ECLI:NL:RBZUT:2008:BQ9149

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1089 WET
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening huursubsidie en de status van onderhuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huurder, en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer als verweerder. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar huursubsidie over het tijdvak 2003/2004, die door de verweerder was vastgesteld op nihil, met een terugvordering van € 617,85. De herziening was gebaseerd op de stelling dat eiseres als onderhuurder moest worden beschouwd, wat volgens de wet gevolgen had voor haar recht op huursubsidie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het pand waar eiseres woont, eigendom is van een eigenaar die een deel van het pand zelf bewoont en een ander deel aan eiseres verhuurt. Eiseres bewoont een zelfstandige woonruimte met eigen voorzieningen, wat volgens de rechtbank betekent dat zij niet als onderhuurder kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd door enkel te kijken naar het aantal huisnummers en niet naar de feitelijke situatie van de woonruimte.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en droeg deze op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 644,- bedroegen. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke omstandigheden bij de beoordeling van de status van een huurder versus een onderhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/1089 WET
Uitspraak in het geding tussen:
[eiseres]
te [plaats],
eiseres,
en
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 22 mei 2007.
2. Feiten
Bij besluit van 8 november 2006 heeft verweerder - op de grond dat het gezamenlijk inkomen hoger is dan de inkomensgrens - de aan eisers op grond van de Huursubsidiewet (thans de Wet op de huurtoeslag, hierna: de wet) toegekende bijdrage (huursubsidie) voor de woning aan de [adres te plaats] over het tijdvak 2004/2005 van € 834,48 nader vastgesteld op nihil en € 834,48 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 5 februari 2007 heeft verweerder – op de grond dat eiseres is te beschouwen als onderhuurder - de aan eiseres toegekende huursubsidie over het tijdvak 2003/2004 herzien en nader vastgesteld op nihil en € 617,85 van eiseres teruggevorderd. Bij (wijzigings)besluit van eveneens 5 februari 2007 heeft verweerder het besluit van
8 november 2006 gewijzigd en aan de nadere vaststelling van de huursubsidie over het tijdval 2003/2004 op nihil eveneens ten grondslag gelegd dat eiseres als onderhuurder is te beschouwen.
Tegen de besluiten van 5 februari 2007 is namens eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Namens eiseres is door mr. M.N.M. van der Zande, advocaat te Apeldoorn, beroep ingesteld op de in het aanvullend beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 29 januari 2008, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Zande. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].
4. Motivering
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d van de wet - voor zover hier van belang - wordt onder huurder verstaan een persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een door hem gehuurde woning.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder i, wordt onder onderhuurder verstaan een persoon aan wie de huurder, op basis van een schriftelijke overeenkomst, een deel van de woning heeft verhuurd.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet wordt slecht huursubsidie toegekend voor de huur van een woning die een zelfstandige woonruimte of een onvrije etage is.
In artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet is bepaalddat de minister de toekenning kan herzien als huursubsidie is toegekend in afwijking van deze wet of de daarop berustende bepalingen.
Bij de beoordeling van het beroep gaat de rechtbank uit van de volgende feiten.
Het pand aan de [adres] is eigendom van [eigenaar]. De eigenaar bewoont een deel van het pand zelf en staat in de gemeentelijke basis administratie (GBA) ingeschreven op het adres [adres]. Een ander deel van het pand is, op basis van een schriftelijke huurovereenkomst, verhuurd aan eiseres.
Het door eiseres gehuurde deel van de woning heeft een eigen ingang en bestaat uit een woonkamer, twee slaapkamers, keuken, douche en toilet. Eiseres bewoont dit deel van de woning met haar zoon. Eiseres en haar zoon staan in de GBA op het adres
[adres] ingeschreven.
Gelet op de feitelijke situatie kan verweerder niet worden gevolgd in het standpunt dat eiser is te beschouwen als onderhuurder in de zin van artikel 1, aanheft en onder 1 van de wet. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank alleen sprake een huurder in de zin van wet zelf als verhuuurder optreedt. Dat geval doet zich hier niet voor.
Voorzover verweerder meent dat aan eiseres geen huursubsidie kan worden toegekend omdat niet wordt voldaan aan het bepaalde van artikel 11 van de wet, dat zij een woning die een zelfstandige woonruimte is, huurt, overweegt de rechtbank als volgt.
Door de Afdeling bestuursrechtspraak is meerdere malen overwogen dat van “zelfstandige woonruimte” sprake is indien deze tenminste de voorzieningen bevat die aan een woning eigen zijn. Door bij de beantwoording van de vraag of het door eiseres bewoonde deel van het pand is aan te merken als een “zelfstandige woonruimte” slechts de omstandigheid te betrekken dat het pand slechts beschikt over één huisnummer en dus slechts één woning kan bevatten wordt door verweerder een onjuiste maatstaf gehanteerd.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit berust op een onjuiste motivering en niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiseres. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd. .
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden het betaalde griffierecht van € 39,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de Staat der Nederlanden, ter zake van verleende rechtsbijstand
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2008 in tegenwoordigheid van M.G. van Engelen als griffier.