RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460005-08
Uitspraak d.d.: 9 december 2008
Tegenspraak / dnip
Raadsman: mr. Boeve
[verdachte]
geboren te [plaats], op [1960],
wonende te [plaats] [adres ].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 november 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een dekbed, althans beddegoed en/of een bed aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een dekbed, althans beddengoed en/of een bed, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemd dekbed, althans beddengoed en/of een bed geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de huisraad en/of andere goederen in voornoemde woning en/of één of meer aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D] en/of zich in voornoemde aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 01 januari 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend mevrouw [slachtoffer A]
meermalen, althans éénmaal, (met kracht) met een metalen/kunsstof stok, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd en/of op en/of tegen de arm(en) en/of op en/of tegen de schouder(s) heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 01 januari 2008 te Harderwijk [slachtoffer D] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer D] dreigend de woorden gesms-t :"Ik steek dat rothuis in brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
Op 1 januari 2008 heeft verdachte in de woning aan [adres en plaats] met een aansteker het dekbed in de slaapkamer in brand gestoken.(voetnoot 2) Als gevolg hiervan is het dekbed gedeeltelijk weggebrand en is er een brandplek op het matras ontstaan.(voetnoot 3) Verdachte heeft in de loop van die avond alcohol gedronken en verkeerde daarvan onder invloed toen hij het dekbed in brand stak.(voetnoot 4) [slachtoffer A] (hierna: [slachtoffer A]) heeft enkele glaasjes water over het dekbed en het matras gegoten.(voetnoot 5)
Kort nadat verdachte het dekbed in brand heeft gestoken, heeft hij in diezelfde woning de televisie en de computer op de grond gegooid. Ook heeft hij dreigend met een stok gezwaaid, waarna er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte, [slachtoffer B] (hierna: [slachtoffer B]) en [slachtoffer A].(voetnoot 6) Bij die worsteling heeft [slachtoffer A] letsel en pijn aan haar arm opgelopen, bestaande uit een schaafwond en diverse blauwe plekken.(voetnoot 7) Voorafgaand aan de worsteling was de stok waarmee verdachte zwaaide recht. Na de worsteling zat er een knik in de stok.(voetnoot 8)
Voorafgaand aan de voorvallen in de woning heeft verdachte aan [slachtoffer D] (verde: [slachtoffer D]) sms-jes gestuurd waarin hij dreigde het huis in brand te steken.(voetnoot 9)
B. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, mishandeling en bedreiging.
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft allereerst aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat er geen gevaar voor goederen of personen is ontstaan. Verdachte heeft het brandje namelijk zelf meteen gedoofd. Dat anderen later voor de zekerheid nog water over het beddengoed hebben gegooid, doet daar niets aan af. Tussen het moment waarop verdachte het brandje stichtte en het moment waarop het water over het beddengoed is gegooid, heeft verdachte nog spullen vernield en heeft de worsteling plaatsgevonden. Indien de brand niet was gedoofd, had de hele slaapkamer inmiddels in brand moeten staan. Daarom moet verdachte het brandje wel zelf gedoofd hebben.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is voor de mishandeling. Verdachte heeft pas om zich heen geslagen nadat hij door drie personen gepakt werd. Bovendien is hij voorafgaand daaraan geslagen door [slachtoffer B]. Er was derhalve sprake van zelfverdediging.
Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn. Allereerst zijn diverse verklaringen afgenomen zonder officiële tolk, waarbij een familielid als vertaler is opgetreden. Daarnaast hadden de dochters van de partner van verdachte, [slachtoffer D] (verder: [slachtoffer D]) en [slachtoffer A], een zekere weerstand tegen hem, zodat zij waarschijnlijk de zaak ernstiger hebben doen voorkomen dan deze in werkelijkheid was.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1.
