ECLI:NL:RBZUT:2009:BH2885

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-513375-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • E. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met touringcar en motorrijders op de A28

Op 13 februari 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een touringcarbestuurder, die op 23 september 2007 betrokken was bij een verkeersongeval op de Rijksweg A28. De verdachte, die als bestuurder van de touringcar handelde, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag, wat leidde tot een aanrijding met een motorrijder, de heer [slachtoffer A], en zijn passagier, mevrouw [slachtoffer B]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig had gedragen dat het ongeval aan zijn schuld te wijten was. De verdachte had onvoldoende rekening gehouden met de verkeerssituatie, waardoor hij abrupt naar links stuurde zonder te vergewissen of de linker rijstrook vrij was. Dit leidde tot een botsing met de motor van de heer [slachtoffer A], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder ribfracturen en een gekneusde long.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte als professioneel verkeersdeelnemer extra verantwoordelijkheden had en dat zijn handelen zeer onvoorzichtig was geweest. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van het ongeval en dat hij niet had kunnen stoppen uit angst voor de motorrijders. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte had moeten weten dat hij een aanrijding had veroorzaakt, vooral gezien de getuigenverklaringen en het feit dat zijn dochters het ongeval hadden gehoord. De rechtbank hield ook rekening met het gedrag van de motorrijders, maar oordeelde dat dit niet afdeed aan de verantwoordelijkheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/513375-07
Uitspraak d.d. 13 februari 2009
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1970],
wonende te [adres],
raadsman: mr. C. Eenhoorn.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2009.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 september 2007 te 't Harde, gemeente Elburg, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een
touringcar, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A28, althans enige weg,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden,
immers heeft/is hij, verdachte,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
bij het naderen van één of meer motorrijder(s) die voor hem, verdachte,
reed/reden en/of op dezelfde (rechter) rijstrook en/of in dezelfde rijrichting
als hij, verdachte, reed/reden,
-zijn, verdachtes, snelheid verhoogd en/of hij, verdachte, zeer dicht achter
voornoemde motorrijders gaan rijden, en/of hij, verdachte, zijn snelheid
onvoldoende aangepast voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of
-(nadat hij, verdachte, zijn dochter(s) had geboden te gaan zitten omdat hij
moest remmen) (zeer) hard geremd en/of
-hij, verdachte, (onverhoeds) naar links gestuurd en/of hij, verdachte,
(onverhoeds) met de door hem, verdachte, bestuurde touringcar (geheel of
gedeeltelijk) naar de linker rijstrook uitgeweken en/of
-hij, verdachte, zich er (daarbij) niet/onvoldoende van vergewist dat
voornoemde linker rijstrook vrij was van verkeer en/of
-terwijl de bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer A], op voornoemde
linkerrijstrook (schuin) links van hem, verdachte, reed met achterop de motor
de echtgenote van voornoemde heer [slachtoffer A], zijnde mevrouw [slachtoffer B],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde touringcar en de door voornoemde heer
[slachtoffer A] bestuurde motor,
waardoor voornoemde heer [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere
ribfracturen en/of een fractuur van het middenhandsbeentje en/of een
gekneusde long, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 september 2007 te 't Harde, gemeente Elburg, als
bestuurder van een touringcar, daarmee heeftgereden op de weg, de Rijksweg
A28, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte,
bij het naderen van één of meer motorrijder(s) die voor hem, verdachte,
reed/reden en/of op dezelfde (rechter) rijstrook en/of in dezelfde rijrichting
als hij, verdachte, reed/reden,
-zijn, verdachtes, snelheid heeft verhoogd en/of hij, verdachte, zeer dicht
achter voornoemde motorrijders is gaan rijden, en/of hij, verdachte, zijn
snelheid onvoldoende heeft aangepast voor een veilig verkeer ter plaatse,
en/of
