RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460180-08
Uitspraak d.d.: 9 december 2008
Tegenspraak / dip / onip
[verdachte B]
geboren te [plaats], op [1988],
wonende te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak en procesverloop
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2008 en 25 november 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een (gouden)halsketting en/of een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- op (onder andere) die [slachtoffer A] zijn/is toegelopen en/of (meermalen) hebben/heeft geroepen: "Kut zwarte, blijf staan" en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft achtervolgd en/of deze (achter) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of deze een knietje in diens gezicht hebben/heeft gegeven en/of deze (meermalen) in diens gezicht hebben/heeft getrapt en/of deze op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft opgetild en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of hoofd en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- voornoemde ketting van de nek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gerukt en/of
- tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Geef antwoord en vertel je pincode, anders gooien wij je in de achterbak van de auto en maken wij je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking toegevoegd en/of de (achter)broekzak van de broek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gerukt en/of diens portemonnee gepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd dat deze geen kenteken mocht opnemen en/of tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd: "Jij herkent mij niet meer";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 te Ermelo met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dokter van Dalelaan en/of een of meer andere openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld (onder meer) bestond uit het die [slachtoffer A]
- (achter) op diens hoofd slaan en/of stompen en/of deze een knietje in diens gezicht geven en/of deze (meermalen) in diens gezicht trappen en/of deze op/tegen diens hoofd slaan en/of stompen en/of
- optillen en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
- een ketting van diens nek rukken en/of
- de (achter)broekzak van de broek van die [slachtoffer A] los rukken ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (achter) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of deze een knietje in diens gezicht hebben/heeft gegeven en/of deze (meermalen) in diens gezicht hebben/heeft getrapt en/of deze op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft opgetild en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 4 april 2008 tot en met 5 april 2008 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een auto (witte Peugeot, gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een autoradio cd speler (merk Pioneer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Vaststaande feiten (voetnoot 1)
Ten aanzien van feit 1 geldt het volgende.
Op 6 april 2008 stonden aangever [slachtoffer A] en [getuige A] te wachten bij de bushalte aan de Dokter van Dalelaan in Ermelo.(voetnoot 2) Verdachte, medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] en [getuige B] reden langs in een groene Peugeot. Er vond een incident plaats, hetgeen voor verdachte, medeverdachte [medeverdachte A] en [getuige B] aanleiding was om uit te stappen. Het slachtoffer, [slachtoffer A], en [getuige A] renden weg, waarop verdachte, medeverdachte [medeverdachte A] en [getuige B] hen achtervolgden.(voetnoot 3) [Getuige B] is op een gegeven moment achtergebleven.(voetnoot 4) Medeverdachte [medeverdachte C] reed er in de auto achteraan.(voetnoot 5)
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] hebben vervolgens tegen het slachtoffer geweld gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte C] heeft eerst de auto geparkeerd en heeft zich daarna bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] gevoegd.(voetnoot 6) Het slachtoffer is tegen zijn hoofd geslagen en gestompt, heeft een knietje in zijn gezicht gekregen, is in zijn gezicht getrapt, opgetild, tegen zijn ribben geschopt, tegen zijn buik gestompt en meermalen elders tegen zijn lichaam geslagen en geschopt.(voetnoot 7)
Het slachtoffer heeft door deze geweldpleging letsel opgelopen, bestaande uit bloeduitstortingen op zijn hoofd en in zijn gezicht, gekneusde neus en ribben, een schaafwond aan zijn rechterknie en ernstige posttraumatische verschijnselen met bewustzijnsdaling, heftig trillen, paniekaanvallen en slaapstoornissen.(voetnoot 8)
Ten aanzien van feit 2 geldt het volgende.
In de periode van 4 tot en met 5 april in Ermelo hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] uit de auto van [slachtoffer B] de autoradio van het merk Pioneer gestolen, nadat zij daartoe eerst het raam van het rechterportier van de auto hadden ingeslagen.(voetnoot 9)
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1, primair ten laste gelegde feit (diefstal met geweld) op basis van de aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van verdachte en medeverdachten. Daartoe heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gepleegde geweld de gelegenheid voor de diefstal heeft geschapen en dat er door die diefstal misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, zodat is voldaan aan de eisen die artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht stelt. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 2 ten laste gelegde feit (diefstal met braak) op basis van de aangifte van het slachtoffer en de bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A].
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat er sprake was van functioneel geweld ten behoeve van diefstal. Als er al iets is weggenomen heeft dat slechts in een opwelling plaatsgevonden, als gevolg waarvan het oogmerk niet bewezen kan worden. Ten aanzien van feit 1, subsidiair, met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes, en feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
D. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van feit 1, primair overweegt de rechtbank als volgt.
