RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/550415-08
Uitspraak d.d. 13 februari 2009
tegenspraak / dnip
[verdachte ],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [adres en plaats],
raadsman: mr P.T. Pel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2008 in de gemeente Nunspeet als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een
tractor, daarmede rijdende over de weg, de Bovenweg, ook wel de zijweg
Elburgerweg genoemd, althans enige weg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-gereden met voornoemde tractor terwijl voornoemde tractor scherpe delen en/of
uitstekende delen had (in de zin van artikel 5.8.48 Voertuigenreglement) en/of
heeft hij, verdachte, nagelaten om voornoemde scherpe delen en/of uitstekende
delen af te schermen (in de zin van artikel 5.8.48 Voertuigenreglement) en/of
heeft hij, verdachte, gereden terwijl de lading voor het voertuig uitstak,
immers waren aan de voorzijde van de tractor zogenaamde contragewichten
aanwezig en/of heeft hij, verdachte, nagelaten om deze contragewichten te
demonteren,
-is hij, verdachte, met voornoemde tractor de kruising/splitsing van de
Bovenweg, ook wel de zijweg Elburgerweg genoemd, en de Elburgerweg, althans
een kruising/splitsing, opgereden,
waarbij hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan de van rechts komende
personenauto bestuurd door [slachtoffer] die op de
Elburgerweg, althans enige weg, reed, zijnde een voorrangsweg waarop een
wettelijke toegestane snelheid van 80 kilometer per uur gold, terwijl voor
hem, verdachte, (kort) voor de kruising door middel van op het wegdek
aangebrachte haaietanden (artikel 80 Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest
verlenen,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde tractor en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde personenauto,
waardoor voornoemde [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar
lichamelijk letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 175 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 21 maart 2008 in de gemeente Nunspeet als bestuurder van
een voertuig (tractor), daarmee heeft gereden op de weg, de Bovenweg, ook wel
de zijweg Elburgerweg genoemd, althans enige weg,
-heeft gereden met voornoemde tractor terwijl voornoemde tractor scherpe delen
en/of uitstekende delen had (in de zin van artikel 5.8.48 Voertuigenreglement)
en/of heeft nagelaten om voornoemde scherpe delen en/of uitstekende delen af
te schermen (in de zin van artikel 5.8.48 Voertuigenreglement) en/of heeft
gereden terwijl de lading voor het voertuig uitstak,
immers waren aan de voorzijde van de tractor zogenaamde contragewichten
aanwezig en/of heeft nagelaten om deze contragewichten te demonteren,
-met voornoemde tractor de kruising/splitsing van de Bovenweg, ook wel de
zijweg Elburgerweg genoemd, en de Elburgerweg, althans een kruising/splitsing,
is opgereden,
waarbij hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan de van rechts komende
personenauto bestuurd door [slachtoffer] die op de
Elburgerweg, althans enige weg, reed, zijnde een voorrangsweg waarop een
wettelijke toegestane snelheid van 80 kilometer per uur gold, terwijl voor
hem, verdachte, (kort) voor de kruising door middel van op het wegdek
aangebrachte haaietanden (artikel 80 Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990) was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest
verlenen,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde tractor en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde personenauto,
waarbij voornoemde [slachtoffer] werd gedood, althans zwaar lichamelijk
letsel heeft bekomen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is
overleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 21 maart 2008 in de gemeente Nunspeet als bestuurder van
een motorrijtuig (tractor) betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de kruising/splitsing van de
Bovenweg, ook wel de zijweg Elburgerweg genoemd, en de Elburgerweg, althans
enige kruising/splitsing,
de plaats van het ongeval heeft verlaten,
-terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden [slachtoffer] aan wie bij dat ongeval letsel is toegebracht, in
hulpeloze toestand werd achtergelaten,
-terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden
[slachtoffer] werd gedood, althans letsel en/of schade was
toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 199
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Geldigheid van de dagvaarding
4.1 Door de verdediging is aangevoerd dat de dagvaarding, ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten, nietig verklaard dient te worden. Hiertoe is gesteld dat sprake is van innerlijke tegenstrijdigheid nu er meervoudig gebruik is gemaakt van een cumulatieve/alternatieve wijze van ten laste leggen. Tevens dient de dagvaarding nietig verklaard te worden omdat sprake is van een obscuur libel, het ten laste gelegde voertuig, te weten een tractor, niet wordt gedefinieerd in het Voertuigreglement.
