ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2814

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580151-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Hooft
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing en valsheid in geschrift met geweld in Winterswijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 11 februari 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte [verdachte B], die werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging en valsheid in geschrift. De feiten vonden plaats in Winterswijk op 16 en 17 maart 2007, waar de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte A] de woning van aangever [slachtoffer A] binnendrong. Tijdens deze inbraak werd [slachtoffer A] bedreigd met geweld en werd geprobeerd om een aanzienlijk geldbedrag van hem af te persen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte [slachtoffer A] onder druk zetten door hem fysiek te bedreigen en te mishandelen, wat leidde tot een angstige situatie voor de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing, waarbij hij en zijn medeverdachte geweld gebruikten en dreigementen uitten. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van valsheid in geschrift, omdat hij [slachtoffer A] in staat stelde om gebruik te maken van een vals identiteitsbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de dagvaarding voor een ander ten laste gelegd feit nietig verklaard en de verdachte vrijgesproken van de overige beschuldigingen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580151-08
Uitspraak d.d.: 11 februari 2009
Tegenspraak – dip
Raadsman: mr. Ausma
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B]
geboren te [plaats] op [1953]
wonende te [adres en plaats],
thans verblijvende in de PI Achterhoek, HvB de Kruisberg.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2009.
2. De tenlastelegging
Na aanpassing van de tenlastelegging ter terechtzitting is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 maart 2007 en/of 17 maart 2007 te Winterswijk, althans
in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, tijdens een voor de nachtrust bestemde tijd - tussen ongeveer 23.00
uur (op 16 maart 2007) en ongeveer 6.00 uur (op 17 maart 2007) - in een
woning ([adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen ongeveer 10.000 euro, althans enig geldbedrag en/of een
portemonnee en/of meerdere, althans een bankpasje(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld
misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer A] op een stoel hebben/heeft doen plaatsnemen en/of op een stoel
hebben/heeft vastgehouden en/of (door) zich voortdurend in de directe omgeving
van die [slachtoffer A] hebben/heeft opgehouden en/of (daarmee) die [slachtoffer A] in zijn
(vrije) beweging heeft belemmerd en/of gehinderd en/of
- de luiken en/of deuren van de woning hebben/heeft gesloten/dichtgedaan en/of
- de woning, althans meerdere ruimten in die woning hebben/heeft doorzocht
en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met kracht met zijn vuisten/handen
en/of met een hard voorwerp in/op het gezicht/hoofd en/of de armen en/of de
rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer A] hebben/heeft gestompt/geslagen
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer A] hebben/heeft gericht en/of dit vuurwapen, althans dit op een
vuurwapen gelijkend voorwerp op de slaap van die [slachtoffer A] hebben/heeft gezet,
althans dit vuurwapen of voorwerp aan die [slachtoffer A] hebben/heeft getoond en/of
- die [slachtoffer A] met spiritus, althans een brandbare vloeistof,
hebben/heeft overgoten en/of (vervolgens) een sigaret hebben/heeft aangestoken
en/of een brandende sigaret hebben/heeft getoond aan die [slachtoffer A] en/of
daarbij de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Ik gooi de sigaret op je" en/of
"ik steek je in brand", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Je begrijpt toch wel dat ik
je niet kan laten leven na wat er gebeurd is" en/of "we schieten je dood als
je geen afscheid neemt van [slachtoffer B]", althans woorden van gelijke dreigende aard
of strekking,
artikel 312 lid 2 onder 1 wetboek van strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) op of omstreeks 16 maart 2007 en/of
17 maart 2007 te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een ader of
anderen, althans alleen opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] meermalen, althans
eenmaal, met kracht met zijn, verdachtes en/of zijn mededaders vuisten/handen
en/of met een hard voorwerp in/op het gezicht/hoofd en/of de armen en/of de
rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer A] hebben/heeft gestompt/geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2007 en/of 17 maart 2007 te Winterswijk, althans
in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, tijdens een voor de nachtrust bestemde tijd - tussen ongeveer 23.00
uur (op 16 maart 2007) en ongeveer 6.00 uur (op 17 maart 2007)- in een woning
([adres]) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van 10
miljoen euro, in elk geval van enig geldbedrag of goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke poging hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- naar de woning van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] is/zijn gegaan, althans naar een
woning aan het [adres] is/zijn gegaan en/of
- die [slachtoffer A] op een stoel hebben/heeft doen plaatsnemen en/of op een stoel
hebben/heeft vastgehouden en/of (door) zich voortdurend in de directe omgeving
van die [slachtoffer A] hebben/heeft opgehouden en/of (daarmee) die [slachtoffer A] in zijn
(vrije) beweging heeft belemmerd en/of gehinderd en/of
- de luiken en/of deuren van de woning hebben/heeft gesloten/dichtgedaan en/of
- de woning, althans meerdere ruimten in die woning hebben/heeft doorzocht
en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met kracht met zijn vuisten/handen
en/of met een hard voorwerp in/op het gezicht/hoofd en/of de armen en/of de
rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer A] hebben/heeft gestompt/geslagen
en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer A] hebben/heeft gericht en/of dit vuurwapen, althans dit op een
vuurwapen gelijkend voorwerp op de slaap van die [slachtoffer A] hebben/heeft gezet,
althans dit vuurwapen of voorwerp aan die [slachtoffer A] hebben/heeft getoond en/of
- die [slachtoffer A] met spiritus, althans een brandbare vloeistof,
hebben/heeft overgoten en/of (vervolgens) een sigaret hebben/heeft aangestoken
en/of een brandende sigaret hebben/heeft getoond aan die [slachtoffer A] en/of
daarbij de woorden hebben/heeft toegevoegd: "Ik gooi de sigaret op je" en/of
"ik steek je in brand", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] de woorden hebben/heeft toegevoegd: "ik wil 10 miljoen euro",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 16 maart 2007 en/of 17 maart 2007 te Winterswijk, althans
in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk [slachtoffer A] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer
van zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- naar de woning van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] gegaan, althans naar een woning
aan het [adres] gegaan en/of
- die [slachtoffer A] op een stoel doen plaatsnemen en/of op een stoel vastgehouden
(en/of (door) zich voortdurend in de directe omgeving van die [slachtoffer A]
opgehouden en/of (daarmee) die [slachtoffer A] in zijn (vrije) beweging belemmerd
en/of gehinderd en/of
- de luiken en/of deuren van de woning gesloten/dichtgedaan en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met kracht met zijn vuisten/handen
en/of met een hard voorwerp in/op het gezicht/hoofd en/of de armen en/of de
rug, althans op het lichaam van die [slachtoffer A] gestompt/geslagen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
op die [slachtoffer A] gericht en/of dit vuurwapen, althans dit op een vuurwapen
gelijkend voorwerp op de slaap van die [slachtoffer A] gezet, althans dit vuurwapen of
voorwerp aan die [slachtoffer A] getoond en/of
- die [slachtoffer A] met spiritus, althans een brandbare vloeistof,
overgoten en/of (vervolgens) een sigaret aangestoken en/of een brandende
sigaret getoond aan die [slachtoffer A] en/of daarbij de woorden toegevoegd: "Ik gooi
de sigaret op je" en/of "ik steek je in brand", althans woorden van gelijke
aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] de woorden toegevoegd: "Je begrijpt toch wel dat ik je niet kan
laten leven na wat er gebeurd is" en/of "we schieten je dood als je geen
afscheid neemt van [slachtoffer B]", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking, en aldus een bedreigende situatie voor die [slachtoffer A] hebben doen
ontstaan;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te Winterswijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of
identiteitskaart en/of geld of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s)
- naar de woning ([adres]) van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] gegaan en/of
- die [slachtoffer A] op een stoel doen plaatsnemen en/of op een stoel hebben/heeft
vastgehouden (en/of (door) zich voortdurend in de directe omgeving van die [slachtoffer A] opgehouden en/of (daarmee) die [slachtoffer A] in zijn (vrije) beweging belemmerd
