ECLI:NL:RBZUT:2008:BG7035

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460182-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. van Harreveld
  • M. van der Hooft
  • J. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en diefstal met geweld in Ermelo

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 december 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. De verdachte was betrokken bij een incident op 6 april 2008 in Ermelo, waar hij samen met medeverdachten het slachtoffer, [slachtoffer A], heeft aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer hebben achtervolgd, geslagen en geschopt, en dat zij hem hebben bedreigd met geweld om een portemonnee en andere goederen te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geweld dat werd gepleegd, onder meer bestond uit het slaan en stompen van het slachtoffer, en dat dit geweld openlijk in vereniging is gepleegd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 90 uur. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien de bevindingen van een psychiatrisch rapport. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer A], tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 681,- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook onder toezicht van de reclassering gesteld gedurende de proeftijd van twee jaar, met bijzondere voorwaarden.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder de diefstal van de gouden halsketting en de pet, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar niet aan de diefstal met geweld, zoals primair ten laste gelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de impact daarvan op het slachtoffer, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460182-08
Uitspraak d.d.: 9 december 2008
Tegenspraak / dnip / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C]
geboren te [plaats], op [1985],
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak en procesverloop
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 juli 2008 en 25 november 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 in de gemeente Ermelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een (gouden)halsketting en/of een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan medeverdachte [medeverdachte B] en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (onder meer) hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s)
- op (onder andere) die [slachtoffer A] zijn/is toegelopen en/of (meermalen) hebben/heeft geroepen: "Kut zwarte, blijf staan" en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft achtervolgd en/of deze (achter) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of deze een knietje in diens gezicht hebben/heeft gegeven en/of deze (meermalen) in diens gezicht hebben/heeft getrapt en/of deze op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft opgetild en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of hoofd en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of
- voornoemde ketting van de nek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gerukt en/of
- tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft geroepen/gezegd: "Geef antwoord en vertel je pincode, anders gooien wij je in de achterbak van de auto en maken wij je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking toegevoegd en/of de (achter)broekzak van de broek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gerukt en/of diens portemonnee gepakt en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd dat deze geen kenteken mocht opnemen en/of tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd: "Jij herkent mij niet meer";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 te Ermelo met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dokter van Dalelaan en/of een of meer andere openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld (onder meer) bestond uit het die [slachtoffer A]
- (achter) op diens hoofd slaan en/of stompen en/of deze een knietje in diens gezicht geven en/of deze (meermalen) in diens gezicht trappen en/of deze op/tegen diens hoofd slaan en/of stompen en/of
- optillen en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
- een ketting van diens nek rukken en/of
- de (achter)broekzak van de broek van die [slachtoffer A] los rukken ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 april 2008, althans in of omstreeks de nacht van 5 op 6 april 2008 in de gemeente Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (achter) op diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of deze een knietje in diens gezicht hebben/heeft gegeven en/of deze (meermalen) in diens gezicht hebben/heeft getrapt en/of deze op/tegen diens hoofd hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer A] hebben/heeft opgetild en/of deze (meermalen) tegen diens ribben en/of buik en/of elders op/tegen diens lichaam hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering
A. Vaststaande feiten (voetnoot 1)
Op 6 april 2008 stonden aangever [slachtoffer A] en [getuige A] in Ermelo te wachten bij de bushalte aan de Dokter van Dalelaan.(voetnoot 2) Verdachte, medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] en [getuige B] reden langs in een groene Peugeot. Er vond een incident plaats, hetgeen voor medeverdachte [medeverdachte B], medeverdachte [medeverdachte A] en [getuige B] aanleiding was om uit te stappen. Het slachtoffer, [slachtoffer A], en [getuige A] renden weg, waarop medeverdachte [medeverdachte B], medeverdachte [medeverdachte A] en [getuige B] hen achtervolgden.(voetnoot 3) [Getuige B] is op een gegeven moment achtergebleven.(voetnoot 4) Verdachte reed er in de auto achteraan.(voetnoot 5)
Medeverdachte [medeverdachte B] en medeverdachte [medeverdachte A] hebben vervolgens tegen het slachtoffer geweld gepleegd. Verdachte heeft eerst de auto geparkeerd en heeft zich daarna bij medeverdachte [medeverdachte B] en medeverdachte [medeverdachte A] gevoegd.(voetnoot 6)Het slachtoffer is tegen zijn hoofd geslagen en gestompt, heeft een knietje in zijn gezicht gekregen, is in zijn gezicht getrapt, opgetild, tegen zijn ribben geschopt, tegen zijn buik gestompt en meermalen elders tegen zijn lichaam geslagen en geschopt.(voetnoot 7)
Het slachtoffer heeft door deze geweldpleging letsel opgelopen, bestaande uit bloeduitstortingen op zijn hoofd en in zijn gezicht, gekneusde neus en ribben, een schaafwond aan zijn rechterknie en ernstige posttraumatische verschijnselen met bewustzijnsdaling, heftig trillen, paniekaanvallen en slaapstoornissen.(voetnoot 8)
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem primair ten laste gelegde feit (diefstal met geweld) op basis van de aangifte van het slachtoffer en de verklaringen van verdachte en medeverdachten. Daartoe heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het gepleegde geweld de gelegenheid voor de diefstal heeft geschapen en dat er door die diefstal misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, zodat is voldaan aan de eisen die artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht stelt.
C. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat niet bewezen kan worden dat er sprake was van functioneel geweld ten behoeve van diefstal. Als er al iets is weggenomen heeft dat slechts in een opwelling plaatsgevonden, als gevolg waarvan het oogmerk niet bewezen kan worden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Daarbij wijst de raadsvrouw er wel op dat de rol van verdachte kleiner is geweest dan die van zijn medeverdachten en dat hij, althans in eerste instantie, achter de medeverdachten aan is gegaan met de bedoeling die tegen te houden.
D. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit (diefstal met geweld) overweegt de rechtbank als volgt.
Nu verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] ten aanzien van de diefstal van de gouden halsketting en de pet ontkennend hebben verklaard, is voor dit onderdeel van het primair ten laste gelegde feit enkel de aangifte van het slachtoffer als bewijsmiddel voorhanden. De rechtbank oordeelt derhalve dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de diefstal van de portemonnee overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] zeer tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, die bovendien in schril contrast staan met de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank overweegt in dit verband dat de mogelijkheid bestaat dat de broekzak van het slachtoffer tijdens de geweldpleging is gescheurd en dat de portemonnee daarbij op de grond is gevallen. Gelet op deze, niet uit te sluiten, mogelijke gang van zaken omtrent de portemonnee oordeelt de rechtbank dat verdachte ook voor dit onderdeel van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten overvloede overweegt de rechtbank in dit verband nog, dat het standpunt van de officier van justitie dat het gepleegde geweld de gelegenheid voor de diefstal heeft geschapen en dat er misbruik is gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer, zodat is voldaan aan de eisen die artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht stelt, geen steun vindt in het recht. Ingevolge voornoemd artikel moet het geweld gepleegd worden met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Met het feit dat het slachtoffer in een zodanige toestand is komen te verkeren, dat het gemakkelijker was geworden hem te beroven, is niet tegelijkertijd gegeven dat bij het uitgeoefende geweld het oogmerk op beroving gericht is geweest.
Gelet op de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachte [medeverdachte B] dat het slachtoffer naar zijn pincode gevraagd is, overweegt de rechtbank dat er mogelijk sprake is geweest van een poging tot afpersing. Nu dit feit echter niet ten laste is gelegd, laat de rechtbank dit ook verder buiten beschouwing.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient verdachte te worden vrijgesproken van het losrukken van de ketting van de nek van het slachtoffer en het losrukken van de broekzak van het slachtoffer.
Ten aanzien van de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat deze wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de aangifte van het slachtoffer, de verklaringen van verdachte en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B].
Daarbij overweegt de rechtbank dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte, nadat hij de auto geparkeerd had, ter plaatse is gekomen met de goede bedoeling om de medeverdachten tegen te houden. Gelet hierop treft verdachte eenzelfde verwijt als de medeverdachten, nu hij zich, kennelijk zonder enige terughoudendheid, bij de door zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] reeds aangevangen geweldpleging heeft aangesloten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 06 april 2008 te Ermelo met anderen aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld (onder meer) bestond uit het die [slachtoffer A],
- (achter) op diens hoofd slaan en stompen en deze een knietje in diens gezicht geven en deze in diens gezicht trappen en
- optillen en deze tegen diens buik stompen en meermalen elders tegen diens lichaam slaan en schoppen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 29 mei 2008 een oriënterend psychiatrisch rapport opgemaakt door psychiater J.H. Verhoef.(voetnoot 9)Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte geen psychiatrische functiestoornissen aantoonbaar zijn. Er lijkt wel sprake te zijn van aanhoudende schrikachtigheid met overdreven schrikreacties bij plotselinge fysieke benadering als enig overgebleven posttraumatisch-stresssyndroom. Het ten laste gelegde kan derhalve in licht verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 211 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf ter hoogte van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een werkstraf problematisch is voor verdachte, nu hij alleen bij defensie zal kunnen blijven op voorwaarde dat de straf geen consequenties heeft voor zijn werk. Een geldboete of een hoger voorwaardelijk deel zou derhalve passender zijn.
De psychiater adviseert een voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laten behandelen bij Kairos of een vergelijkbare instelling.1(voetnoot 10) In het voorlichtingsrapport van 3 juli 2008 heeft de reclassering eensluidend geadviseerd.(voetnoot 11)
De rechtbank gaat voorbij aan het voortgangsverslag toezicht van 20 november 2008(voetnoot 12), omdat zij de betreffende informatie, mede gelet op de verklaring van verdachte over de totstandkoming en inhoud daarvan ter zitting, niet betrouwbaar acht. De rechtbank zal derhalve teruggrijpen naar het voorlichtingsrapport van 3 juli 2008.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen het zinloze en grove karakter van het op het slachtoffer toegepaste groepsgeweld. Verdachte heeft, door te handelen als bewezen verklaard, het slachtoffer - naar ervaringsregels - een traumatische ervaring bezorgd en bovendien bijgedragen tot de in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens. De rechtbank verwijt verdachte dit des te meer nu hij, aangezien hij zelf slachtoffer van een geweldsmisdrijf is geweest, zonder meer de verwerpelijkheid van een dergelijk handelen had moeten inzien. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte, gelet op de verklaring van [getuige B] en de brief van [getuige C], pogingen heeft ondernomen de waarheid geweld aan te doen en zijn eigen rol in de geweldpleging te verdoezelen.
Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte gedurende enige tijd, te weten 31 dagen, in voorarrest heeft gezeten. Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte niet de initiator van de geweldpleging is geweest. Ten slotte betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat het bewezenverklaarde verdachte, blijkens het psychiatrisch rapport, in licht verminderde mate dient te worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden van dit geval, een gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats is. Zij neemt daarbij in aanmerking dat verdachte in het verleden onder meer is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en bedreiging.(voetnoot 13) Tevens heeft zij acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze ter terechtzitting en uit de rapportages van de reclassering naar voren zijn gekomen. De rechtbank legt verdachte, mede om te trachten hem in de toekomst van dergelijk handelen te weerhouden, een gevangenisstraf op van 91 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften die hem worden gegeven door of namens de reclassering, en daarnaast een taakstraf ter hoogte van 90 uren, te vervangen door 45 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank hecht eraan dat verdachte gedurende de proeftijd onder toezicht van de reclassering komt, zoals ook door de reclassering is geadviseerd bij rapport van 3 juli 2008.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan geëist door de officier van justitie omdat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A](voetnoot 14)heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1066,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 685,- te vervangen door 13 dagen hechtenis indien deze vordering niet naar behoren wordt betaald , bestaande uit de geclaimde schade aan kleding en schoeisel, met uitzondering van de ketting, tot een bedrag van € 385,- en een bedrag voor geleden immateriële schade van € 300,-. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij betwist voor wat betreft de materiële schade.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade voor een bedrag van € 581,- heeft de benadeelde onder meer aangegeven dat hij twee weken niet heeft kunnen werken, last heeft van nachtmerries en dat zijn gevoel van veiligheid en het vertrouwen in anderen in grote mate is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering van de benadeelde is gebleken, is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. Het gevorderde bedrag van € 581,- acht de rechtbank een billijke vergoeding.
Ten aanzien van de materiële schade is door de benadeelde partij een bedrag opgevoerd van respectievelijk € 30,- (pet) en € 100,- (broek), € 180,- (leren jack), € 75,- (schoenen) en € 100,- (gouden ketting). De rechtbank is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat de genoemde gouden ketting gestolen dan wel kapot gegaan is. Voor wat betreft de overige schadeposten overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de benadeelde schade heeft geleden als gevolg van het jegens hem gepleegde geweld.
Gelet op het aankoopbedrag van de kleding en de schoenen gaat het niet om buitensporige bedragen, terwijl het evenmin gebruikelijk is om van dergelijke aankopen (langdurig) een aankoopbewijs te bewaren. De rechtbank zal de hoogte van het toe te wijzen bedrag bepalen naar billijkheid, rekening houdend met de door de benadeelde partij opgegeven aankoopdatum van de producten alsmede de aard daarvan. De rechtbank acht in dit verband een bedrag van € 100,- aan toe te kennen materiële schade billijk, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
* Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 (eenennegentig) dagen.
* Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 60 (zestig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
* Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
* Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
* Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 90 (negentig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 (vijfenveertig) dagen.
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer] van een bedrag van € 681,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 6 april 2008, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
* Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
* Verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
* Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 681,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
* Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van der Hooft en Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0611/08-203337 van 7 april 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 41.
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 41-43 en Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte B], doorgenummerde dossierpagina's 61-63.
4 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte B], doorgenummerde dossierpagina's 61-63 en proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60.
5 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 82-84.
6 Proces-verbaal van verhoor [getuige B], doorgenummerde dossierpagina's 59-60 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 82-84 en 86-87.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina's 41-43, verklaring getuige [getuige C] ter zitting van 9 juli 2008, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte B], doorgenummerde dossierpagina's 61-63 en 66, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina's 70-73 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina's 85-87.
8 Letselbeschrijving GGd Regio IJsselvecht, doorgenummerde dossierpagina's 45-55 en de originele fotobladen bij het nagezonden proces-verbaal pagina's 4-11.
9 Oriënterend psychiatrisch rapport van 29 mei 2008, ondertekend door psychiater J.H. Verhoef.
10 Oriënterend psychiatrisch rapport van 29 mei 2008, ondertekend door psychiater J.H. Verhoef.
11 Voorlichtingsrapport reclassering van 3 juli 2008, ondertekend door D. Laansma.
12 Voortgangsverslag toezicht reclassering van 20 november 2008, ondertekend door P.M.G. te Brömmelstroet.
13 Uittreksel justitiële documentatie van 11 november 2008.
14 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 24 april 2008.