ECLI:NL:RBZUT:2008:BG6933

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1740 WOW44
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor schietbunker en schietbioscoop in Elspeet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 november 2008 uitspraak gedaan over de reguliere bouwvergunning eerste fase voor het bouwen van een schietbunker, schietbioscoop, abri's en het aanbrengen van geluidswerende maatregelen bij de buitenschietplaatsen te Elspeet. De eisers, waaronder Stichting Veluwe Bijzonder en andere omwonenden, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de meeste eisers geen belanghebbenden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand van de woningen van de eisers tot het perceel in geding te groot is om hen als belanghebbenden te beschouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de stelling van eiseres 3 over de toename van verkeer niet voldoende onderbouwd was om tot een ander oordeel te komen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser 6 gegrond verklaard, omdat deze eiser wel als belanghebbende werd aangemerkt, en heeft het bestreden besluit in zoverre vernietigd. Voor eiseres 7 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat haar statutaire doelstellingen niet voldoende specifiek waren om aan te nemen dat haar belangen rechtstreeks betrokken waren bij de bouwvergunning. De rechtbank heeft de gemeente Nunspeet veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan de eisers. Het beroep van de overige eisers is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft de vergunning in stand gelaten voor de bouw van de schietbunker en schietbioscoop.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nrs.: 07/1740 WOW44
Uitspraak in de gedingen tussen:
1. Stichting Veluwe Bijzonder,
2. [eiser 2],
3. [eiseres 3],
4. [eisers 4],
5. [eisers 5],
6. [eiser 6],
allen te [plaats], en
7. Stichting Natuur- en Cultuurbehoud Vierhouten en omstreken,
te Vierhouten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet
verweerder.
Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst
te Elspeet, derde-partij.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 14 november 2007 (zonder kenmerk)
2. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft verweerder aan de derde-partij een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een schietbunker, schietbioscoop, abri’s en het aanbrengen van geluidswerende maatregelen bij de buitenschietplaatsen op het perceel kadastraal bekend [kadastraal nummer] en plaatselijk bekend [perceel te plaats].
[voorzitter Stichting Veluwe Bijzonder], voorzitter van eiseres 1, heeft namens eisers een bezwaarschrift ingediend.
Eisers zijn op 6 maart 2007 gehoord door de bezwarencommissie. Op 23 mei 2007 heeft de bezwarencommissie geadviseerd de bezwaren van eisers 2. tot en met 6. niet-ontvankelijk te verklaren, nu zij naar het oordeel van de commissie geen belanghebbenden zijn. Voorts heeft de bezwarencommissie geadviseerd de bezwaren van de eiseressen 1. en 7. gegrond te verklaren, nu het terrein dat voor het verlenen van de bouwvergunning ook in aanmerking is genomen bij de bij besluit van 1 juni 2004 verleende bouwvergunning eerste fase voor het bouwen van een schietbaan in aarden wal met daarop een geluidsscherm en derhalve in strijd met artikel 2.5.2 van de Bouwverordening en artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet (hierna: Wow) bouwvergunning is verleend. De bezwarencommissie heeft daarbij geoordeeld dat de strijdigheid met artikel 2.5.2 van de Bouwverordening kan worden opgeheven door de bouwvergunning van 1 juni 2004 in te trekken.
Namens eisers heeft [voorzitter Stichting Veluwe Bijzonder] beroep bij de rechtbank ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift.
Bij besluit van 31 oktober 2007 heeft verweerder voormelde bouwvergunning van 1 juni 2004 ingetrokken.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eisers, voor zover ingediend door eisers 2. tot en met 6., in navolging van het advies van de bezwarencommissie, niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar van eisers, voor zover dit is ingediend namens eiseressen 1. en 7., is ongegrond verklaard.
[voorzitter Stichting Veluwe Bijzonder] heeft namens eisers gronden ingediend tegen het reële besluit op bezwaar van 14 november 2007. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken ingezonden. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 30 oktober 2008 gevoegd behandeld met het als 07/2292 geregistreerde beroep, waar voor eisers 1. tot en met 6. hun gemachtigde mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen, is verschenen. Voor eiseres 7. is verschenen [secretaris stichting Natuur- en Cultuurbehoud Vierhouten en omstreken], secretaris van de Stichting, bijgestaan door mr. Scheffer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G. de Vries. Namens derde-partij is met schriftelijke kennisgeving niemand verschenen.
3. Motivering
3.1 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of verweerder het bezwaar, voor zover ingediend namens eisers 2. tot en met 6. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij overweegt hiertoe als volgt.