en/of gehinderd en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal, met kracht met zijn vuisten/handen
op het lichaam van die [slachtoffer A] gestompt/geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal (dreigende/gooiende/slaande) bewegingen met een
biljartbal, althans een hard voorwerp naar/in de richting van die [slachtoffer B] en/of
die [slachtoffer A] gemaakt, althans een biljartbal aan die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer A]
getoond en/of
- meermalen, althans eenmaal gezegd: "ik wil geld", althans woorden van
gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 12 maart 2008 te Winterswijk [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - meermalen, althans
eenmaal (dreigende/gooiende/slaande) bewegingen met een biljartbal, althans
een hard voorwerp naar/in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer A] gemaakt
en/of (daarbij) deze meermalen, althans eenmaal dreigend de woorden toegevoegd
: "ik wil geld", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 30 november 2005 te Bergen op Zoom, althans in de
politieregio Midden- en West-Brabant aangifte heeft gedaan dat een strafbaar
feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft
verdachte toen aldaar ten overstaan van [naam], surveillant van politie
Midden- en West-Brabant opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan
van van vermissing/verlies van zijn paspoort;
art 188 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30
november 2005 tot en met 1 januari 2007 te Bergen op Zoom, althans in
Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(een) vals(e) of vervalst(e) rijbewijs (nummer [nummer]) en/of
identiteitskaart (nummer [nummer]), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en)
(telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [slachtoffer A]
(geboren [1946]) zich de identiteit aannam/kon aannemen van [verdachte B] (geboren [1953]) en/of [slachtoffer A] ter identificatie dit
rijbewijs en/of deze identiteitskaart overlegde/kon overleggen en zich aldus
legitimeerde als [verdachte B] (onder andere tegenover medewerker(s) van de
afdeling Burgerzaken van de gemeente Bergen op Zoom) en/of [slachtoffer A]
medicijnen bestelde op naam van
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
dit rijbewijs en/of identiteitskaart (telkens) de gegevens bev[verdachte B]an
[verdachte B] (geboren [1953] te [plaats], sofinummer
[nummer], wonende [adres te plaats]) en/of
(daarbij) op dit rijbewijs en/of identiteitskaart (telkens) de foto van die [slachtoffer A] was bevestigd;
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[slachtoffer A] op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 1 mei 2006 tot en met 1 januari 2007 te Bergen op Zoom, althans in
Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft
gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) rijbewijs (nummer [nummer]) en/of
identiteitskaart (nummer [nummer]), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en)
(telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [slachtoffer A]
(geboren [1946]) zich de identiteit aannam/kon aannemen van [verdachte B] (geboren [1953]) en/of [slachtoffer A] ter identificatie dit
rijbewijs en/of deze identiteitskaart overlegde/kon overleggen en zich aldus
legitimeerde als [verdachte B] (onder andere tegenover medewerker(s) van de
afdeling Burgerzaken van de gemeente Bergen op Zoom) en/of [slachtoffer A]
medicijnen bestelde op naam van
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
dit rijbewijs en/of identiteitskaart (telkens) de gegevens bevatte van
[verdachte B] (geboren [1953] te [plaats], sofinummer
[nummer], wonende [adres te plaats]) en/of
(daarbij) op dit rijbewijs en/of identiteitskaart (telkens) de foto van die [slachtoffer A] was bevestigd
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de
periode van 1 november 2005 tot en met 1 januari 2007 in de gemeente Bergen
op Zoom, althans in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- op 30 november 2005 aangifte van vermissing van zijn paspoort te doen en/of
- door aan [slachtoffer A] zijn, verdachtes, personalia te verstrekken, althans
zijn, verdachtes, gegevens te verstrekken ter aanvraag van een (vals)
identiteitskaart en/of rijbewijs en/of
- door zijn, verdachtes, identiteit ter beschikking te stellen.
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank zal de dagvaarding nietig verklaren ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde, nu ten laste is gelegd valse aangifte van een strafbaar feit, welk strafbaar feit staat omschreven als vermissing/verlies van een paspoort, hetgeen geen strafbaar feit oplevert.
5. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1)
A. Vaststaande feiten
5.1. Verdachte en aangever [slachtoffer A] hebben elkaar in detentie leren kennen. Nadat ze uit detentie kwamen hebben ze contact gehouden. (voetnoot 2) Verdachte heeft vervolgens op 30 november 2005 in Bergen op Zoom ten overstaan van [naam], surveillant van politie Midden- en West-Brabant, aangifte gedaan van verlies van zijn paspoort, teneinde aangever [slachtoffer A] in de gelegenheid te stellen gebruik te maken van verdachtes identiteit. (voetnoot 3) Aangever [slachtoffer A] heeft hiermee een identiteitskaart en een rijbewijs aangevraagd op naam van verdachte, maar met zijn eigen pasfoto. (voetnoot 4) Met behulp van deze documenten heeft aangever [slachtoffer A] onder meer medicijnen gekocht. (voetnoot 5)
5.2. Op 16 maart 2007 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] naar het huis van aangever [slachtoffer A] en aangeefster [slachtoffer B], het [adres te plaats], gegaan. (voetnoot 6) Verdachte had een afspraak met aangever. (voetnoot 7) Aangeefster [slachtoffer B] lag op dat moment in het ziekenhuis. (voetnoot 8) Het gesprek dat verdachte en aangever gedurende die avond hadden, is door verdachte met geluidsapparatuur opgenomen. (voetnoot 9) Pas geruime tijd nadat verdachte naar binnen is gegaan, kwam ook medeverdachte [medeverdachte A] binnen. (voetnoot 10) Toen verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] weer vertrokken, namen zij een bedrag van € 10.000,- in biljetten van € 5,- mee. (voetnoot 11)
5.3. Op 12 maart 2008 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] wederom naar het huis van aangever [slachtoffer A] en aangeefster [slachtoffer B] gegaan. (voetnoot 12) Ze zijn met zijn vieren de woning ingegaan. Verdachte had die dag een biljartbal bij zich. (voetnoot 13) Getuige [getuige A] ontving woensdagmiddag 12 maart 2008 van aangeefster [slachtoffer B] een tweetal sms-jes, met de teksten ‘[verdachte B] is hier’ en ‘Weet niet hoe t verder moet ben net flauwgevallen! Ze drijgen! Aub niet bellen maar smsen weet niet verder’. (voetnoot 14) Aangeefster [slachtoffer B] is naar buiten gegaan en op straat in elkaar gezakt. Daarop werd zij door aangever [slachtoffer A], verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] weer naar binnen gedragen. Vervolgens ontvluchtte aangeefster [slachtoffer B] het huis. (voetnoot 15)15 Getuigen [getuige B] en [getuige C], de buren van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], belden de politie nadat aangeefster [slachtoffer B] overstuur en angstig bij hen binnenkwam. (voetnoot 16)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
5.4. De officier van justitie heeft allereerst aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich op 16 en 17 maart 2007 schuldig heeft gemaakt aan diefstal met bedreiging en geweld in vereniging, poging tot afpersing in vereniging en vrijheidsberoving in vereniging, op grond van de aangiften van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], de verklaring van getuige [getuige A], het onderzoek van de trui van [slachtoffer A] door het NFI, de gebleken daderwetenschap van verdachten, de inhoud van de tapgesprekken en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A].
5.5. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich op 12 maart 2008 schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing, op grond van de aangiften van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], de verklaringen van getuigen [getuige B], [getuige C] en [getuige A], de vondst van een biljartbal bij de fouillering van verdachte en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A].
5.6. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van valse aangifte en het medeplegen van valsheid in geschrifte, op grond van de aangifte van verdachte, de aangifte door [naam] namens de gemeente Bergen op Zoom, de verklaring van [slachtoffer A] en de verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A].
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
5.7. De raadsman heeft allereerst betoogd dat de aangiften en verklaringen van [slachtoffer A] onbetrouwbaar zijn. Ook de aangiften en verklaringen van [slachtoffer B] en de verklaring van getuige [getuige A] zijn naar het oordeel van de raadsman niet betrouwbaar. Gelet hierop dient verdachte wegens gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 4.
5.8. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte ten aanzien van de feiten 5 en 6 een bekennende verklaring heeft afgelegd.
D. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 overweegt de rechtbank als volgt.
5.9. De verklaring van aangever [slachtoffer A] is ter zake van essentieel belang. De rechtbank constateert echter dat aangever [slachtoffer A] ter zake van de gebeurtenissen op die dag niet consistent heeft verklaard. Voorts constateert de rechtbank dat aangever eerst na een jaar aangifte heeft gedaan, juist op het moment dat hij kennelijk met zijn rug tegen de muur stond vanwege bekend kunnen worden van de opname van het gesprek tussen aangever en verdachte, waarin aangever, naar hij verklaarde onder dwang, hem belastende uitlatingen gedaan heeft. Verder zijn de geluidsopnamen door de politie beluisterd. Een vorm van dwang was daarbij niet te horen. (voetnoot 17) Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer A] en aangeefster [slachtoffer B] moet blijken, dat er van niet onaanzienlijk letsel bij [slachtoffer A] sprake is geweest; medische informatie daarover ontbreekt geheel. Ten slotte heeft aangever gedurende het proces een steeds wisselende proceshouding ingenomen, waardoor aangever althans de schijn heeft gewekt geen volledige openheid van zaken te geven. Naar het oordeel van de rechtbank tasten deze omstandigheden de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever aan.
5.10. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat hij bij aangever verwondingen heeft waargenomen, kort nadat hij van de problemen tussen aangever en verdachte hoorde. Hij heeft echter ook verklaard, dat hij de dag na het incident in de woning van aangever de Jong en aangeefster [slachtoffer B] met hen heeft gesproken over wat er gebeurd was en toen letsel bij de Jong heeft waargenomen. (voetnoot 18) Gelet op het feit dat aangeefster [slachtoffer B] op dat momnet nog in het ziekenhuis in Duitsland lag acht de rechtbank deze verklaring op dit punt niet zodanig betrouwbaar dat deze voor de bewijsvoering kan bijdragen.
5.11. Ten aanzien van de gevonden sporen van spiritus op de trui van verdachte overweegt de rechtbank dat niet valt uit te sluiten dat deze sporen op een andere manier dan de door aangever is verklaard op de trui terecht zijn gekomen. Doorslaggevende conclusies ten nadele van verdachte kun daar naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet aan worden verbonden.
5.12. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er bij verdachte en [medeverdachte A] gebleken is van daderwetenschap, ten aanzien van het feit dat de weggenomen € 10.000,- bestond uit biljetten van € 5,-. Gelet op het feit dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] hebben verklaard dat zij het geld in die coupure van aangever [slachtoffer A] gekregen hebben, oordeelt de rechtbank dat er hier geen sprake behoeft te zijn van daderwetenschap, als door de officier van justitie kennelijk bedoeld..
5.13. Op grond van vorenstaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1,2 en 3 niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte mitsdien van de feiten 1, 2 en 3 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank als volgt.
5.14. Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard (voetnoot 19) dat verdachte en [medeverdachte A] op 12 maart 2008 weer naar het huis aan het Handelscentrum te Winterswijk zijn gegaan. Nadat de vier betrokkenen elkaar buiten hadden ontmoet zijn zij naar binnen gegaan. Aangeefster [slachtoffer B] was op dat moment ook aanwezig. Zij moest met verdachte in een ruimte gaan zitten en aangever met verdachte [medeverdachte A] in een andere ruimte. Aangever werd beperkt in zijn bewegingsvrijheid omdat medeverdachte [medeverdachte A] steeds met hem mee liep. Aangever heeft echter niet overwogen de woning te verlaten omdat hij aangeefster [slachtoffer B] niet met [verdachte B] en [medeverdachte A] alleen wilde laten. Verdachte wilde geld, maar heeft geen bedrag genoemd. Hij wilde dat aangever zou stoppen zijn identiteit te gebruiken. Verdachte dreigde aangeefster [slachtoffer B] en aangever te slaan met een biljartbal door een dreigende beweging te maken. Hij heeft aangever met vlakke hand in het gezicht geslagen. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft aangever niet geslagen of bedreigd, maar door zijn opstelling kon aangever geen kant op. Aangeefster [slachtoffer B] is op gegeven moment buiten op de grond gevallen. Daarop hebben aangever, verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] haar weer naar binnen gedragen. Op een bepaald moment is aangeefster [slachtoffer B] naar buiten gevlucht.
