ECLI:NL:RBZUT:2008:BG6695

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800444-07 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hödl
  • Kleinrensink
  • Varenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak tegen verdachte voor valsheid in geschrift en verduistering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van valsheid in geschrift en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uur. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de verdachte een bedrag van € 43.796,- moet terugbetalen. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie beoordeeld, die aanvankelijk € 64.134,62 bedroeg, maar tijdens de zitting werd verminderd tot € 62.739,62. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voordeel heeft genoten van verschillende kostenposten, waaronder kantoorkosten voor studieboeken, drukwerk, telefoonkaarten, VVV-bonnen en reiskosten. De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op basis van verklaringen van de verdachte, proces-verbalen en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte 80% van het voordeel heeft genoten en heeft de vordering van het Openbaar Ministerie in dat licht beoordeeld. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte verplicht om het geschatte bedrag van € 43.796,- aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800444-07 (ontneming)
Uitspraak d.d. 12 december 2008
Tegenspraak / nip
VERKORT VONNIS
De rechtbank heeft te beslissen op de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van
Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1957],
wonende te [adres].
1. Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van heden is [verdachte], ter zake van de in zijn strafzaak bewezenverklaarde feiten, gekwalificeerd als:
feit 1: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2: verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
tot straf veroordeeld.
2. Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 28 november 2008 waarbij zijn gehoord de officier van justitie, veroordeelde (hierna ook wel: betrokkene [verdachte]) en zijn raadsman.
De rechtbank heeft de stukken van het onderhavige dossier bezien, waaronder een proces-verbaal inzake wederrechtelijk verkregen voordeel (15 pagina’s, hierna ook wel: het rapport), gedateerd 2 februari 2007, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, Team Recherche, District Achterhoek, inhoudende de berekening van het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel, met bijlagen.
3. Vordering van het Openbaar Ministerie
De vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan veroordeelde als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 64.134,62. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de vordering verminderd met een bedrag van afgerond € 1.392,00; terzake van kantoorkosten drukwerk, pag. 5 van het rapport, acht de officier niet 90% maar 80% van € 13.916,00 redelijk. De vordering bedraagt derhalve € 62.739,62.
4. Standpunt verdediging
Door en namens de veroordeelde is primair bepleit de vordering af te wijzen. Het financiële onderzoek is te beperkt gedaan, in die zin dat als uitgangspunt is gekozen dat wat in de administratie van [naam stichting] niet verklaarbaar is, door betrokkene [verdachte] als voordeel zal zijn genoten. Dat uitgangspunt deugt volgens de verdediging niet. Bovendien is het onderzoek niet gedaan door financieel rechercheurs.
Subsidiair is betoogd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, namelijk de door [verdachte] bij de politie genoemde € 25.000,00 tot
€ 30.000,00.
5. Beoordeling van vordering
Voor zover door [verdachte] of zijn raadsman verweer is gevoerd op individuele (kosten-)posten in het rapport, zullen die hierna door de rechtbank worden besproken.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt voor de schatting van de hoogte van het voordeel voormeld proces-verbaal van 2 februari 2007. Het proces-verbaal is gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte, de aangifte van [naam], ambtelijke verslagen en de verschillende verklaringen van getuigen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde tot het hierna vermelde bedrag wederrechtelijk voordeel verkregen door middel van of uit baten van de in zijn strafzaak bewezenverklaarde feiten. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Aan de inhoud van voormeld proces-verbaal van 2 februari 2007 plus bijlagen ontleent de rechtbank tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Gelet hierop wordt reeds het primaire standpunt van de veroordeelde verworpen.
6. Vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt bij de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel het navolgende als uitgangspunt.
a. Kantoorkosten studieboeken:
Het proces-verbaal gaat uit van € 16.066,00 voordeel. Daarnaast zijn kassabonnen/facturen ter hoogte van € 1.239,55 voorhanden.
Betrokkene [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat het leeuwendeel van € 16.066,00 naar privédoeleinden is gegaan. Ter zitting heeft hij aangegeven dat bij [naam stichting] wel degelijk boeken aan¬wezig zijn, die door hem zijn aangeschaft. Hij is niet in staat om een aankoopbedrag te noemen. De raadsman becijfert dat met een geschat aantal van 150 aanwezige boeken à € 35,00 het bedrag van € 16.066,00 voordeel moet worden verminderd met € 5.250,00.
De rechtbank acht, mede gelet op de onmogelijkheid voor betrokkene [verdachte] om een nadere onderbouwing van deze kostenpost te leveren, aannemelijk dat [verdachte] 80% van € 16.066,00 (zijnde € 12.852,00) voordeel heeft genoten.
b. Kantoorkosten drukwerk:
Het proces-verbaal gaat uit van € 12.524,41 voordeel. Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering op dit punt verminderd met een bedrag van afgerond € 1.392,00.
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat 80% van € 13.916,01 voordeel denkbaar is. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat het percentage anders moet liggen. Er zijn wel degelijk inkopen gedaan en dienaangaande zijn ook bonnen aanwezig.