-(nadat hij, verdachte, zijn dochter(s) had geboden te gaan zitten omdat hij
moest remmen) (zeer) hard heeft geremd en/of
-hij, verdachte, (onverhoeds) naar links heeft gestuurd en/of hij, verdachte,
(onverhoeds) met de door hem, verdachte, bestuurde touringcar (geheel of
gedeeltelijk) naar de linker rijstrook is uitgeweken en/of
-hij, verdachte, zich er (daarbij) niet/onvoldoende van heeft vergewist dat
voornoemde linker rijstrook vrij was van verkeer en/of
-terwijl de bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer A], op voornoemde
linkerrijstrook (schuin) links van hem, verdachte, reed met achterop de motor
de echtgenote van voornoemde heer [slachtoffer A], zijnde mevrouw [slachtoffer B],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde touringcar en de door voornoemde heer
[slachtoffer A] bestuurde motor,
waarbij de voornoemde heer [slachtoffer A] en/of voornoemde mevrouw [slachtoffer B],
letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 23 september 2007 te 't Harde, in de gemeente Elburg, als
bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens
gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Rijksweg A28, de plaats
van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de heer [slachtoffer A])
letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Vaststaande feiten
4.1 Op 23 september 2007 heeft een ongeval plaatsgevonden op de Rijksweg A28, ter hoogte van hectometerpaal 70,6, gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van ’t Harde, gemeente Elburg. Bij het ongeval waren een Van Hool bus en een Yamaha motorfiets betrokken. De bestuurder van de bus reed over de rechterrijstrook van de rijbaan van de A28, in de richting van Zwolle. Voor en achter deze bus reden 2 groepen motorrijders. De bestuurder van de Yamaha reed daarmee over de linkerstrook. De bestuurder van de bus stuurde tamelijk abrupt naar links, naar de linkerstrook. Op het moment dat de bus naar links uitweek, bevond de Yamaha bestuurder zich links naast de bus. Om een aanrijding te voorkomen remde de Yamaha bestuurder, maar hij kon niet voorkomen dat beide voertuigen botsten. De bus kwam met de linkerflank voertuig tegen de rechterzijde van de motor. De Yamaha bestuurder zag zich genoodzaakt naar links te sturen en kwam met zijn motor in de middenberm terecht en kwam daar ten val. De bestuurder van de bus stopte niet onmiddellijk na de plaats van het ongeval en stopte ongeveer 40 kilometer verderop in de richting Groningen.(eindnoot 2)
4.2 [slachtoffer A] bestuurde de motor ten tijde van het ongeval. Zijn vrouw, [slachtoffer B], zat bij hem achterop.(eindnoot 3) Door het ongeval heeft [slachtoffer A] een aantal ribben en een middenhandsbeentje gebroken en een gekneusde pols.(eindnoot 4) Als gevolg van dit letsel is [slachtoffer A] tijdelijk verhinderd in de uitoefening van zijn werkzaamheden.(eindnoot 5) Verdachte was ten tijden van het ongeval de bestuurder van de touringcar.(eindnoot 6)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.3 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde voert de officier van justitie onder meer het volgende aan. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig gehandeld. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de groep motoren voor hem, welke onder meer blijkens zijn eigen verklaring, snelheid verminderden en hij bleef met een snelheid van 100 kilometer per uur doorrijden. Verdachte had reeds eerder op de situatie moeten anticiperen en eerder moeten reageren. Bij het plotseling uitwijken heeft hij ook onvoldoende rekening gehouden met de groep motorrijders die hem passeerden en met de motorrijders die achter hem reden. Verdachte had zich ervan moeten vergewissen dat hij naar links kon uitwijken, voordat hij abrupt naar links stuurde.
4.4 Ten aanzien van onder 2 ten laste gelegde voert de officier van justitie onder meer het volgende aan. Verdachte had na zijn abrupte manoeuvre moeten en kunnen weten dat hij een aanrijding had veroorzaakt. De klap die de aanrijding had veroorzaakt is door zijn beide dochters gehoord. Een van zijn dochters heeft ook aangegeven dat er een aanrijding had plaatsgevonden met een motor. Na zijn manoeuvre had verdachte ook in zijn spiegels moeten kijken om te kijken of alles goed was gegaan. Verdachte heeft dit nagelaten en heeft ook de opmerkingen van zijn dochter genegeerd. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat aan een ander letsel en schade was toegebracht.