5.15. Aangeefster [slachtoffer B] heeft verklaard (voetnoot 20) dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] in maart 2008 weer naar het huis aan het Handelscentrum kwamen. Verdachte nam aangeefster apart, medeverdachte [medeverdachte A] bleef bij aangever [slachtoffer A]. Aangever [slachtoffer A] mocht niet alleen worden gelaten, medeverdachte [medeverdachte A] ging steeds met hem mee. Verdachte had een biljartbal in zijn borstzak zitten en wilde deze door het raam gooien. Aangeefster werd op gegeven moment gebeld door getuige [getuige A]. Later heeft zij getuige [getuige A] een sms gestuurd. Aangeefster werd misselijk en is naar buiten gegaan samen met verdachte. Op een gegeven moment lag zij op de straat, met een gigantische hoofdpijn. Daarna is ze hardhandig over de straat getrokken. Toen ze weer bijkwam is ze naar de buren gerend.
5.16. Getuige [getuige B] heeft verklaard (voetnoot 21) dat op 12 maart 2008 omstreeks 17.35 uur zijn buurvrouw, aangeefster [slachtoffer B], bij hem kwam binnenvallen. Ze was overstuur en angstig en zei dat getuige niet naar buiten mocht gaan omdat aangever [slachtoffer A] bedreigd werd. Getuige heeft de politie gebeld.
5.17. Getuige [getuige C] heeft verklaard (voetnoot 22), dat ze op 12 maart haar buurvrouw, aangeefster [slachtoffer B], buiten op straat zag liggen. Verdachte stond bij aangeefster. Aangever [slachtoffer A] en een grote lange man kwamen ernaartoe gelopen. Getuige is bij aangeefster [slachtoffer B] gaan zitten totdat de drie mannen haar weer naar binnen brachten. Enige tijd later kwam aangeefster bij getuige binnenstormen en ze riep dat aangever [slachtoffer A] gegijzeld werd. Aangeefster was in paniek en keek verwilderd.
5.18. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat hij op 12 maart 2008 een sms kreeg met het bericht "[verdachte B] is hier". Toen hij het nummer belde kreeg hij aangeefster [slachtoffer B] aan de lijn. Hij hoorde dat zij erg in paniek was en ze zei dat ze niet wist wat ze moest doen en dat verdachte er ook was. Kort daarna kreeg getuige nog een sms waarin stond dat aangeefster bedreigd werd. Hierop heeft getuige de politie gebeld.
5.19. Uit onderzoek is gebleken dat vanaf het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer B] een tweetal sms-jes naar de telefoon van getuige [getuige A] zijn verstuurd, met de teksten ‘[verdachte B] is hier’ en ‘Weet niet hoe t verder moet ben net flauwgevallen! Ze drijgen! aub niet bellen maar smsen weet niet verder’.(voetnoot 23)
5.20. Verdachte heeft verklaard (voetnoot 24) dat hij op 12 maart 2008 samen met medeverdachte [medeverdachte A] weer terug is gegaan naar de woning van aangever [slachtoffer A] omdat deze nog steeds zijn identiteit gebruikte. Aangeefster [slachtoffer B] en hij zijn samen de woning ingegaan, daarna kwamen aangever [slachtoffer A] en medeverdachte [medeverdachte A] ook binnen. Daar heeft verdachte aangever [slachtoffer A] geconfronteerd met het feit dat hij voor € 300,- medicijnen had besteld bij de apotheek op zijn naam. Verdachte wilde zijn identiteit en zijn geld terug. Hij was heel kwaad en stond te schreeuwen. Hij heeft echter geen bedreigingen geuit en hen ook niet in hun vrijheid belemmerd. Verdachte heeft zelfs meerdere malen gezegd dat aangever [slachtoffer A] de politie kon bellen. Wel had verdachte een biljartbal bij zich. Aangeefster [slachtoffer B] is op gegeven moment naar buiten flauwgevallen. Daarop hebben verdachte, aangever [slachtoffer A] en medeverdachte [medeverdachte A] haar weer naar binnen gebracht. Enige tijd later is ze naar buiten gerend.
