ECLI:NL:RBZUT:2009:BH4296

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925227-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Lookeren Campagne
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van vervoerder in milieuzaken met betrekking tot vliegasoverbrenging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 23 februari 2009, stond de besloten vennootschap [expeditiebedrijf] BV terecht, beschuldigd van het onrechtmatig overbrengen van vliegas van Duitsland naar Nederland. De tenlastelegging was gebaseerd op overtredingen van de Wet milieubeheer en de EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen. De economische politierechter, M. van Lookeren Campagne, leidde de zitting, waarbij de raadsvrouwe mr.drs. Ozinga de verdediging voerde. Tijdens de zittingen op 17 november 2008 en 9 februari 2009 werd het onderzoek geschorst om de officier van justitie de gelegenheid te geven schriftelijk te reageren op de verdediging van de verdachte.

De kern van de verdediging was dat de verdachte, als vervoerder, niet kon worden aangemerkt als opdrachtgever in de zin van de relevante regelgeving. De verdediging stelde dat de tenlastelegging niet van toepassing was, omdat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor het vergezellen van de afvalstoffen met de juiste informatie, zoals vereist door de EEG-Verordening. De rechter oordeelde dat het verbod uit de Wet milieubeheer zich richt op de opdrachtgever en niet op de vervoerder. Aangezien de verdachte niet als opdrachtgever kon worden aangemerkt, kon het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden.