C. Standpunt van de verdediging
4.5 Door en namens verdachte is betoogd dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de verdediging onder meer het volgende aangevoerd. Door het invoegen van de achterste groep motorrijders voor de bus van verdachte en het gelijktijdig verminderen van de snelheid door de voorste groep kon verdachte niet anders dan uitwijken, omdat anders een aanrijding met de groep voor hem het gevolg zou zijn. Verdachte heeft daarom abrupt geremd en is naar links uitgeweken. Niet bewezen kan worden dat er sprake is van roekeloos of onvoorzichtig rijden.
4.6 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft het ongeval niet kunnen zien en horen, onder andere vanwege het geluid afkomstig van de andere motorrijders en had het ongeval ook niet hoeven te merken. Verdachte heeft niet geprobeerd om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen. Doordat hij werd achtervolgd door een tweetal motorrijders durfde hij ook niet te stoppen. Verdachte is op advies van de politie pas gestopt op het moment dat de politie aanwezig was.
4.7 Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft zich niet onttrokken aan het ongeval, maar is direct na het ongeval teruggelopen om hulp te halen. Daarnaast was verdachte dermate geëmotioneerd dat redelijkerwijs niet van hem verwacht had mogen worden dat hij anders had gehandeld.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.8 Op 23 september reed een groep van ongeveer 50 motorrijders over de A28, vanuit richting Amersfoort in de richting van Zwolle. Getuige [getuige A] reed achteraan. Over het ongeval heeft de getuige als volgt verklaard. Een deel van de groep reed achter een witte touringcar. Bij het inhalen ging eerst de achterste motorrijder naar links, zodat vervolgens alle motorrijders als groep in konden halen. De witte touringcar reed op de rechterrijstrook. Uit het niets zag de getuige de touringcar met een plotse beweging veranderen van rijstrook. Op het moment dat de touringcar naar links reed reden er 2 a 3 motoren naast de touringcar en ongeveer 20 motorrijders achter de touringcar. Nadat de touringcar naar links was gegaan zag de getuige een grote stofwolk en hij zag dat een motor over de kop sloeg en in de berm terecht kwam. De bestuurder van de touringcar reed vervolgens door. Samen met nog een motorrijder is de getuige achter de touringcar aangereden.(eindnoot 7) Getuige [getuige B] heeft een gelijkluidende verklaring afgelegd.(eindnoot 8)
4.9 De dochter van verdachte is ook als getuige verhoord. Zij heeft over de aanrijding als volgt verklaard. Getuige [getuige C] zat samen met haar vader, verdachte, en haar zusje [naam] in de bus. Op de A28 zag zij dat er allemaal motorrijders de bus aan de linkerkant inhaalden en voor de bus gingen rijden. De verdachte zei opeens: “ga zitten, want ik moet afremmen”. Zij voelde vervolgens dat verdachte afremde en vervolgens stuurde. Hierop volgde een klap. [naam] zei vervolgens tegen verdachte dat hij een motorrijder had aangereden. Hierop reageerde verdachte dat het geluid van een uitlaat was. [naam] herhaalde hierop dat verdachte echt iemand had aangereden. Verdachte reed vervolgens door. Er kwamen op een gegeven moment twee motorrijders voor de bus rijden. Verdachte wilde niet stoppen en belde de politie.(eindnoot 9)
4.10 Het slachtoffer, [slachtoffer A], heeft over het ongeval als volgt verklaard. Het slachtoffer was samen met zijn vrouw op de motor onderweg naar ’t Harde. Bij het AC-restaurant zou er een motortoertocht van start gaan. Hij reed en zijn vrouw zat achterop. Na het tanken vertrok slachtoffer, tezamen met 40 andere motoren. Bij het invoegen op de A28 reed op de rechterrijstrook een touringcar. De colonne motorrijders werd hierdoor opgedeeld in twee groepen, een voor en een achter de touringcar. Het slachtoffer maakte deel uit van de achterste groep en er werd met een snelheid van ongeveer 95 a 100 kilometer per uur gereden. Toen het slachtoffer ter hoogte reed van de voorwielen van de autobus, stuurde de bestuurder van de bus heel abrupt naar de linkerrijstrook. Het slachtoffer kwam in botsing met de linkerzijkant van de bus. Hierdoor raakte hij in de middenberm en verloor de controle over de motorfiets. Hij sloeg over de kop en kwam in de middenberm tot stilstand.(eindnoot 10)