3.2 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan uitsluitend een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.3 De in 3.1 bedoelde eisers hebben betoogd dat verweerder hun bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat sprake is van een open gebied met vrijstaande huizen, waarbij zelfs op een afstand van 400 meter nog goed zicht blijft bestaan op het perceel in geding. Ten aanzien van eiser 6. is aangevoerd dat zijn perceel direct grenst aan het terrein van derde-partij.
3.4 De rechtbank overweegt als volgt.
3.5 Tussen partijen is niet in geschil dat het perceel van eiser 6. direct grenst aan het perceel in geding. Onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaronder een uitspraak van 19 maart 2008 (LJN: BC7096), acht de rechtbank het enkele feit dat eiser 6. eigenaar is van het in de onmiddellijke nabijheid van het bouwplan gelegen perceel voldoende om hem aan te merken als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder eiser 6. ten onrechte niet in het bezwaar, voor zover door hem ingediend, heeft ontvangen. Het beroep wordt in zoverre gegrond verklaard en het bestreden besluit wordt in zoverre vernietigd.
3.6 Aangaande de eisers 2. tot en met 5. stelt de rechtbank vast dat de afstand van het perceel in geding tot de grens van het perceel van eisers 5. ruim 200 meter, tot het perceel van eiseres 3. omstreeks 350 meter en tot de percelen van eiseres 2. en eisers 4. ruim 400 meter bedraagt. Gezien deze afstanden zijn eisers niet in zodanige nabijheid van het perceel in geding woonachtig dat zij reeds op die grond als een belanghebbende omwonenden kunnen worden beschouwd. Blijkens de zich bij de gedingstukken bevindende luchtfoto van het perceel in geding is de locatie waarop het bouwplan ziet omringd door bomen. Gelet hierop en gelet op de genoemde afstanden is de rechtbank van oordeel dat eisers vanuit hun woningen geen vrij en rechtstreeks zicht hebben op de te bouwen schietbunker, schietbioscoop, abri’s en de te realiseren geluidwerende maatregelen bij de buitenschietplaatsen. De ruimtelijke uitstraling van het bouwplan kan voorts ook niet dusdanig van betekenis worden geacht dat sprake is van een persoonlijk, hun in voldoende mate van andere omwonenden te onderscheiden, rechtstreeks belang. De niet nader onderbouwde stelling namens eiseres 3. dat het verkeer op de Krommeweg ten gevolge van een toename van het aantal bezoekers van het jachtschietcentrum zal toenemen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Ook anderszins bestaat in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat hun belangen rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit tot verlening van de bouwvergunning.
Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder terecht en op goede gronden geoordeeld dat eisers 2. tot en met 5. geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Het beroep is in zoverre ongegrond.
3.7 Voorts staat ter beoordeling of verweerder eiseres 7. terecht heeft ontvangen in het bezwaar. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
3.8 Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.9 Ingevolge artikel 2 van de statuten van eiseres 7 heeft zij ten doel
a. het beschermen van natuur, cultuur en rust in het dorp Vierhouten en haar wijde omgeving; hierbij wordt met name gelet op de bescherming van het leefgebied van de inheemse flora en fauna en op de wijze van bebouwing van in dit opzicht kwetsbare gebieden;
b. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
3.10 De rechtbank acht het statutaire doel van eiseres 7., zowel in functioneel als in territoriaal opzicht, zo veelomvattend dat het onvoldoende onderscheidend werkt om op grond daarvan te kunnen aannemen dat het belang van deze stichting rechtstreeks betrokken is bij de in het geding zijnde bouwvergunning. De zijdens eiseres 7. ter zitting aangeduide en in samenwerking met de Stichting Natuurschoon Nunspeet verrichte feitelijke werkzaamheden, die niet nader zijn gespecificeerd en onderbouwd, bieden evenmin aanknopingspunten voor een inzichtelijke afbakening van de belangen die zij in het bijzonder behartigt. Volgens vaste rechtspraak, waaronder een uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2008 (AB 2008, 238) kan het louter in rechte opkomen tegen besluiten als regel niet worden aangemerkt als feitelijke werkzaamheden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
3.11 Vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder eiseres 7. ten onrechte heeft ontvangen in het bezwaar, voor zover door haar ingediend. Het beroep is in zoverre gegrond, en het bestreden besluit moet in zoverre worden vernietigd.
3.12 De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar, voor zover dat is ingediend door Stichting Natuur- en Cultuurbehoud Vierhouten en Omgeving, niet-ontvankelijk te verklaren.