[slachtoffer C](voetnoot 10) en [slachtoffer A]1(voetnoot 11)hebben verklaard dat zij het bed in de slaapkamer in brand zagen staan met kleine blauwe vlammetjes van ongeveer 10 centimeter hoog. [slachtoffer A] heeft het vuur gedoofd door er vier of vijf glazen water overheen te gooien.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zo geschrokken was van het zien van de vlammen, dat hij het vuur meteen weer heeft gedoofd door het dekbed dubbel te vouwen. Verdachte was er van overtuigd dat hij het vuur ook echt gedoofd had. Over de verklaringen van [slachtoffer C] en [slachtoffer A] heeft verdachte ter zitting verklaard dat het enige tijd duurde voordat zij in de slaapkamer kwamen. Als hun verklaringen zouden kloppen, had het hele dekbed inmiddels in brand moeten staan en zou ook de schroeiplek veel groter zijn geweest.
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zich dat niet te kunnen herinneren, heeft hij tegenover de politie verklaard dat zijn gedachte bij de brandstichting was dat hij het huis in de fik zou steken en dat de buren daar in mee konden gaan.(voetnoot 12)
Ten aanzien van feit 2.
[slachtoffer A] heeft verklaard dat verdachte haar met een stok op haar hoofd, armen en schouders heeft geslagen.(voetnoot 13) [slachtoffer B] heeft verklaard dat verdachte naar beneden kwam lopen met een stok in zijn hand en dat hij daarmee [slachtoffer A] tegen haar hoofd en arm sloeg.1(voetnoot 14)
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij heeft gedreigd met de stok die bedoeld was om de zoldertrap naar beneden te trekken. De stok was ongeveer één meter lang. Toen verdachte met de stok zwaaide, vielen [slachtoffer B] en [slachtoffer A] hem aan. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij tijdens de worsteling met [slachtoffer B] en [slachtoffer A] met de stok om zich heen heeft geslagen uit zelfverdediging, maar dat hij niet bewust op iemand heeft ingeslagen.1(voetnoot 15)Ook heeft verdachte verklaard dat hij met de stok zwaaide en dat [slachtoffer B] hem daarna sloeg.(voetnoot 16) Ter zitting heeft verdachte voorts verklaard dat de stok recht was voordat hij ermee ging zwaaien. Hij weet niet hoe de knik in de stok is gekomen.
Ten aanzien van feit 3.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in sms-jes al gedreigd had dat hij het huis in de fik zou steken.(voetnoot 17) Aangeefster [slachtoffer D] heeft verklaard dat verdachte dreigende sms-jes stuurde, waarin hij zei dat hij het huis in brand zou steken.(voetnoot 18)Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in sms-jes in gebroken Spaans heeft gedreigd dat hij het huis in de fik zou steken.(voetnoot 19)
E. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de eigen verklaring van verdachte en de verklaringen van [slachtoffer C] en [slachtoffer A] ten aanzien van de brand, kan worden aangenomen dat verdachte heeft gepoogd het vuur te doven. Aannemelijk is dat [slachtoffer C] en [slachtoffer A] het smeulende en geschroeide dekbed zagen en er vervolgens voor de zekerheid nog water overheen hebben gegooid.
De raadsman van verdachte heeft in dit verband naar voren gebracht dat, als gevolg van de handelingen van verdachte, geen gemeen gevaar voor goederen en/of personen is ontstaan.
Dit standpunt vindt geen steun in het recht. Voor de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht, is van belang of gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit criterium voldaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat door het stichten van brand in een slaapkamer van een woning, waarin bovendien de bewoners beneden en dus buiten zicht aanwezig waren, zonder meer gemeen gevaar voor goederen en personen ontstaat. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat verdachte zich kennelijk bewust was van het mogelijke gevaar, gelet op zijn verklaring dat de buren mee mochten gaan in de brand.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de verwondingen van [slachtoffer A], de verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] dat verdachte met een stok op [slachtoffer A] insloeg en het feit dat de stok die verdachte in handen had na de worsteling een knik vertoonde, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer A] met de stok heeft geslagen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte daarvoor niet strafbaar is, omdat er sprake was van zelfverdediging.
