
Voorts heeft zij namens de vader gesteld dat verzoekster een ongehuwde jonge vrouw is, aan het begin van haar carrière. Verzoekster heeft geen ervaring met de opvoeding van kinderen. Haar feitelijke situatie blijft vaag, omdat niets bekend is over haar financiële situatie en de opvoedingssituatie bij haar thuis. Evenmin is bekend of de grootmoeder opvoedingstaken op zich gaat nemen.
Namens de vader stelt mr. Bénard- van Deutekom dat de Raad contact had moeten leggen met de Engelse instanties.
Op deze gronden verzoekt de vader primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair om aanhouding van het verzoek, zodat de Raad nader onderzoek kan doen.
Het standpunt van verzoekster
Namens verzoekster is ter terechtzitting – voor zover thans relevant en kort weergegeven – het standpunt van de vader betwist. Verzoekster bestrijdt dat de door of namens hem verwoorde belangen zwaarder wegen dan de belangen van de kinderen. Zij onderschrijft het advies van de bijzonder curator en de Raad. Zij verwacht dat de kinderen ernstig getraumatiseerd zijn en zij acht mede daarom een snelle beslissing noodzakelijk. Verzoekster stelt dat de rouwverwerking ook in Engeland mogelijk is.
Zij stelt dat zij een legale status heeft en dat de kinderen op grond van het Verdrag van Schengen eveneens legaal in Engeland kunnen verblijven. Dat verzoekster ongehuwd is, betekent volgens haar niet dat zij niet capabel is de kinderen te verzorgen en op te voeden. Als bewijs van haar integratie, wijst zij erop dat zij een jonge Somalische vrouw is, en universitair docente. Haar woning is ruim genoeg. Zij heeft voorts eigen inkomsten, maar beschikt ook over een groot netwerk. Verzoekster heeft geen bezwaar tegen een onderzoek door de Engelse Raad voor de Kinderbescherming, maar zij vindt dat daarin thans geen reden mag zijn gelegen voor afwijzing van haar verzoek.
In de omstandigheid dat de vader omwille van zijn welbevinden de terechtzitting prematuur heeft moeten verlaten en dus niet volledig kon worden gehoord, ziet de rechtbank geen grond de zaak nader aan te houden. De rechtbank verwacht dat de vader – gelet op hetgeen hijzelf tegenover de Raad naar voren heeft gebracht en hetgeen door zijn raadsvrouw namens hem tegenover de bijzonder curator en ter zitting naar voren is gebracht – geen andere belangen dan reeds aangevoerd naar voren had willen brengen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de vader kennis heeft genomen van het verzoekschrift.
Daarnaast is van belang dat – voor zover de rechtbank bekend is – de vader in het ziekenhuis is opgenomen en niet duidelijk is wanneer hij wel in staat is om (alsnog) te worden gehoord terwijl het in het belang van de kinderen is om op korte termijn duidelijkheid te hebben over hun toekomst.
De verdere beoordeling
De rechtbank zal, in het licht van de bevindingen en adviezen van de bijzonder curator en de Raad en gehoord hebbende de kinderen, het verzoek op grond van na te melden overwegingen toewijzen, omdat alles in onderlinge samenhang bezien het beter voor de kinderen is te worden opgenomen in hun familieverband in Engeland, dan te worden opgenomen in een pleeggezin in Nederland. Dit wordt als volgt toegelicht.
Nu de vader dit niet heeft weersproken staat in de onderhavige procedure vast dat de vader de moeder van de minderjarige kinderen om het leven heeft gebracht. Tevens staat vast dat hij niet met het ouderlijk gezag is (noch zal worden) belast. Daarom moet in het ontstane gezagsvacuüm definitief worden voorzien. De kinderen hebben behalve hun vader geen familieleden in Nederland. Alle familie van moeder woont in Engeland.
De minderjarige kinderen zijn in de gelegenheid gesteld hun mening aan de rechtbank kenbaar te maken. Zij hebben (ook) tegenover de rechtbank (onder meer) te kennen gegeven zo snel mogelijk naar hun tante in Engeland te willen gaan. Zij willen thans op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid over het verzoek, mede omdat zij zo snel mogelijk weer naar school willen kunnen gaan. De Raad en de bijzonder curator hebben deze expliciete wens van de kinderen in hun advies tot toewijzing van het verzoek meegenomen.
Aan de formele tegenwerpingen door de vader betreffende de status van verzoekster en haar familierelatie met de kinderen, wordt geen doorslaggevende betekenis toegekend.
De kinderen hebben zelf verklaard veel contact met verzoekster te hebben gehad, terwijl de rechtbank aan de hand van het Britse paspoort van verzoekster (nr. [nummer], geldig tot 1[2013]) haar persoonsgegevens heeft geverifieerd.
Bij deze stand van zaken bestaat onvoldoende reden te twijfelen over de status van verzoekster en haar relatie ten opzichte van de kinderen.
Voorts kunnen de kinderen zich gezien hun Nederlandse nationaliteit op grond van het vrij verkeer van personen binnen de EU vrijelijk naar Engeland begeven en aldaar legaal verblijven. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat wanneer verzoekster zorgt voor legalisatie en vertaling van de onderhavige beschikking, in redelijkheid mag worden aangenomen dat – doordat verzoekster met de voogdij over de kinderen wordt belast – aan de kinderen reeds om die reden een verblijfsstatus zal worden toegekend. De bijzonder curator heeft zulks ter terechtzitting bevestigd, onder de mededeling dat zij dit heeft nagevraagd bij het T.M.C. Asser-instituut te Den Haag.