4.11 Getuige [getuige D] heeft het ongeval gezien. Hij heeft als volgt verklaard. De getuige reed in zijn personenauto over de A28. voor hem reed een groep motorrijders. Deze groep motorrijders was in tweeën gesplitst door een autobus. Getuige reed achter deze bus en zowel voor als achter hem reden motorrijders. De motorrijders haalden de bus langzaam in. Getuige haalde de bus ook in en bleef op de linkerrijstrook rijden. De motorrijders, welke de bus hadden ingehaald, gingen naar de rechterrijstrook. Na het inhalen van de autobus was er niets aan de hand. Voor de autobus op de rechterrijstrook was voldoende ruimte. De achter de getuige rijdende motorrijders die de bus hadden ingehaald konden op een normale manier rechts voor de bus invoegen. Op eens maakte de autobus een heftige stuurbeweging naar links. De getuige zag vervolgens een grote stofwolk in de middenberm. De bestuurder van de bus reed vervolgens door.(eindnoot 11)
4.12 Naar oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bij zijn abrupte uitwijken geen rekening gehouden met de motorrijders aan zijn linkerkant. Gelet op de getuigenverklaringen had verdachte moeten weten dat de motoren bezig waren met inhalen en dat er derhalve motoren links van hem reden of konden rijden. Door abrupt naar links te sturen, zonder zich er voldoende van te vergewissen of er motoren aan zijn linkerkant reden, had hij moeten weten dat hij een aanrijding zou veroorzaken.
4.13 Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte, voorafgaand aan de aanrijding, niet voldoende heeft geanticipeerd op de verkeersituatie en zichzelf derhalve in de positie heeft gebracht dat hij moest uitwijken. Gelet op het registratieblad van de tachograaf en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, heeft verdachte geruime tijd met een snelheid van 100 kilometer per uur gereden met behulp van de cruisecontrol in de bus.(eindnoot 12) Het is de rechtbank opgevallen dat in het opsporingsonderzoek de verdachte niet is bevraagd naar het gebruik van de cruisecontrol. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte geen rekening heeft gehouden met snelheidvermindering van de groep voor hem en derhalve heeft kunnen inlopen op motorrijders.
4.14 Verdachte had na zijn manoeuvre redelijkerwijs moeten vermoeden dat aan een ander, namelijk [slachtoffer A], letsel en/of schade was toegebracht. Gelet op de verklaring van getuige [getuige D] had hij het ongeval kunnen zien. Ook is hij er door zijn dochter op gewezen, maar heeft hij haar opmerking afgedaan als ware het geluiden van een uitlaat. Naar oordeel van de rechtbank moest verdachte, mede gelet op zijn abrupte manoeuvre, hebben gezien en/of gehoord dat een aanrijding had plaatsgevonden. Desondanks is verdachte doorgereden. Het verweer dat hij bang was voor de motor-rijders en daarom niet is gestopt, wordt door de rechtbank verworpen. Op het moment volgend op de aanrijding was er nog geen sprake van een mogelijke dreiging van de motorrijders. Juist omdat verdachte doorreed na het ongeval hebben een tweetal motorrijders hem achtervolgd.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 23 september 2007 te 't Harde, gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een touringcar, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
zeer onvoorzichtig en onoplettend,
bij het naderen van meer motorrijders die voor hem, verdachte, reden op dezelfde rechterrijstrook en in dezelfde rijrichting als hij, verdachte, reden,
- hij, verdachte, zijn snelheid onvoldoende aangepast voor een veilig verkeer ter plaatse, en
- nadat hij, verdachte, zijn dochters had geboden te gaan zitten omdat hij moest remmen (zeer) hard geremd en
-hij, verdachte, onverhoeds naar links gestuurd en/of hij, verdachte, onverhoeds met de door hem, verdachte, bestuurde touringcar (geheel of gedeeltelijk) naar de linker rijstrook uitgeweken en
- hij, verdachte, zich er daarbij niet van vergewist dat voornoemde linker rijstrook vrij was van verkeer en
- terwijl de bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer A], op voornoemde linkerrijstrook (schuin) links van hem, verdachte, reed met achterop de motor de echtgenote van voornoemde heer [slachtoffer A], zijnde mevrouw [slachtoffer B],
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde touringcar en de door voornoemde heer [slachtoffer A] bestuurde motor, waardoor voornoemde heer [slachtoffer A] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op 23 september 2007 te 't Harde, in de gemeente Elburg, als bestuurder van een motorrijtuig door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Rijksweg A28, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de heer [slachtoffer A]) letsel en/of schade was toegebracht.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2: Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Strafbaarheid van de verdachte
8.1 Door de verdediging is aangevoerd dat sprake was van overmacht. Door het invoegen en afremmen van de motorrijders was een situatie ontstaan waarin een aanrijding onvermijdelijk was. Verdachte werd daarom gedwongen om naar links uit te wijken, om zodoende een aanrijding te voorkomen.