De rechtbank houdt [verdachte] aan zijn verklaring tegenover de politie en acht aannemelijk dat [verdachte] 80% van € 13.916,01 (zijnde € 11.132,00) voordeel heeft genoten.
c. Kantoorkosten telefoonkaarten:
Namens betrokkene is bepleit dat de vordering op dit punt niet toewijsbaar is. De zonder aankoopbon (maar wel) aangeschafte telefoonkaarten waren niet slechts voor betrokkene zelf maar ook voor andere medewerkers van [naam stichting]. [verdachte] heeft geen voordeel genoten, maar wel de kosten gemaakt. [verdachte] heeft nog verklaard dat hij veelvuldig zakelijk heeft getelefoneerd in de periode voorafgaand aan de fusie.
De rechtbank acht, met inachtneming van het uitgangspunt van het proces-verbaal op dit punt, aannemelijk dat [verdachte] 50% van € 8.450,00 (zijnde € 4.225,00) voordeel heeft genoten.
d. Personeelskosten VVV-bonnen:
Namens betrokkene is bepleit dat de vordering op dit punt niet toewijsbaar is. [verdachte] heeft naar zijn stelling geen voordeel genoten. De VVV-bonnen zijn besteed aan verjaardagen en andere gelegenheden ten behoeve van medewerkers van [naam stichting] en als dank voor externe klusjesmannen. De totale hoogte van deze kostenpost volgens het proces-verbaal, kon ter zitting niet nader worden geduid door betrokkene.
De rechtbank acht, met inachtneming van het uitgangspunt van het proces-verbaal op dit punt, aannemelijk dat [verdachte] 50% van € 3.570,00 (zijnde € 1.785,00) voordeel heeft genoten.
e. Personeelskosten reiskosten:
Betrokkene heeft ontkend enig voordeel te hebben genoten op dit punt. De reizen zijn daadwerkelijk gemaakt. [verdachte] heeft ter zitting verklaard een overzicht van de gemaakte reizen te willen verstrekken, op basis van zijn agenda’s. Met betrekking tot de hoogte van ingediende handgeschreven declaraties heeft hij verklaard dat die vaak een optelsom van meer dan één reis weergeven.
De rechtbank acht, mede gelet op de onmogelijkheid voor betrokkene [verdachte] om een nadere onderbouwing van deze kostenpost te leveren, aannemelijk dat [verdachte] het in het proces-verbaal vermelde bedrag (afgerond € 4.072,00) aan voordeel heeft genoten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat betrokkene’s herinnering van dienstreizen uiterst beperkt is en voorts dat zelden door hem gebruik is gemaakt van de binnen [naam stichting] bekende (voorgedrukte) declaratieformulieren.
f. Bijzonderheden kasboeken:
De rechtbank acht aannemelijk dat [verdachte] voordeel heeft genoten. Deels gaat het daarbij om door [verdachte] bij [naam stichting] ingediende maar niet met facturen/bonnen onderbouwde uitgaven (bijvoorbeeld: kantoorkosten/inventaris [naam 2]; reparaties [naam 3] te Aalten; aankopen bij [naam 4] te Arnhem). Deels gaat het om tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakte kosten (nadere uitleg met handgeschreven- of kassabonnen, bijvoorbeeld symposium MO; huishoudelijke uitgaven).
Ten aanzien van de in het proces-verbaal vermelde bedragen:
€ 9,99
€ 2.452,45
€ 2.295,50
€ 175,95
€ 1.264,50
€ 356,70
€ 719,50
€ 1.385,00
€ 215,00
€ 635,00
€ 345,50
€ 656,93
€ 200,00
€ 290,60
€ 748,10
€ 499,00
€ 225,00
€ 2.276,50
€ 136,45
€ 4.573,77
acht de rechtbank met inachtneming van het uitgangspunt van het proces-verbaal terzake, aannemelijk dat [verdachte] 50% van afgerond € 19.461,00 (zijnde € 9.730,00) voordeel heeft genoten.
7. Samenvatting
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Resumerend komt de rechtbank tot:
a. Kantoorkosten studieboeken: € 12.852,00
b. Kantoorkosten drukwerk: € 11.132,00
c. Kantoorkosten telefoonkaarten: € 4.225,00
d. Personeelskosten VVV-bonnen: € 1.785,00
e. Personeelskosten reiskosten: € 4.072,00
f. Bijzonderheden kasboeken: € 9.730,00
_________ +
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel: € 43.796,00
Bij de bepaling van het genoten wederrechtelijke voordeel heeft de rechtbank in overweging genomen de eigen verklaring van [verdachte] over zijn leefpatroon in de periode dat hij werkzaam was bij de [naam stichting].(eindnoot 1)
8. Toepasselijk wettelijk voorschrift
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
schat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 43.796,00 (drie-en-veertig duizend zevenhonderdzesennegentig euro) en stelt het voordeel op dit bedrag vast;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, te betalen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel is geschat.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Kleinrensink en Varenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2008.
(eindnoot 1) Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Team Rechterche, District Achterhoek en [verbalisant 2], brigadier van politie Team Oost Gelre, d.d. 19 december 2006 (doorgenummerde dossierpagina’s 141 en 142).