ECLI:NL:RBZUT:2008:BG7956

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-925521-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Brouns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van onzorgvuldigheid bij toepassing van bestrijdingsmiddel door ongediertebestrijdingsbedrijf

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Zutphen op 22 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Rentokil Initial B.V., een ongediertebestrijdingsbedrijf. De zaak betreft de toepassing van het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC in een bedrijfsruimte in Apeldoorn op 31 januari 2007. De verdachte werd ten laste gelegd dat zij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij het ventileren van de ruimte na het gebruik van het bestrijdingsmiddel, wat zou hebben geleid tot ernstig letsel van een persoon. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

Tijdens de zitting op 8 december 2008 werd de tenlastelegging besproken. De rechter oordeelde dat het tweede ten laste gelegde feit nietig verklaard moest worden, omdat het Openbaar Ministerie hierin geen duidelijke en begrijpelijke omschrijving had gegeven. De rechter merkte op dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid, omdat de wettekst van de Bestrijdingsmiddelenwet letterlijk was overgenomen zonder specificatie van de overtredingen.

Wat betreft het eerste ten laste gelegde feit, dat de verdachte onvoldoende zorgvuldigheid had betracht, oordeelde de rechter dat het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het letsel van het slachtoffer niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechter concludeerde dat het enkele feit dat het slachtoffer gezondheidsklachten ondervond na het betreden van de ruimte niet voldoende was om aan te nemen dat er een direct gevaar was ontstaan door het niet ventileren van de ruimte.

Uiteindelijk sprak de economische politierechter de verdachte vrij van het eerste ten laste gelegde feit en verklaarde de dagvaarding ten aanzien van het tweede feit nietig. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke tenlasteleggingen in strafzaken en de noodzaak van voldoende bewijs voor het vaststellen van een causaal verband.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Economische politierechter
Parketnummer: 06/925521-07
Uitspraak d.d. 22 december 2008
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
Rentokil Initial B.V.,
gevestigd te 3454 PP De Meern, Strijkviertel 70.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 december 2008.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 31 januari 2007 in de gemeente Apeldoorn, al dan niet
opzettelijk, ten aanzien van het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC, niet een
zodanige zorgvuldigheid in acht heeft genomen, dat geen gevaar ontstond voor
de mens, immers heeft zij nadat zij in een of meer ruimte(n) dat
bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC heeft toegepast, na die toepassing, voor het
(weer) in gebruik nemen, die ruimte(n), niet gedurende tenminste 2 uur grondig
geventileerd, waardoor [slachtoffer] (ernstig) letsel heeft opgelopen;
art 13 lid 4 ahf/ond A Bestrijdingsmiddelenwet 1962
2.
zij op of omstreeks 31 januari 2007 in de gemeente Apeldoorn, al dan niet
opzettelijk heeft gehandeld in strijd met (een) vastgestelde voorschrift(en)
krachtens artikel 5, tweede en/of derde en/of vierde en/of zesde en/of zevende
en/of achtste lid, en/of artikel 5a, eerste en/of tweede lid, en/of artikel 9,
tweede en/of derde lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, immers heeft zij
het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC in strijd met de bij dat
bestrijdingsmiddel behorende gebruiksaanwijzing, na toepassing in een of meer
ruimte(n), die ruimte(n), niet, voor het (weer) in gebruik nemen, gedurende
tenminste 2 uur grondig geventileerd;
art 10 lid 1 Bestrijdingsmiddelenwet 1962
Partiële nietigheid van de dagvaarding
De economische politierechter is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft het onder 2 ten laste gelegde nietig moet worden verklaard, aangezien het daar gestelde geen duidelijke en begrijpelijke omschrijving bevat van het ten laste gelegde. Door het overnemen van de wettekst van artikel 10, eerste lid, van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 en hierbij geen keuze te maken van de in het voornoemde artikel genoemde artikelen, dan wel de verschillende leden van de desbetreffende artikelen, is het onduidelijk welke overtreding door de officier van justitie bedoeld is ten laste te leggen.
Nu deze voornoemde onduidelijkheid niet zonder meer wordt weggenomen door toevoeging van de feitelijke omschrijving zal de economische politierechter de dagvaarding voor het betreft het onder 2 ten laste gelegde nietig verklaren.
De bewijsmotivering
A. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van het onderhavige strafdossier.
B. Het standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onder meer aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat er een causaal verband bestaat tussen het onvoldoende ventileren van de ruimte en het letsel van [slachtoffer]. Niet vast staat dat het niet grondig ventileren gedurende twee uur automatisch een gevaar ontstaat voor de mens. Hiertoe is mede aangevoerd dat een blootstelling aan het middel Fedona 60 SC korte tijd nadat de ruimte is behandeld niet tot gezondheidsschade kan leiden.
C. Beoordeling van de tenlastelegging
Naar oordeel van de economische politierechter is het ten laste gelegde causaal verband tussen het door [slachtoffer] opgelopen letsel en het ten laste gelegde onvoldoende zorgvuldig handelen, bestaande uit het niet gedurende tenminste twee uur grondig ventileren van de ruimte waar het bestrijdingsmiddel Fedona 60 SC was toegepast, niet wettig en overtuigend bewezen. Het enkele feit dat [slachtoffer] last kreeg van gezondheidsklachten binnen korte tijd na het betreden van de met Fedona 60 SC behandelde ruimte is, zonder verdere onderbouwing, onvoldoende om het bestaan van voornoemd causaal verband tussen het letsel en het onvoldoende zorgvuldig handelen aan te nemen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de economische politierechter verdachte vrij spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Beslissing
De economische politierechter:
• verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde nietig;
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Brouns, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2008.