4.2 De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging ten aanzien van de nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende duidelijk en begrijpelijk is. Bij innerlijke tegenstrijdigheid dient er sprake te zijn van mogelijkheden die niet naast elkaar kunnen bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie, vanwege de cumulatieve/alternatieve wijze manier van ten laste leggen, zich niet voor. Evenmin is er naar oordeel van de rechtbank sprake van een obscuur libel. Wat er met het in de tenlastelegging gebruikte woord ‘tractor’ wordt bedoeld is, mede gelet op de inhoud van het dossier, voldoende duidelijk. Hierbij houdt de rechtbank rekening met het feit, dat het voertuig, waarin verdachte heeft gereden, in het normale taalgebruik ook wordt aangeduid als zijnde een tractor.
5. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1)
5.1 Op 21 maart 2008 heeft een ongeval plaatsgevonden op de Elburgerweg te Nunspeet. Het ongeval vond plaats op de kruising van de Elburgerweg en de Bovenweg. Bij het ongeval waren een landbouwtrekker en een personenauto betrokken. De bestuurster van de personenauto reed over de als voorrangsweg aangeduide Elburgerweg. De bestuurder van de landbouwtrekker stak de Elburgerweg over, daarbij geen voorrang verlenende aan de personenauto die de Elburgerweg volgde. Een aanrijding tussen de landbouwtrekker en personenauto was het gevolg. (voetnoot 2)
5.2 Als gevolg van het ongeval is de bestuurster van de personenauto, [slachtoffer], overleden. (voetnoot 3) Verdachte was de bestuurder van de betrokken landbouwtrekker. (voetnoot 4)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
5.3 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde voert de officier van justitie onder meer het volgende aan. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Verdachte reed in een bijzonder voertuig, waarbij de lading, te weten de contragewichten, aan de voorkant uitstak en hij heeft geen voorrang verleend aan [slachtoffer]. Gelet op het bijzondere voertuig waarin verdachte reed was het vereist dat verdachte bij het besturen hiervan de nodige extra zorgvuldigheid in acht nam.
5.4 Ten aanzien van onder 2 ten laste gelegde voert de officier van justitie onder meer het volgende aan. Verdachte is op het moment dat hij het slachtoffer in haar auto zag weg gelopen van de plaats van het ongeval. Hierdoor heeft hij het slachtoffer achter gelaten in een hulpeloze toestand.
C. Standpunt van de verdediging
5.5 Door en namens verdachte is aangevoerd dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de verdediging onder meer het volgende naar voren gebracht. Niet bewezen kan worden dat sprake is van schuld, omdat verdachte niet zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld. Met betrekking tot de contragewichten is geen sprake van een overtreding van het Voertuigreglement. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat een enkele verkeersovertreding, geen voorrang verlenen, onvoldoende is voor het bewijs ter zake de aanmerkelijke mate van schuld. Niet gesteld kan worden dat de aard van het voertuig met zich mee brengt dat verdachte extra zorgvuldigheid in acht diende te nemen.
5.6 Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging onder meer het volgende aangevoerd. Een enkele verkeersfout is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het veroorzaken van gevaar c.q. hinder te komen. Daarnaast heeft de verdediging de reeds ten aanzien van de onder 1 primair ten laste gelegde gevoerde verweren herhaald.
5.7 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zich niet onttrokken aan het ongeval, maar is direct na het ongeval teruggelopen om hulp te halen. Daarnaast was verdachte dermate geëmotioneerd dat redelijkerwijs niet van hem verwacht had mogen worden dat hij anders had gehandeld.
