ECLI:NL:RBZUT:2008:BG7956
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Brouns
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van onzorgvuldigheid bij toepassing van bestrijdingsmiddel door ongediertebestrijdingsbedrijf
In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Zutphen op 22 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Rentokil Initial B.V., een ongediertebestrijdingsbedrijf. De zaak betreft de toepassing van het bestrijdingsmiddel Fendona 60 SC in een bedrijfsruimte in Apeldoorn op 31 januari 2007. De verdachte werd ten laste gelegd dat zij niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen bij het ventileren van de ruimte na het gebruik van het bestrijdingsmiddel, wat zou hebben geleid tot ernstig letsel van een persoon. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.
Tijdens de zitting op 8 december 2008 werd de tenlastelegging besproken. De rechter oordeelde dat het tweede ten laste gelegde feit nietig verklaard moest worden, omdat het Openbaar Ministerie hierin geen duidelijke en begrijpelijke omschrijving had gegeven. De rechter merkte op dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid, omdat de wettekst van de Bestrijdingsmiddelenwet letterlijk was overgenomen zonder specificatie van de overtredingen.
Wat betreft het eerste ten laste gelegde feit, dat de verdachte onvoldoende zorgvuldigheid had betracht, oordeelde de rechter dat het causaal verband tussen het handelen van de verdachte en het letsel van het slachtoffer niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechter concludeerde dat het enkele feit dat het slachtoffer gezondheidsklachten ondervond na het betreden van de ruimte niet voldoende was om aan te nemen dat er een direct gevaar was ontstaan door het niet ventileren van de ruimte.
Uiteindelijk sprak de economische politierechter de verdachte vrij van het eerste ten laste gelegde feit en verklaarde de dagvaarding ten aanzien van het tweede feit nietig. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en begrijpelijke tenlasteleggingen in strafzaken en de noodzaak van voldoende bewijs voor het vaststellen van een causaal verband.