8.2 De rechtbank verwerpt dit beroep op overmacht. De situatie waarover de verdediging spreekt is, gelet op hetgeen onder 4.12 is overwogen, veroorzaakt doordat verdachte onvoldoende heeft geanticipeerd op de verkeerssituatie en onvoldoende rekening heeft gehouden met de motorrijders. Tevens is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat verdachte geen andere mogelijkheden had dan het abrupt naar links uitwijken.
8.3 Verdachte is strafbaar, nu tevens geen andere omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
9.2 Door de verdediging is aangevoerd dat de geëiste straf te hoog is en dat een geheel voorwaardelijke straf afdoende is. Daarnaast is aangevoerd dat bij onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen verdachte inkomsten verliest, omdat hij voor zijn werk als touringcarchauffeur afhankelijk is voor zijn rijbewijs. Ook gelet op de verstreken tijd sinds het ongeval en het onderzoek ter terechtzitting is een onvoorwaardelijke ontzegging niet op zijn plaats.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 De rechtbank houdt bij de oplegging van de straf rekening met het feit dat verdachte als beroep touringcarchauffeur is en derhalve gezien kan worden als professioneel verkeersdeelnemer. Dat hij onvoldoende heeft geanticipeerd en op een onjuiste wijze op een door hem gecreëerde situatie heeft gereageerd neemt de rechtbank hem daarom zeer kwalijk. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor overwogene, de door de officier van justitie geëiste straf als een gematigde straf gezien kan worden.
9.5 De rechtbank rekening houdt tevens rekening met het gedrag van de motorrijders. Motorrijders hebben als verkeersdeelnemers ook hun eigen verantwoordelijkheid en dienen zich als normale verkeersdeelnemers te gedragen. Naar het oordeel van de rechtbank had de tweede groep motorrijders onvoldoende aanleiding om aansluiting te zoeken bij de voorste groep. Met name het achtervolgen van verdachte rekent de rechtbank de motorrijders zwaar aan. Om deze reden zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een straf gelijk aan de eis van de officier van justitie en acht de rechtbank een hogere straf niet aan de orde.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 2: Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
• ontzegt ten aanzien van feit 1 verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
• bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2009.
Eindnoten
(1) Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0613/07-207711, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 22 november 2007.
(2) Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 19 en 21.
(3) Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], p. 49 en 50.
(4) Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], p. 50 en Verklaring medische informatie (schriftelijk bescheid), p. 60.
(5) Proces-verbaal van verhoor [naam 2], ongenummerd.
(6) Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 57.
(7) Proces-verbaal van verhoor [getuige A], p. 40 en 41.
(8) Proces-verbaal van verhoor [getuige B], p. 43.
(9) Proces-verbaal van verhoor [getuige C], p. 47 en 48.
(10) Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer A], p. 49 en 50.
(11) Proces-verbaal van verhoor [getuige D], p. 54.
(12) Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, p. 31.