5.21. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard (voetnoot 25) dat aangever [slachtoffer A] de identiteit van verdachte nog steeds gebruikte om medicijnen te bestellen op naam van verdachte. Verdachte was daar boos over en wilde zijn identiteit terug. Daarom zijn ze op 12 maart 2008 opnieuw naar de woning van aangever [slachtoffer A] gegaan. Medeverdachte [medeverdachte A] verklaarde dat aangeefster [slachtoffer B] gemakkelijk weg had kunnen lopen, maar dat ze dat niet heeft gedaan. Verdachte confronteerde aangever [slachtoffer A] met de rekeningen van de medicijnen die hij had besteld, maar er werd niet luid of met stemverheffing gesproken. Aangeefster [slachtoffer B] wilde daarna met verdachte praten. Medeverdachte [medeverdachte A] is met aangever [slachtoffer A] ergens anders gaan zitten. Er was geen dwang of dreiging bij betrokken. Aangeefster [slachtoffer B] is op gegeven moment buiten in elkaar gezakt. Vervolgens werd ze weer naar binnen gebracht. Enige tijd later is ze naar buiten gerend.
5.22. De rechtbank stelt allereerst vast dat er ten aanzien van de gebeurtenissen op 12 maart 2008 meer (getuigen)verklaringen voorhanden zijn dan ten aanzien van die op 16 maart 2007. De aangiften van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] stemmen bovendien op essentiële punten overeen met de getuigenverklaringen. Reeds vanwege deze onderlinge overeenstemming acht de rechtbank de respectievelijke verklaringen van de aangevers en de getuigen niet onbetrouwbaar. Voorts is niet aangevoerd, laat staan aannemelijk geworden dat de aangevers en getuigen hun verklaringen op elkaar af hebben gestemd teneinde een van de werkelijkheid afwijkende gang van zaken te construeren. Voorzover namens verdachte betoogd is dat de desbetreffende verklaringen niet voor het bewijs gebezigd zouden mogen worden, wordt dit verweer verworpen.
5.23. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] hebben verklaard dat aangever [slachtoffer A] en aangeefster [slachtoffer B] gemakkelijk weg hadden kunnen lopen en dat er derhalve geen sprake was van een bedreigende situatie. Naar het oordeel van de rechtbank zal echter juist de aanwezigheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A], mede vanwege de lengte en omvang van medeverdachte [medeverdachte A] en de woede van verdachte, voor een dermate dreigende situatie hebben gezorgd dat aangevers zich niet vrij voelden te vertrekken. Dit klemt temeer aangezien aangeefster [slachtoffer B] uiteindelijk wel degelijk is gevlucht en in paniek naar de buren is gegaan.
5.24. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat feit 4 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden.
5.25. Ten aanzien van feit 6 primair oordeelt de rechtbank eveneens dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden, op grond van de aangifte door [naam] namens de gemeente Bergen op Zoom, de verklaringen van [slachtoffer A] en medeverdachte [medeverdachte A], alsmede de bekennende verklaring van verdachte (voetnoot 26).
6. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
4.