3.13 Het vorenoverwogene is aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser 6 en eiseres 7 in verband met de behandeling van het beroep hebben moeten maken. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank ter zake van verleende rechtsbijstand 1 punt (voor het verschijnen van de gemachtigde van eiser 6 en eiseres 7 ter zitting) toe, waarbij een wegingsfactor van 1 wordt gehanteerd. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht vergoedt.
3.14 Voorts staat ter beoordeling of verweerder eiseres 1. terecht heeft ontvangen in het bezwaar. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt..
3.15 Ingevolge artikel 2 van de statuten van eiseres 1. heeft zij ten doel
a. het beschermen van de bijzondere kernwaarden van de Veluwe. Hierbij wordt met name gelet op de bescherming van natuur (flora en fauna) en milieu, ruimte, rust en stilte en landschappelijke, archeologische en cultuurhistorische waarden van, in dit opzicht, kwetsbare gebieden;
b. het bijdragen aan een kwaliteitsverhoging van de Veluwe terzake;
c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
3.16 Daargelaten of het statutaire doel onvoldoende onderscheidend werkt om op grond daarvan te kunnen aannemen dat het belang van eiseres 1. rechtstreeks betrokken is bij de in het geding zijnde bouwvergunning, kan in de ter zitting door haar overgelegde lijst met activiteiten voldoende aanknopingspunten worden gevonden voor een inzichtelijke afbakening van de belangen die zij in het bijzonder behartigt. Volgens die lijst met activiteiten heeft eiseres 1. in 2008 in samenwerking met de Rijksuniversiteit Groningen input geleverd bij de samenstelling van een beleidsplan ten aanzien van een mogelijk overschot aan wilde zwijnen op de Veluwe. Voorts heeft zij deelgenomen aan de discussie rond de aanwijzing van de Veluwe als nationaal landschap en de aanwijzing van natuurgebieden in het kader van Natura 2000. Gelet hierop merkt de rechtbank eiseres 1. aan als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Aldus heeft verweerder haar, anders dan derde-partij meent, terecht ontvangen in het bezwaar.
3.17 Vervolgens staat ter beoordeling of verweerder bij het bestreden besluit de bezwaren van eiseres 1. tegen het besluit tot verlening van voormelde reguliere bouwvergunning eerste fase terecht ongegrond heeft verklaard.
3.18 Ingevolge artikel 56a, tweede lid, van de Wow mag de bouwvergunning eerste fase slechts en moet deze worden geweigerd indien een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b,c,d of e, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wow mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien:
a. (…….);
b. de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gegeven bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120;
c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend;
(……..).
3.19 Het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft is gelegen binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan “Buitengebied Agrarische Enclave” (hierna: bestemmingsplan).
3.20 Blijkens de bij het bestemmingsplan behorende plankaart heeft dit perceel de bestemming “Recreatieve voorzieningen” nader aangeduid met “Rn 7”. Daarnaast is op de plankaart met een blokje met aanduiding “AW” archeologisch waardevol terrein aangegeven.
3.21 Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: planvoorschriften) zijn de op de bestemmingskaart als “Recreatieve voorzieningen” aangewezen gronden bestemd voor:
a. recreatieve voorzieningen, met de nadere bestemming die hierna is vermeld bij de code, waarmee het desbetreffende bestemmingsvlak op de bestemmingskaart is aangeduid, en voor daarbij behorende voorzieningen (……);
b. instandhouding van ter plaatse voorkomende of vermoede archeologische waarden, voor zover de gronden op de bestemmingenkaart als “archeologisch waardevol terrein” zijn aangeduid.
Op grond van de bij het eerste lid van artikel 20 van de planvoorschriften behorende tabel rust op het met Rn 7 aangeduide perceel de nadere bestemming “jachtschietvereniging”.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, van de planvoorschriften mogen, met inachtneming van het bepaalde in de tabel in lid 1, uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken, waaronder zijn begrepen bij bedrijfswoningen behorende bijgebouwen.
Ingevolge artikel 20, derde lid, van de planvoorschriften gelden voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 2, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk IV (Bijzondere bepalingen), de volgende eisen:
(…….)
d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, en de goothoogte en hoogte van bedrijfsgebouwen, mogen binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in lid 1 is aangegeven;
(…….)
j. de goothoogte en hoogte van gebouwen voor de bestemmingsvlakken met de code (…..) Rn7 mogen niet meer bedragen dan 3,5 respectievelijk 10 meter;
(…….)
e. alvorens te bouwen op gronden met op de bestemmingskaart de aanduiding “archeologisch waardevol terrein”, dient advies te worden ingewonnen van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek omtrent de eventuele aantasting van de betreffende waarden.