Ook aan de rechtbank is gebleken dat indien de kinderen naar Engeland gaan, zij in een voor hen vertrouwde familiekring zullen worden opgenomen. Uit hetgeen in de onderhavige zaak bekend is, was er ook in de periode dat de moeder nog leefde, intensief contact tussen verzoekster en de kinderen. Verzoekster kwam, naar zij en de kinderen hebben verklaard en de vader ter terechtzitting nog heeft kunnen bevestigen, regelmatig naar Nederland of de kinderen gingen met hun moeder naar haar. Haar woning en de omgeving aldaar zijn voor de kinderen bekend terrein. Gelet op de verklaringen van de minderjarigen en verzoekster bestaat er onvoldoende aanleiding te twijfelen aan het feit dat zij over voldoende woonruimte beschikt.
Evenmin bestaat voldoende aanleiding te twijfelen of verzoekster voldoende financiële middelen heeft in verband met de verzorging en opvoeding van de kinderen, althans in redelijkheid dient er van te worden uitgegaan dat zij een inkomen heeft dat ten minste gelijk is aan dat van de moeder van de kinderen.
In dit verband betrekt de rechtbank bij de beoordeling dat uit openbare bron, zijnde de internetsite van de ‘London Metropolitan University’, is gebleken dat de naam van verzoekster is vermeld in verband met het geven van onderwijs op het gebied van het vak toerisme. Voorts is de rechtbank gebleken dat zij regelmatig (met het vliegtuig) reist en dat zij Brits onderdaan is, zodat zij zo nodig op financiële overheidssteun zal kunnen terugvallen.
Met betrekking tot de opvoedkundige capaciteiten van verzoekster wordt opgemerkt dat zij door haar handelen tot nu toe en de in verband met het gezagsvacuüm getoonde betrokkenheid bij de kinderen, voldoende kwaliteiten heeft laten zien.
Bovendien woont ook de grootmoeder van de kinderen bij verzoekster in huis, zodat zij vanuit háár positie ook de nodige geborgenheid zal weten te geven.
Eventuele twijfel die in dit verband nog denkbaar is, wordt voldoende ondervangen door de mededeling van de vertegenwoordiger van de Raad ter zitting dat de Raad de Engelse Raad voor de Kinderbescherming kan verzoeken de situatie van de kinderen zekerheidshalve nog eens te bezien. De rechtbank gaat ervan uit dat de Raad tot een dergelijk verzoek over zal gaan.
Tot slot is in aanmerking genomen dat de vader geen concrete contra-indicaties heeft benoemd, op grond waarvan moet worden aangenomen dat verzoekster in opvoedkundig opzicht niet in staat is de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen.
Dat de Raad bij zijn Engelse equivalent nog geen navraag naar verzoekster heeft gedaan, zoals namens de vader is gesteld, biedt aldus geen reden voor afwijzing.
De man heeft geen grond geboden om aan te nemen dat de kinderen de dood van hun moeder beter in Nederland zullen kunnen verwerken. Onweersproken is gebleven dat de kinderen (gelet op hun leeftijd) de Engelse taal meer dan gemiddeld beheersen, zodat de rechtbank verwacht dat zij bij de rouwverwerking en hulpverlening in dat verband niet op (onoverkomelijke) taalbarrières zullen stuiten.
Aan de hoop van de vader op eventueel contactherstel in de toekomst, komt geen grotere waarde toe dan aan het belang van de minderjarige kinderen om zo snel mogelijk in een veilige omgeving en onder de meest optimale omstandigheden tot de rouwverwerking te komen. Aan de vader wordt in overweging gegeven dat indien aan het belang van de kinderen geen voorrang wordt gegeven, van contactherstel – waar dan ook – gegeven de bijzondere omstandigheden van deze zaak in elk geval geen sprake zal zijn.
Ook voor de rechtbank is duidelijk dat de plotselinge migratie naar Engeland en de overstap naar het Engelse onderwijssysteem voor de kinderen om uiteenlopende redenen niet gemakkelijk zal zijn. Toch ligt verhuizing naar Engeland gezien de overige omstandigheden voor hen het meest in de rede. Op grond van hetgeen thans bekend is, heeft de rechtbank er voldoende vertrouwen in dat de kinderen binnen afzienbare tijd weer op hun oude leerniveau zullen functioneren.
Dat – behoudens bovenstaande verificatie van de persoonsgegevens van verzoekster – overigens geen verificatie van de beschikbare gegevens heeft plaatsgevonden, althans dat nadere schriftelijke gegevens ontbreken, doet niet af aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
draagt de voogdij over de minderjarige kinderen
[kind A], geboren op [1992] te [plaats],
[kind B], geboren op [1994] te [plaats],
[kind C], geboren op [1996] te [plaats],
[kind D], geboren op [1997] te [plaats], en
[kind E], geboren op [1999] te [plaats],
op aan hun tante [verzoekster], wonende te [plaats], Groot Brittannië;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.H. Schuurman uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.