ECLI:NL:RBZUT:2008:BG5571

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
0711 548 Afsthf
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.P. van Baaren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afvalstoffenheffing en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 november 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn over de afvalstoffenheffing. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen voor de jaren 2006 en 2007, waarbij het variabele deel van de heffing op nihil was gesteld. Tijdens de zitting op 28 oktober 2008 heeft eiser verklaard dat zijn grieven uitsluitend betrekking hebben op het variabele deel van de afvalstoffenheffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar van eiser niet kon leiden tot een lagere heffing dan nihil, waardoor eiser geen procesbelang had. De rechtbank oordeelde dat verweerder eiser ten onrechte in zijn bezwaren had ontvangen en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en de rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiser tegen het variabele deel van de afvalstoffenheffing niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier H. de Groot.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 0711 548 Afsthf
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn
verweerder.
1. Procesverloop
Bij aanslagbiljet, nummer 45718907, met dagtekening 28 februari 2007, heeft verweerder aan eiser voor het belastingjaar 2006 een definitieve aanslag afvalstoffenheffing opgelegd ten bedrage van € 139,70 voor het vaste deel en € 0, -voor het variabele deel en voor het belastingjaar 2007 een (voorlopige) aanslag afvalstoffenheffing ten bedrage van € 148,32 voor het vaste deel en € 0, -voor het variabele deel.
Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de opgelegde aanslagen gehandhaafd.
Namens eiser is door mr.dr.ir. E. Mot, juridisch adviseur te Ugchelen, bij brief van l1 september 2007 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend, waarin is bepleit dat eisers bezwaar niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Partijen hebben gere- en gedupliceerd. Verweerder heeft daarna op verzoek van de rechtbank een aanvullend verweerschrift ingediend. De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 23 september 2008 een pleidooi overgelegd. Verweerder heeft daarop gereageerd bij brief van 6 oktober 2008.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 oktober 2008, waar eiser is verschenen bij zijn gemachtigde mr.dr.ir. Mot voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J. Boone en M. Veenhuizen.
2. Motivering
2.1. Verweerder heeft in beroep bepleit dat eiser ten onrechte in zijn bezwaar is ontvangen omdat enig procesbelang ontbreekt, aangezien het bezwaar en beroep van eiser niet kon leiden tot een lagere aanslag voor het variabele deel van de afvalstoffenheffing.
2.2. De rechtbank stelt vast dat de onderwerpelijke aanslagen ten aanzien van het belastingjaar 2006 het vaste en het variabele deel van de afvalstoffenheffing betreffen en ten aanzien van 2007 een (voorlopig) vast en variabel deel van de afvalstoffenheffing.
Ter zitting is namens eiser desgevraagd verklaard dat zijn grieven uitsluitend betrekking hebben op het variabele deel van de afvalstoffenheffing.
De rechtbank stelt vast dat dit onderdeel van de afvalstoffenheffing bij de aanslagen op nihil is gesteld. Eisers bezwaar kon daarom nimmer leiden tot een lagere heffing dan nihil. Op die grond had eiser dan ook geen procesbelang.
Op grond van het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat verweerder eiser ten onrechte in zijn bezwaren heeft ontvangen. De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet hierin tevens aanleiding onder toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien door alsnog het bezwaar van eiser tegen het variabele deel van de afvalstoffenheffingen niet-ontvankelijk te verklaren.
Nu eiser in zijn bezwaar niet-ontvankelijk wordt verklaard komt de rechtbank niet toe aan het verzoek van de gemachtigde van eiser om de rechtsgronden, in de zin van het tweede lid van artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ambtshalve aan te vullen.
2.3. De rechtbank ziet in het vorenoverwogene aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand ((beroepschrift en verschijnen ter zitting) 2 punten toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd.
2.4. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiser tegen het variabele deel van de
afvalstoffenheffingen niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de
plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- bepaalt dat de gemeente Apeldoorn het betaalde griffierecht van € 39, -aan
eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644, - ter zake van verleende rechtsbijstand, te betalen door de gemeente Apeldoorn.
Aldus gegeven door mr. R.P. van Baaren en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2008 in tegenwoordigheid van H. de Groot als griffier.