Dit verweer wordt verworpen. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte, door binnenshuis in een naar zijn verklaring ter zitting beperkte ruimte in de aanwezigheid van verschillende personen te zwaaien met een stok van één meter lang, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij iemand letsel en pijn zou toebrengen. Bovendien acht de rechtbank van belang dat verdachte zelf de dreigende situatie heeft gecreëerd door het vernielen van de televisie en de computer en het dreigend zwaaien met de stok, zodat ook daarom het beroep op noodweer niet kan slagen.
Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat verdachte eerst door [slachtoffer B] is geslagen en dat verdachte daarop ter zelfverdediging reageerde, overweegt de rechtbank dat deze lezing van de feiten geen steun vindt in de verklaring van verdachte en de verklaringen van [slachtoffer A], [slachtoffer C] en [slachtoffer B].
Met betrekking tot het betoog van de raadsman dat de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
De eigen verklaring van verdachte ter zitting ten aanzien van de brandstichting en de mishandeling stemt op belangrijke punten overeen met de verklaringen van de getuigen. Gelet hierop ziet de rechtbank in het betoog van de raadsman geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen te twijfelen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank ten slotte nog dat, gelet op de voorliggende bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [slachtoffer D], dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 1 januari 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een dekbed, althans beddengoed aangestoken, ten gevolge waarvan voornoemd dekbed, althans beddengoed gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de huisraad en andere goederen in voornoemde woning en één aangrenzende woning, en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en [slachtoffer C] en [slachtoffer D] te duchten was.
2.
hij op 1 januari 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk mishandelend mevrouw [slachtoffer A] meermalen met een stok tegen het hoofd en op de arm en tegen de schouder heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
3.
hij omstreeks 1 januari 2008 te Harderwijk [slachtoffer D] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer D] dreigend de woorden gesms-t :"Ik steek dat rothuis in brand", althans woorden van gelijke dreigende strekking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
3. Bedreiging met brandstichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een psychiatrisch rapport(voetnoot 20)opgemaakt door de psychiater S. de Jong.
Uit voormeld rapport komt onder meer naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, diagnostisch te omschrijven als problematisch alcoholgebruik, depressieve reacties en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Verdachte kan van jongs af aan niet adequaat omgaan met frustraties en tegenslagen en kropt alles op, trekt zich terug en vermijdt problemen, waardoor het spanningsniveau verder oploopt totdat een uitbarsting volgt. Dit wordt nog versterkt door alcoholgebruik. Op grond van deze gegevens dient verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Deze stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedrag, zodat het ten laste gelegde, indien bewezen geacht, daar gedeeltelijk uit verklaard kan worden.
De psychiater adviseert een voorwaardelijke straf met proeftijd, met als bijzondere voorwaarde toezicht door de reclassering of verslavingsreclassering. In het voorlichtingsrapport(voetnoot 21) van Tactus van 3 maart 2008 wordt eensluidend geadviseerd, met dien verstande dat het noodzakelijk wordt geacht dat behandeling bij GGZ Meerkanten in het vonnis wordt opgenomen. Uit het afloopbericht toezicht(voetnoot 22) van Tactus van 19 november 2008 blijkt dat verdachte inmiddels aan het grootste deel van het plan van aanpak bij GGZ Meerkanten, zoals genoemd in het voorlichtingsrapport, heeft voldaan. Verdachte heeft de behandeling door middel van psychomotorische therapie, individuele gesprekken en onderhoudsmedicatie succesvol afgerond. Bovendien heeft verdachte aannemelijk gemaakt dat hij is gestopt met alcoholgebruik. Ook is verdachte aangemeld bij het Algemeen Maatschappelijk Werk voor deelname aan een assertiviteitstraining.
Met de conclusies van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht bij de reclassering. Daarnaast heeft hij een taakstraf voor de duur van 80 uren gevorderd, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.