Nu verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] ten aanzien van de diefstal van de gouden halsketting en de pet ontkennend hebben verklaard, is voor dit onderdeel van het onder 1 primair ten laste gelegde feit enkel de aangifte van het slachtoffer als bewijsmiddel voorhanden. De rechtbank oordeelt derhalve dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal van de portemonnee overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] zeer tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, die bovendien in schril contrast staan met de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank overweegt in dit verband dat de mogelijkheid bestaat dat de broekzak van het slachtoffer tijdens de geweldpleging is gescheurd en dat de portemonnee daarbij op de grond is gevallen. Gelet op deze, niet uit te sluiten, mogelijke gang van zaken omtrent de portemonnee oordeelt de rechtbank dat verdachte ook voor dit onderdeel van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank in dit verband nog, dat het standpunt van de officier van justitie dat het gepleegde geweld de gelegenheid voor de diefstal heeft geschapen en dat er misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, zodat is voldaan aan de eisen die artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht stelt, geen steun vindt in het recht. Ingevolge voornoemd artikel moet het geweld gepleegd worden met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Met het feit dat het slachtoffer in een zodanige toestand is komen te verkeren, dat het gemakkelijker was geworden hem te beroven, is niet tegelijkertijd gegeven dat bij het uitgeoefende geweld het oogmerk op beroving gericht is geweest.
Gelet op de verklaringen van het slachtoffer en verdachte dat het slachtoffer naar zijn pincode gevraagd is, overweegt de rechtbank dat er mogelijk sprake is geweest van een poging tot afpersing. Nu dit feit echter niet ten laste is gelegd, laat de rechtbank dit deel van de feiten verder buiten beschouwing.
Ten aanzien van feit 1, subsidiair overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de verklaringen van het slachtoffer, verdachte en medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C], niet vast is komen te staan dat de ketting van de nek van het slachtoffer is gerukt. Ook het losrukken van de broekzak van het slachtoffer is niet vast komen te staan. Hiervan dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de aangifte van het slachtoffer, de verklaringen van verdachte en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C].
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat, gelet op de voorliggende bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] en de aangifte van [slachtoffer B], dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 06 april 2008 te Ermelo met anderen aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld (onder meer) bestond uit het die [slachtoffer A],
- (achter) op diens hoofd slaan en stompen en deze een knietje in diens gezicht geven en deze in diens gezicht trappen en
- optillen en deze tegen diens buik stompen en meermalen elders tegen diens lichaam slaan en schoppen.
2.
hij in de periode van 4 april 2008 tot en met 5 april 2008 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (witte Peugeot, gekentekend [kenteken]) heeft weggenomen een autoradio cd speler (merk Pioneer), toebehorende aan [slachtoffer B], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
2. Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldigen het goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 1 juli 2008 een monodisciplinair rapport opgemaakt door klinisch psycholoog-psychotherapeut J.H.A. Kobussen.(voetnoot 10) Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis en daarmee samenhangend een zwakke impulsregulatie, lage frustratietolerantie, lacunaire gewetensontwikkeling en beïnvloedbaarheid. Er is aldus sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Vanwege zijn gedragsstoornis is verdachte niet goed in staat op een juiste manier met gevoelens van boosheid om te gaan. Verdachte kan derhalve enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, primair en 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 274 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde toezicht bij de reclassering, en daarnaast een taakstraf ter hoogte van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht.
De raadsman heeft aangevoerd dat een voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringscontact, ook als dat zou inhouden dat verdachte zich ambulant laat behandelen, redelijk zou zijn. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat een werkstraf passend zou kunnen zijn, maar dat enige matiging in het opgelegde aantal uur op zijn plaats zou zijn nu verdachte een fulltime baan heeft en daarnaast ook al de ambulante behandeling zal dienen te volgen.
Psycholoog-psychotherapeut Kobussen(voetnoot 11)adviseert dat verdachte zich middels een Equip-training door De Waag te Utrecht poliklinisch laat behandelen voor zijn gedragsproblematiek, waarbij aandacht dient te worden besteed aan agressieregulatie, het leren controleren van impulsen, vergroting van de frustratietolerantie en vermindering van de onzekerheid van verdachte. Geadviseerd wordt om deze behandeling op te nemen als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel van een gecombineerde straf. Verplicht reclasseringscontact werkt ondersteunend en wordt eveneens geadviseerd als bijzondere voorwaarde.