hij op 12 maart 2008 te Winterswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en identiteitskaart, toebehorende aan die [slachtoffer A], hebbende en/of zijnde verdachte en/of zijn mededader
- naar de woning ([adres]) van die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] gegaan en/of
- (door) zich voortdurend in de directe omgeving van die [slachtoffer A] opgehouden en/of (daarmee) die [slachtoffer A] in zijn (vrije) beweging belemmerd en/of gehinderd en/of
- die [slachtoffer A] meermalen, met zijn handen op het lichaam van die [slachtoffer A] geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal (dreigende/gooiende/slaande) bewegingen met een biljartbal, in de richting van die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer A] gemaakt, en/of
- meermalen, althans eenmaal gezegd: "ik wil geld", althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op tijdstippen in de periode van 30 november 2005 tot en met 1 januari 2007 te Bergen op Zoom, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst rijbewijs (nummer [nummer]) en/of identiteitskaart (nummer [nummer]), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift telkens echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat [slachtoffer A] (geboren [1946]) zich de identiteit aannam/kon aannemen van [verdachte B] (geboren [1953]) en [slachtoffer A] ter identificatie dit rijbewijs en/of deze identiteitskaart overlegde/kon overleggen en zich aldus legitimeerde als [verdachte B] (onder andere tegenover medewerker(s) van de afdeling Burgerzaken van de gemeente Bergen op Zoom) en/of [slachtoffer A] medicijnen bestelde op naam van [verdachte B], bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat dit rijbewijs en identiteitskaart telkens de gegevens bevatte van [verdachte B] (geboren [1953] te [plaats], sofinummer [nummer], wonende [adres te plaats]) en daarbij op dit rijbewijs en identiteitskaart telkens de foto van die [slachtoffer A] was bevestigd.
7. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
4. Poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen;
6. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
9. Strafbaarheid van de verdachte
9.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1 De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
10.2 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10.3 Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat alleen de feiten 4 primair en 6 primair bewezen zijn verklaard en dat verdachte van de feiten 1 tot en met 3 zal worden vrijgesproken. De op te leggen straf zal daarom lager uitvallen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder de navolgende omstandigheden in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen, die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden.
10.4 Verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, waarbij jegens de slachtoffers is gedreigd met fysiek geweld en ook daadwerkelijk fysiek geweld is gebruikt. De rechtbank overweegt dat het hier gaat om gewelddadige feiten, waarbij de slachtoffers in en nabij hun eigen woning door de verdachte en zijn mededader zijn bedreigd, waardoor de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers is geschonden. De rechtbank is zich bewust van het feit dat de slachtoffers in dezen ook enig verwijt te maken valt, maar rekent verdachte zwaar aan dat hij ertoe over is gegaan zelf zijn recht te halen, in plaats van hiertoe de politie in te schakelen.
10.5 Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door [slachtoffer A] meermalen gebruik te laten maken van een rijbewijs en/of identiteitskaart op zijn, verdachtes, naam, met daarop de pasfoto van [slachtoffer A]. Aldus handelende heeft de verdachte het vertrouwen ondergraven dat in onze maatschappij in documenten waarmee de identiteit van een persoon kan worden vastgesteld moet kunnen worden gesteld.
10.6 De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 18 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57, 225, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde nietig.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 4 primair en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
4. Poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen;
6. Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Hooft en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0640/08-209706 van 1 december 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 januari 2009.
3 Proces-verbaal van aangifte vermissing paspoort, doorgenummerde dossierpagina 967, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 1003 en 1016, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina’s 248 en 267.
4 Proces-verbaal van aangifte [naam], doorgenummerde dossierpagina’s 952-953, proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 952-977 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 248.
5 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 248.
6 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina’s 247-257, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 854-866, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina’s 904-909
7 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2009 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 249.
8 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina’s 272-281 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 249.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 860 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina 907.
10 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 250 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina 908.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 862, proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina 912 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 250.
12 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina’s 251-256, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 309-313 en proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina’s 319-324.
13 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2009.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], doorgenummerde dossierpagina 303 en proces-verbaal onderzoek GSM, doorgenummerde dossierpagina 202.
15 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina’s 279, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina 254 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 875.
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B], doorgenummerde dossierpagina 294-295 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige C], doorgenummerde dossierpagina 296-298.
17 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina 28.
18 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige A], doorgenummerde dossierpagina 825.
19 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A], doorgenummerde dossierpagina’s 247-257.
20 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina’s 272-281 en proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], doorgenummerde dossierpagina’s 284-292.
21 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige B], doorgenummerde dossierpagina 294-295.
22 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige C], doorgenummerde dossierpagina 296-298.
23 Proces-verbaal onderzoek GSM, doorgenummerde dossierpagina 202.
24 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2009, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 309-313 en proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 869-880.
25 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte A], doorgenummerde dossierpagina 319-324.
26 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 januari 2009.