ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2340

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580099-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Krijger
  • A. Feunekes
  • J. Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte wegens fietsendiefstal en gevaarzetting in het verkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 3 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die ten tijde van de delicten nog minderjarig was. De verdachte werd beschuldigd van fietsendiefstal in vereniging en gevaarzetting in het verkeer, waarbij hij een aanrijding veroorzaakte die letsel bij het slachtoffer tot gevolg had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf, een geldboete en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld tot geldboetes voor het onverzekerd rijden, het rijden zonder juist kenteken en het rijden zonder bromfietscertificaat op een scooter. De rechtbank heeft de scooter verbeurd verklaard.

De rechtbank heeft ook drie vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld. Eén vordering werd toegewezen, waarbij de verdachte een taakstraf moest verrichten. De proeftijd van de tweede vordering werd met een jaar verlengd, terwijl de derde vordering werd afgewezen. Tevens werd er op het bezwaarschrift tegen de omzetting van de taakstraf beslist, waarbij de verdachte een tweede kans kreeg om zijn taakstraf af te ronden.

De beslissing van de rechtbank is genomen na behandeling van het bezwaarschrift dat op 17 december 2008 was ingediend. De rechtbank heeft de processtukken, waaronder de eindrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming, bekeken. Tijdens de behandeling van het bezwaarschrift op 20 januari 2009 heeft de officier van justitie verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren, en de verdachte heeft aangegeven de taakstraf te willen voltooien. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het bezwaar gegrond te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector straf
Parketnummer: 06/580099-08
De meervoudige kamer in deze rechtbank heeft te beslissen op een op 17 december 2008 ter griffie ingekomen bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1990],
wonende te [adres en plaats].
De meervoudige kamer heeft de processtukken bezien, waaronder de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming, van 27 oktober 2008.
Het bezwaarschrift is behandeld ter terechtzitting van 20 januari 2009. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Motivering
Het bezwaarschrift richt zich tegen de kennisgeving van het openbaar ministerie van 3 december 2008, waarbij de tenuitvoerlegging is bevolen van 6 dagen vervangende jeugddetentie, zulks in verband met het vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 15 juli 2008 aan veroordeelde opgelegde taakstraf, te weten een werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie, van welke taakstraf door veroordeelde 8 uren zijn verricht.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling van het bezwaarschrift verzocht het bezwaarschrift gegrond te verklaren.
Namens veroordeelde is in het bezwaarschrift aangevoerd dat veroordeelde is begonnen met de uitvoering van de opgelegde taakstraf. Door werk en ziekte is veroordeelde niet in staat geweest het resterende deel van de taakstraf uit te voeren. Veroordeelde was echter wel voornemens de werkstraf te voltooien.
Nu door de officier van justitie is verzocht veroordeelde een kans te geven de taakstraf af te ronden en veroordeelde ook ter terechtzitting heeft aangegeven deze kans graag te willen, zal als volgt worden beslist.
Beslissing
Verklaart het bezwaar gegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. Krijger, voorzitter, tevens kinderrechter en mrs. Feunekes en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openba¬re terechtzitting van 3 februari 2009.
De beslissing is getekend door de voorzitter en de griffier.