In het voorlichtingsrapport van de reclassering van 9 juli 2008 opgemaakt door reclasseringswerker A.M.F. Smellink (voetnoot 12)wordt eensluidend geadviseerd.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen het zinloze en grove karakter van het op het slachtoffer toegepaste groepsgeweld. Verdachte heeft, door te handelen als bewezen verklaard, het slachtoffer - naar ervaringsregels - een traumatische ervaring bezorgd en bovendien bijgedragen tot de in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte, gelet op de slechts één dag eerder gepleegde diefstal met braak, gedurende twee achtereenvolgende dagen over de schreef is gegaan.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte gedurende een lange periode, te weten 95 dagen, in voorarrest heeft gezeten. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte, blijkens het monodisciplinaire rapport, licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Van belang is tevens dat verdachte blijk heeft gegeven van het besef dat behandeling noodzakelijk is en dat hij daar ook aan mee zal werken, onder meer door het volgen van intakegesprekken bij De Waag.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats is. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte een vrijwel blanco strafblad(voetnoot 13)heeft. Tevens heeft zij acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting en uit de rapportages van de reclassering en psycholoog-psychotherapeut Kobussen naar voren zijn gekomen. De rechtbank legt verdachte, mede om te trachten hem in de toekomst van dergelijk handelen te weerhouden, een gevangenisstraf op van 155 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem worden gegeven door of namens de reclassering, ook als die inhouden dat hij zich ambulant zal laten behandelen door 'De Waag' dan wel in een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en daarnaast een taakstraf ter hoogte van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit komt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] (voetnoot 14)heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1066,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 685,- te vervangen door 13 dagen hechtenis indien deze vordering niet naar behoren wordt betaald , bestaande uit de geclaimde schade aan kleding en schoeisel, met uitzondering van de ketting, tot een bedrag van € 385,- en een bedrag voor geleden immateriële schade van € 300,-. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist voor wat betreft de materiële schade.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van € 581,- heeft de benadeelde onder meer aangegeven dat hij twee weken niet heeft kunnen werken, last heeft van nachtmerries en dat zijn gevoel van veiligheid en het vertrouwen in anderen in grote mate is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering van de benadeelde is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. Het gevorderde bedrag van € 581,- acht de rechtbank een billijke vergoeding.
Ten aanzien van de materiële schade is door de benadeelde partij een bedrag opgevoerd van respectievelijk € 30,- (pet) en € 100,- (broek), € 180,- (leren jack), € 75,- (schoenen) en € 100,- (gouden ketting). De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat de genoemde gouden ketting gestolen danwel kapot gegaan is. Voor wat betreft de overige schadeposten overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de benadeelde schade heeft geleden als gevolg van het jegens hem gepleegde geweld.
Gelet op het aankoopbedrag van de kleding en de schoenen gaat het niet om buitensporige bedragen, terwijl het evenmin gebruikelijk is om van dergelijke aankopen (langdurig) een aankoopbewijs te bewaren. De rechtbank zal derhalve de hoogte van het toe te wijzen bedrag bepalen naar billijkheid, rekening houdend met de door de benadeelde partij opgegeven aankoopdatum van de producten alsmede de aard daarvan. De rechtbank acht in dit verband een bedrag van € 100,- aan toe te kennen materiële schade billijk, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
* Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 155 (honderdvijfenvijftig) dagen.
* Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 60 (zestig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
* Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als die inhouden dat hij zich ambulant zal laten behandelen in 'De Waag' dan wel in een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die door of namens de leiding van 'De Waag' zullen worden gegeven.
* Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
* Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 681,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 6 april 2008, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
* Verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 681,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van der Hooft en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0611/08-203337 van 7 april 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 41.
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 41-43 en Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 61-63.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 61-63 en proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60.
5 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C], doorgenummerde dossierpagina's 82-84.
6 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C], doorgenummerde dossierpagina's 82-84 en 86-87.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina's 41-43, verklaring [getuige C] ter zitting van 9 juli 2008, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 61-63 en 66, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina's 70-73 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte C], doorgenummerde dossierpagina's 85-87.
8 Letselbeschrijving GGd Regio IJsselvecht, doorgenummerde dossierpagina's 45-55 en de originele fotobladen bij het nagezonden proces-verbaal pagina's 4-11.
9 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina's 89-90, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 99-100 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina 97.
10 Monodisciplinair rapport van 1 juli 2008, ondertekend door klinisch psycholoog-psychotherapeut J.H.A. Kobussen.
11 Monodisciplinair rapport van 1 juli 2008, ondertekend door klinisch psycholoog-psychotherapeut J.H.A. Kobussen.
12 Voorlichtingsrapport reclassering van 9 juli 2008, ondertekend door reclasseringswerker A.M.F. Smellink.
13 Uittreksel justitiële documentatie van 11 november 2008.
14 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 24 april 2008.