ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2453

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/2276 en 08/2277
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening aanlegvergunning houtwal en vijver

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 5 februari 2009 uitspraak gedaan op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen de verleende aanlegvergunning voor houtwallen en een vijver op een perceel in de gemeente Borculo, aangevraagd door een derde-partij. De vergunning was verleend op 25 november 2008, waarna de verzoekers op 22 december 2008 om een voorlopige voorziening vroegen om het besluit te schorsen.

De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoekers hadden geen bezwaar tegen de aanleg van de houtwallen en vijver zelf, maar waren bezorgd over de plannen van de derde-partij om een recreatiepark op het perceel te realiseren. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verzoekers niet zodanig werd geraakt dat een voorlopige voorziening noodzakelijk was. Bovendien werd opgemerkt dat de derde-partij de aanleg op eigen risico kon uitvoeren, mocht het besluit in bezwaar worden herroepen.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder veroordeling in proceskosten. De uitspraak benadrukte dat er geen onomkeerbare situatie zou ontstaan door de aanleg van de vijver en houtwallen, aangezien deze werken relatief eenvoudig verwijderd konden worden indien nodig. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra, in aanwezigheid van griffier mr. F.S. Zwerwer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 08/2276 en 08/2277
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in het geding tussen:
1.[verzoeker A] en [verzoekster B], en
2.[verzoeker C] en [verzoekster D]
verzoekers, te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland,
verweerder,
[naam A] en [naam B],
derde-partij, te [plaats].
1. Procesverloop.
Op 21 oktober 2008 heeft de derde-partij een aanlegvergunning aangevraagd voor de aanleg van houtwallen en een vijver op het perceel kadastraal bekend gemeente Borculo, [kadastrale nummers] en plaatselijk bekend [adres A-B te plaats].
Bij besluit van 25 november 2008 (kenmerk: BJ/17450) heeft verweerder de gevraagde aanlegvergunning verleend, onder de in de bij het besluit behorende memo gestelde voorwaarden.
Tegen dit besluit hebben verzoekers een bezwaarschrift ingediend. Bij afzonderlijke brieven van 22 december 2008 is verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening die strekt tot schorsing van het bestreden besluit.
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 3 februari 2008, waar de verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. S. Lemhour, werkzaam bij Stichting Achmea Rechtsbijstand te Tilburg. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
S.A. van der Spek en ing. J.L. van Eijk, ambtenaren van de gemeente. Voorts is de
derde-partij verschenen, bijgestaan door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem.
2. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde is de voorzieningenrechter gebleken dat verzoekers tegen de bij het bestreden besluit vergunde aanleg van houtwallen en vijver op zichzelf geen bezwaar hebben. Gelet op deze vaststelling kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gezegd dat het belang van verzoekers door de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit zodanig wordt geraakt dat, in aanmerking genomen het belang van derde-partijen, bij tenuitvoerlegging van dat besluit, het treffen van een voorlopige voorziening thans is vereist. Van een spoedeisend belang als bedoeld in voormeld artikel 8:81 van de Awb is dan ook geen sprake.
Dat verzoekers bezwaren hebben tegen de plannen van de derde-partij om op het in geding zijnde perceel een recreatiepark op te richten, en dat de vijver en de houtwallen ten behoeve van dat park zouden worden aangelegd, leidt niet tot een ander oordeel. Ter zitting is desgevraagd door verweerder meegedeeld dat de plannen voor een recreatiepark bij verweerder wel bekend zijn doch dat voor de oprichting daarvan nog geen (concrete) plannen zijn ingediend en ook nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter acht het voorts van belang dat met de aanleg van de vijver en houtwallen geen onomkeerbare situatie ontstaat. Indien en voor zover het primaire besluit in bezwaar mocht worden herroepen kunnen de -achteraf- zonder de vereiste aanlegvergunning gerealiseerde werken relatief eenvoudig worden verwijderd.
De voorzieningenrechter overweegt uitdrukkelijk dat met het gegeven oordeel dat geen sprake is van een spoedeisend belang in de zin van voormelde wetsbepaling aan de toetsing van de rechtmatigheid van het bestreden besluit niet kan worden toegekomen. Indien de derde-partij met de aanleg van de vijver en houtwallen begint zonder de beslissing op bezwaar af te wachten, doet zij zulks op eigen risico.
Gelet op het vorenstaande moet het verzoek om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten zodat beslist moet worden als hierna is aangegeven.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2009 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.