D. Beoordeling door de rechtbank
5.8 Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde oordeelt de rechtbank als volgt. Naar oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ‘zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend’ heeft gehandeld. De stelling van de officier van justitie dat, gelet op de bijzondere aard van het voertuig, extra zorgvuldigheid van verdachte verwacht had mogen worden is naar oordeel van de rechtbank onjuist. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van een normaal landbouwvoertuig, waarbij bij het besturen ervan geen extra zorgvuldigheid vereist is. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan het slachtoffer. Deze enkele overtreding brengt, mede gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet zonder meer met zich mee dat verdachte zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gehandeld. Er zijn evenwel situaties denkbaar waarbij meer zorgvuldigheid van de bestuurder van een voertuig verwacht mag worden, maar deze situatie doet zich in de onderhavige zaak niet voor. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
5.9 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde oordeelt de rechtbank als volgt. Naar oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer in hulpeloze toestand werd achtergelaten, althans was gedood, althans letsel en/of schade was toegebracht. Gelet op de emotionele gesteldheid van verdachte direct na het ongeval, mede vanwege zijn jeugdige leeftijd, kan niet bewezen worden dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer in hulpeloze toestand werd achtergelaten, althans was gedood, althans letsel en/of schade was toegebracht. Verdachte was na het ongeval dermate geëmotioneerd dat niet van hem verwacht kon worden dat hij anders zou handelen, dan dat hij heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
5.10 Over het ongeval heeft verdachte het volgende, zakelijk weergegeven verklaard. Verdachte is naar afloop van zijn werk met een van de trekkers van [landbouwbedrijf] naar huis gereden. Over de oprit van het bedrijf is hij richting de Elburgerweg gereden. Net voor de Elburgerweg is verdachte stil gaan staan voor de haaientanden op de Bovenweg. Hij heeft vervolgens zowel naar links als rechts gekeken. Rechts zag hij een personenauto rijden. Deze auto was op zo’n grote afstand dat verdachte het idee had dat hij de Elburgerweg kon oversteken. Tijdens het oversteken van de kruising is het ongeluk gebeurd.(voetnoot 5) Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de personenauto van het slachtoffer over het hoofd heeft gezien.
5.11 Tijdens het ongeval waren aan de voorzijde van de landbouwtrekker zogeheten contragewichten aanwezig. Deze contragewichten zijn op eenvoudige wijze van de voorzijde van de landbouwtrekker te demonteren.(voetnoot 6)
5.12 De rechtbank overweegt ten aanzien van de contragewichten als volgt. De contragewichten bestaan, blijkens de in het dossier bevindende foto’s en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, uit meerdere plakken, die onderling aan elkaar verbonden zijn. Deze contragewichten zijn aan stang aan de voorkant van de landbouwtrekker bevestigd. Voor het verwijderen van deze contragewichten is het voldoende dat de contragewichten, welke door hun gewicht op de plaats worden gehouden, van de stang af worden getild. Er is geen demontage vereist, behoudens de demontage om de contragewichten van elkaar te ontkoppelen en makkelijker hanteerbaar te maken. Gelet op de wijze waarop de contragewichten te ontkoppelen zijn is de rechtbank van oordeel dat deze als lading dient te worden gezien. Dat vanwege het gewicht van de contragewichten mogelijk gereedschap is vereist voor het verwijderen doet hier niet aan af.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 21 maart 2008 in de gemeente Nunspeet als bestuurder van een voertuig (tractor), daarmee heeft gereden op de weg, de Bovenweg, ook wel de zijweg Elburgerweg genoemd, waarbij hij, verdachte,
- heeft gereden met voornoemde tractor terwijl de lading voor het voertuig uitstak,
immers waren aan de voorzijde van de tractor zogenaamde contragewichten aanwezig en
-met voornoemde tractor de kruising van de Bovenweg, ook wel de zijweg Elburgerweg genoemd, en de Elburgerweg, is opgereden, waarbij hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan de van rechts komende personenauto bestuurd door [slachtoffer] die op de Elburgerweg, reed, zijnde een voorrangsweg waarop een wettelijke toegestane snelheid van 80 kilometer per uur gold, terwijl voor hem, verdachte, (kort) voor de kruising door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde tractor en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde personenauto,
waarbij voornoemde [slachtoffer] werd gedood,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
7. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. Strafbaarheid van de verdachte
9.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht
10.2 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10.3 De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met de strafrapportage van de jeugdreclassering van 20 januari 2009 en de op de terechtzitting gegeven toelichting op dit rapport. In het voornoemd rapport wordt geadviseerd tot oplegging van verplicht contact met de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen met als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de jeugdreclassering, voor zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
11. Vordering tenuitvoerlegging
11.1 De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, omdat het onderhavige strafbare feit gepleegd is voor de voorwaardelijke veroordeling.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 23, 63, 77l, 77x, 77y, 77z, 77aa, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie;
* bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete, groot € 250,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 1 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden aangegeven door of namens de jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* wijst af de vordering van de officier van justitie van 11 december 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in het arrondissement Zutphen, zitting houdende te Harderwijk van 23 april 2008 voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken, tevens plv. kinderrechter, en Eijkelestam, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2009.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0613/08-202624, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 23 juli 2008.
2 Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 33.
3 Proces-verbaal ambtelijk verslag, p. 25.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 59.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 59.
6 Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 33.