3.22 De rechtbank stelt vast dat het bouwplan in geding in overeenstemming is met voormelde in artikel 20, derde lid, aanhef en onder d en j, van de planvoorschriften vervatte bebouwingsvoorschriften.
De rechtbank volgt eiseres 1. niet in haar betoog dat op het perceel in geding in het geheel geen bebouwing meer kan plaatsvinden, nu door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland (GS) goedkeuring is onthouden aan de ingevolge artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften op het perceel in geding maximaal toegestane oppervlakte aan bedrijfsgebouwen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat indien GS goedkeuring onthoudt aan een bebouwingsvoorschrift van een bestemming omtrent het maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte en de gemeenteraad, zoals in dit geval, geen gevolg geeft aan de verplichting ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening om een nieuw plan vast te stellen, dit tot gevolg heeft dat voor gronden met deze bestemming, waaraan wel goedkeuring is verleend, geen beperkingen gelden voor het bebouwingspercentage op het perceel in geding.
Eiseres 1. stelt zich op het standpunt dat de bouwvergunning ten onrechte is verleend, nu het bouwplan is gelegen op “archeologisch waardevol terrein” en door verweerder geen advies is gevraagd van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek. In het midden latend of dit standpunt verenigbaar is met het in artikel 44 van de Wow neergelegde gesloten stelsel van weigeringsgronden kan eiseres 1. niet in dat standpunt worden gevolgd. Ter zitting is aan de hand van de plankaart vastgesteld dat de aanduiding “archeologisch waardevol terrein” uitsluitend ziet op de op het perceel aanwezige grafheuvel(s). Niet in geschil is dat de aanvraag niet voorziet in activiteiten op of in de (directe) nabijheid van deze grafheuvel(s).
Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het bouwplan past binnen de, in artikel 20 van de planvoorschriften vervatte, bestemming, gelet waarop artikel 56a, tweede lid, in verbinding met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wow niet aan vergunningverlening in de weg staat. De stelling van eiseres 1. dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan omdat het valgebied zich uitstrekt tot het naastgelegen gelegen bosgebied volgt de rechtbank niet. Bij de beoordeling van een bouwplan dient verweerder uitsluitend te toetsen aan de bouw- en gebruiksvoorschriften die betrekking hebben op het perceel waarop het bouwwerk wordt opgericht.
3.23 Het betoog van eiseres 1. dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de vergunde bouwwerken niet voldoen aan redelijke eisen van welstand kan niet worden gevolgd. In de brief van 8 augustus 2006 heeft de welstandscommissie het bouwplan niet in strijd met redelijke eisen van welstand geoordeeld. Onder verwijzing naar dit advies heeft de rayonarchitect namens de welstandscommissie op 2 oktober 2006 door middel van een stempeladvies goedkeuring aan het bouwplan verleend. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Afdeling mag verweerder in beginsel afgaan op het door de welstandscommissie verstrekte (stempel)advies. De rechtbank acht het daarbij van belang dat zijdens eiseres 1. geen tegenadvies is ingebracht. Niet gebleken is voorts dat het welstandsadvies op onjuiste wijze tot stand is gekomen of anderszins gebreken vertoont. De enkele omstandigheid dat in het advies van 8 augustus 2006 geen melding wordt gemaakt van de schietbioscoop leidt niet tot het oordeel dat het stempeladvies van 2 oktober 2006 zich niet mede uitstrekt over dat bouwwerk. Immers, het goedkeuringsstempel is aangebracht op bouwtekeningen die het gehele bouwplan omvatten.
3.24 Noch in de gedingstukken noch in het verhandelde ter zitting is steun te vinden voor het - voor het eerst ter zitting - door eisers aangevoerde standpunt dat verweerder de aanvraag om bouwvergunning op grond van artikel 52 van de Wow had moeten aanhouden wegens het ontbreken van de vereiste milieuvergunning.
3.25 De rechtbank verklaart het beroep, voor zover ingesteld door eiseres 1., ongegrond. Voor een veroordeling in proceskosten in zoverre bestaat geen grond.
3.26 Beslist moet worden als hierna is aangegeven.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover ingesteld door eiser 6 en eiseres 7, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- draagt verweerder op om ten aanzien van eiser 6 een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- verklaart het bezwaar, voor zover ingediend door eiseres 7, niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht van € 285,- aan eisers vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 322,-, te betalen door de gemeente Nunspeet, ter zake van verleende rechtsbijstand.
- verklaart het beroep, voor zover ingesteld door de overige eisers, ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken door op 13 november 2008 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.