ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2246

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/801351-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Hemrica
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van ontucht met minderjarige dochters

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met zijn twee minderjarige dochters, heeft de Rechtbank Zutphen op 6 februari 2009 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere ontuchtige handelingen met zijn dochters, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], in de periode van 2001 tot 2006. De aanklacht omvatte ernstige beschuldigingen, waaronder het betasten en vingerinbrengen bij de slachtoffers, die op het moment van de feiten nog minderjarig waren.

Tijdens de rechtszittingen op 22 april 2008 en 23 januari 2009 heeft de rechtbank de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zorgvuldig gewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de dochters niet voldoende specifiek waren om de beschuldigingen te onderbouwen. De verklaringen waren inconsistent en er ontbrak steunbewijs van andere getuigen. De verdachte heeft steeds ontkend de feiten te hebben gepleegd en zijn verdediging heeft betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de dochters, die op het moment van de aangifte 11 en 15/16 jaar oud waren, in twijfel getrokken. De rechtbank heeft ook de rol van andere getuigen, zoals de echtgenote van de verdachte en zijn zoon, in overweging genomen, die geen ontuchtige handelingen hadden waargenomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij de ontuchtige handelingen had gepleegd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op ernstige beschuldigingen zoals seksueel misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801351-07
Uitspraak d.d.: 6 februari 2009
tegenspraak/ dnip – onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1959],
wonende te [adres].
Raadsman mr. P.T. Pel te Hattem.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 april 2008 en 23 januari 2009.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 februari 2004 tot en met 18 oktober 2006, te Wapenveld, gemeente Heerde, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter [slachtoffer A], geboren op [1985], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) de borst(en), althans de borststreek, van die [slachtoffer A] heeft betast en/of gestreeld en/of de vagina en/of de schaamlippen van die [slachtoffer A] heeft betast en/of gestreeld en/of die [slachtoffer A] heeft gevingerd, althans aan de schaamlippen heeft gekrabt;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 29 januari 2003, te Wapenveld, gemeente Heerde, (telkens) met zijn dochter [slachtoffer B], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer B], hebbende verdachte (telkens) een vinger in de vagina van die [slachtoffer B] gebracht en/of geduwd en/of (over) de borst(en) van die [slachtoffer B] betast en/of
gestreeld en/of (over) de clitoris van die [slachtoffer B] betast en/of gestreeld en/of gewreven en/of de hand van die [slachtoffer B] naar zijn penis gebracht en/of zijn penis laten vastpakken en/of vasthouden door die [slachtoffer B] en/of (vervolgens) op en neer aan de beweging(en) laten maken met zijn penis door die [slachtoffer B];
art 244 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 29 januari 2003, te Wapenveld, gemeente Heerde, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter [slachtoffer B], geboren op 30 januari 1991, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) de borst(en) van die [slachtoffer B] heeft betast en/of gestreeld en/of (over) de clitoris van die [slachtoffer B] heeft betast en/of gestreeld en/of gewreven en/of de hand van die [slachtoffer B] naar zijn penis heeft gebracht en/of zijn penis heeft laten vastpakken en/of vasthouden door die [slachtoffer B] en/of (vervolgens) op en neer gaande beweging(en) met zijn penis heeft laten maken door die [slachtoffer B];
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2003 tot en met 18 oktober 2006, te Wapenveld, gemeente Heerde, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig dochter, [slachtoffer B], geboren op 30 januari 1991, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) (over) de borst(en) van die [slachtoffer B] heeft betast en/of gestreeld en/of (over) de clitoris van die [slachtoffer B] heeft betast en/of gestreeld en/of gewreven en/of de hand van die [slachtoffer B] naar zijn penis heeft gebracht en/of zijn penis heeft laten
vastpakken en/of vasthouden door die [slachtoffer B] en/of (vervolgens) op en neer gaande beweging(en) met zijn penis heeft laten maken door die [slachtoffer B] en/of het schaamhaar, althans de bikinilijn, van die [slachtoffer B] heeft afgeschoren en/of de schaamlippen heeft betast en/of vastgepakt;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Aanleiding
4.1 Op 8 november 2006 heeft [naam A], teamleider bij de Raad voor de Kinderbescherming, namens [slachtoffer B] (roepnaam [slachtoffer B]) en [slachtoffer A] aangifte gedaan tegen vader [verdachte] wegens seksueel misbruik met deze kinderen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.2 In het dossier bevinden zich verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] betreffende ontucht door hun vader gepleegd. In de verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] wordt over en weer gezegd dat er wel iets van ontuchtige handelingen is gezien. Andere getuigen zijn er echter niet. Uit het dossier valt wel af te leiden dat er een gespannen sfeer was in huis en ook wordt er door diverse personen verklaard over het alcoholgebruik door verdachte.
Verdachte is duidelijk in zijn ontkenning. Hij is van mening dat [slachtoffer B] aangifte zou hebben gedaan, omdat ze thuis zo weinig mocht en omdat ze met [naam B] omging, waar verdachte het niet mee eens was.
[getuige A] heeft bij de politie een belastende verklaring afgelegd, maar hij heeft die verklaring later ingetrokken bij de rechter-commissaris. [getuige A] heeft bij de rechter-commissaris verklaard, dat hij zijn, de verdachte belastende, verklaring van [slachtoffer B] op deze manier moest inkleden. Hij kan niet aangeven waarom hij dat ook heeft gedaan. [slachtoffer A] zou volgens hem ook in opdracht van [slachtoffer B] hebben verklaard. Het is moeilijk om deze verklaringen te plaatsen en te duiden.
De officier van justitie concludeert tot vrijspraak wegens gebrek aan overtuiging.
C. Standpunt van de verdediging
4.3 De raadsman heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit, omdat zijn mening het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] moeten ernstig in twijfel worden getrokken, nu deze niet consistent en innerlijk tegenstrijdig zijn. Verdachte heeft consequent en pertinent ontkend de tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd. Ter zake feit 1 blijft alleen de verklaring van [slachtoffer A] over en ter zake feiten 2 en 3 slechts de verklaring van [slachtoffer B]. Bovendien zijn er geen getuigen die uit eigen waarneming de verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] kunnen bevestigen.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.4 Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Daartoe acht de rechtbank van belang dat tegenover de aangifte en de voor verdachte belastende verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A], die ten tijde van de politieverhoren 11 respectievelijk 15/16 jaar oud waren, de stellig ontkennende verklaring van verdachte staat. Uit de verklaringen van [slachtoffer A] kan niet worden afgeleid dat zij zelf heeft waargenomen dat haar vader ontuchtige handelingen bij [slachtoffer B] heeft verricht. Voor zover [slachtoffer B] heeft verklaard dat zij wel eens heeft gezien dat haar vader haar zusje bij de borsten voelde (p. 62), acht de rechtbank die verklaring onvoldoende specifiek – bijvoorbeeld omtrent het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder dat zou zijn gebeurd – om tot een (gedeeltelijke) bewezenverklaring te komen. De rechtbank kent verder betekenis toe aan de omstandigheid dat de echtgenote van verdachte en zijn zoon [getuige A] hebben verklaard dat zij zelf geen getuige zijn geweest van ontuchtige handelingen. Steunbewijs ten aanzien van de aangifte en de verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] ontbreekt derhalve.
Het enkele scheren van de bikinilijn van [slachtoffer B] is naar het oordeel van de rechtbank zonder nadere omstandigheden, waarvan overtuigend bewijs ontbreekt, niet als ontuchtig handelen te kwalificeren.
Alles overziende kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Hemrica en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2009.