De raadsman heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke straf redelijk zou zijn, nu verdachte reeds fors gestraft is voor de feiten. Daartoe heeft de raadsman zich gebaseerd op de omstandigheden dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, zijn huis en partner is kwijtgeraakt, aan stevige schorsingsvoorwaarden moest voldoen en veel energie heeft gestoken in diverse behandelingen en trainingen om zijn leven weer op de rails te krijgen.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bedreiging met brandstichting in een woning, die juist de meest veilige plek zou moeten zijn waar een persoon zich kan terugtrekken, moet worden gezien als een ernstig feit ten gevolge waarvan vrees bij de slachtoffers is ontstaan. Daarbij komt dat verdachte zijn, aldus op zichzelf reeds ernstige, bedreiging vervolgens daadwerkelijk in handelen heeft omgezet. Bovendien heeft verdachte het daar niet bij gelaten, maar heeft hij zijn dreigende handelen nog voortgezet door de bewezen geachte mishandeling.
Anderzijds neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
De rechtbank acht van belang dat verdachte, blijkens het multidisciplinaire rapport, licht verminderd toerekeningsvatbaar is en dat zijn stoornis zijn gedrag beïnvloedde.
Hoewel verdachte bijzonder verwijtbaar heeft gehandeld door de brandstichting, heeft hij er blijk van gegeven onmiddellijk het verwijtbare van zijn optreden in te zien door te pogen het vuur weer te doven. Ook ter zitting heeft verdachte duidelijk gemaakt dat hij beseft hoezeer hij over de schreef is gegaan.
Van belang is voorts dat verdachte veel tijd heeft gestoken in het volgen van diverse behandelingen bij GGZ Meerkanten. De rechtbank merkt daarbij wel op dat dergelijke behandelingen in verdachtes eigen belang zijn en dat medewerking daaraan de noodzaak tot strafoplegging niet wegneemt. Voor verdachte moet duidelijk worden dat alleen het betuigen van spijt niet afdoende is: er moet ook een zekere afrekening van de gepleegde feiten plaatsvinden.
De rechtbank weegt de genoemde aspecten aldus, dat het handelen van verdachte strafrechtelijk zonder meer verwijtbaar is, maar anderzijds dit incident moet worden gezien tegen de achtergrond waarin het plaatsvond, te weten een huiselijke situatie waarin verdachte zich niet meer op zijn gemak voelde in zijn eigen huis door de aanwezigheid van de dochters van zijn partner en de vriend van één van hen, terwijl hij mede door zijn licht verminderde toerekeningsvatbaarheid niet in staat was op een goede manier met zijn frustraties om te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats is. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een blanco strafblad (voetnoot 23)heeft. Tevens heeft zij acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank zal verdachte, om te trachten hem in de toekomst van een dergelijk handelen te weerhouden, een gevangenisstraf opleggen van 60 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem worden gegeven door of namens de reclassering, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 157, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 50 (vijftig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
* Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
* Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
* Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
* Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Prisse en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0610/08-200515 van 15 januari 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 34-35.
3 Proces-verbaal relaas verbalisant, doorgenummerde dossierpagina 24 en fotoblad bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpagina's 45-46.
4 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 21, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpagina 29 en proces-verbaal relaas verbalisant, doorgenummerde dossierpagina 21.
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 21, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina's 30-31 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 35 en 40.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde pagina 21 en fotoblad bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], p. 23.
8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal relaas verbalisant, doorgenummerde dossierpagina 24.
9 Verklaring van verdachte ter terechtzitting en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpagina 43.
10 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpagina's 28-29.
11 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde pagina 21.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 37.
13 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde pagina 21.
14 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina's 30-31.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 37.
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 40.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 37.
18 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpagina 43.
19 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
20 Multidisciplinair rapport van 21 februari 2008, ondertekend door de psychiater S. de Jong.
21 Voorlichtingsrapport Tactus van 3 maart 2008, ondertekend door de reclasseringswerker G. van Houwelingen en het hoofd afdeling Verslavingsreclassering N. Talsma.
22 Afloopbericht toezicht Tactus van 19 november 2008, ondertekend door E. Scheledoorn en de reclasseringswerker R. Maurer.
23 Uittreksel justitiële documentatie van 17 november 2008.