De economische politierechter sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de verplichtingen uit de wet niet op de vervoerder van toepassing waren. Dit vonnis benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen opdrachtgever en vervoerder in milieuzaken, en bevestigt dat alleen de opdrachtgever kan worden vervolgd voor overtredingen van de regelgeving omtrent de overbrenging van afvalstoffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
sector straf
economische politierechter
parketnummer: 06/925227-08
uitspraak: 23 februari 2009
tegenspraak/dnip – aangezegd
raadsvrouwe: mr.drs. Ozinga
VONNIS
in de zaak tegen:
de besloten vennootschap [expeditiebedrijf] BV,
gevestigd te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 november 2008 en 9 februari 2009.
Ter terechtzitting van 17 november 2008 heeft de economische politierechter het onderzoek ter terechtzitting geschorst tot 9 februari 2009. De officier van justitie is daarbij, op diens verzoek, de gelegenheid geboden om uiterlijk 29 december 2008 schriftelijk te reageren op wat namens de verdachte naar voren was gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op 25 februari 2008 te ongeveer 10.15 uur, in de gemeente Montferland, in
elk geval binnen het arrondissement Zutphen, al dan niet opzettelijk in strijd
met artikel 10.60 lid 5 onder a van de Wet milieubeheer, afvalstoffen, te
weten vliegas (code GG040 ex 2621), heeft overgebracht van Duitsland naar
Nederland, terwijl werd gehandeld in strijd met het voorschift in artikel 18,
lid 1, onder a van de EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
immers heeft zij voornoemde afvalstoffen, overgebracht terwijl de
opdrachtgever voor de overbrenging er niet voor had gezorgd dat voornoemde
afvalstoffen vergezeld gingen van de in bijlage VII van voornoemde
EEG-verordening genoemde informatie;
artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer;
2.
zij op 25 februari 2008 te ongeveer 09.13 uur, in de gemeente Montferland, in
elk geval binnen het arrondissement Zutphen, al dan niet opzettelijk in strijd
met artikel 10.60 lid 5 onder a van de Wet milieubeheer, afvalstoffen, te
weten vliegas (code GG040 ex 2621), heeft overgebracht van Duitsland naar
Nederland, terwijl werd gehandeld in strijd met artikel 18, lid 1 onder a van
de EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
immers heeft zij voornoemde afvalstoffen, overgebracht terwijl de
opdrachtgever voor de overbrenging er niet voor had gezorgd dat voornoemde
afvalstoffen vergezeld gingen van de in bijlage VII van voornoemde
EEG-verordening genoemde informatie;
artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
Ten aanzien van de tenlastelegging
De officier van justitie heeft, naar aanleiding van een namens verdachte op dit punt gevoerd verweer, aangegeven, dat de tenlastelegging anders dan de daarin opgenomen verwijzing naar artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, (telkens) ziet op overtreding van artikel 10.60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer.
De (bewijs)motivering
A. De vaststaande feiten/aanleiding (eindnoot 1)
Op 25 februari 2008 omstreeks 09:13 uur en 10:15 uur werden in de gemeente Montferland vrachtwagencombinaties van verdachte door het KLPD (op papieren) gecontroleerd. Uit de ter inzage gegeven vervoersdocumenten kwam naar voren, dat er vliegas afkomstig uit Duitsland naar afnemers in Nederland werd vervoerd. Omdat het om grensoverschrijdende transporten ging en zij niet vergezeld gingen van de informatie bedoeld in bijlage VII van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PbEU L 190; hierna: EG verordening overbrenging van afvalstoffen), is tegen verdachte proces verbaal opgemaakt.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, nu het openbaar ministerie geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om naar aanleiding van de zitting van 17 november 2008 een nadere schriftelijke zienswijze in te dienen, dat de verdachte van het haar tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
C. Het standpunt van de verdediging
Namens verdachte is ter terechtzitting van 17 november 2008 aangevoerd, dat verdachte om een tweetal redenen dient te worden vrijgesproken:
1. verdachte is geen normadressaat van de delictsomschrijving waarop de tenlastelegging is toegesneden;
2. de verbodsbepaling is niet van toepassing, omdat het hier niet gaat om het vervoer van een afvalstof in de zin van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen en de Wet milieubeheer.
Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen, strafbaar gesteld in artikel 10.60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, richt zich expliciet en exclusief op de opdrachtgever tot overbrenging. Verdachte is echter geen opdrachtgever maar vervoerder, het openbaar ministerie heeft dus ten onrechte verdachte voor overtreding van deze bepaling vervolgd.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen ziet op het vergezeld doen gaan van afvalstoffen van de in bijlage VII bij deze verordening vermelde informatie. Daarbij is bepaald dat de onder de rechtsmacht van het land van verzending vallende opdrachtgever ervoor zorgt, dat de afvalstoffen van deze informatie vergezeld gaan.
Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen bepalen de lidstaten de voorschriften inzake sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening.
Bij Wet van 21 juni 2007 tot wijziging van onder meer de Wet milieubeheer ter uitvoering van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen (Stb. 2007, 248), is
– onder meer – artikel 10.60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer gewijzigd, in die zin dat het verboden is afvalstoffen over te brengen als wordt gehandeld in strijd met – onder andere – een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste of tweede lid, van EG verordening overbrenging van afvalstoffen. Uit de wetsgeschiedenis komt niet anders naar voren dan dat de wetswijziging (op dit punt) ziet op handhaving en sanctionering door middel van nationale wetgeving en dat, om duidelijk te maken welke verbodsbepalingen strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd, verwijzingen naar concrete bepalingen van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen zijn opgenomen; artikel 60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer fungeert als een kapstok waaraan (strafrechtelijke) handhaving is opgehangen in de vorm van een verbod om vermelde bepalingen uit de EG verordening overbrenging van afvalstoffen te overtreden (Memorie van Toelichting bij de Wet van 21 juni 2007, TK 2006 2007, 30 987, nr. 3, p. 14).
Naar het oordeel van de economische politierechter ziet het verbod van artikel 10.60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, voorzover hier van belang, op overtreding van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen en is er, mede gelet op de wetsgeschiedenis, geen reden de reikwijdte van het verbod ruimer uit te leggen dan de bepaling uit de EG verordening overbrenging van afvalstoffen zelf. Dit betekent, nu de verplichting uit artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van EG verordening overbrenging van afvalstoffen op de opdrachtgever rust, dat ook het verbod uit artikel 10.60, vijfde lid, van de Wet milieubeheer op dit onderdeel zich tot de opdrachtgever van de overbrenging van afvalstoffen richt en dat ook alleen de opdrachtgever het kan overtreden.
Aangezien de verdachte vervoerder is en niet kan worden aangemerkt als opdrachtgever in de zin van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de EG verordening overbrenging van afvalstoffen van de transporten van 25 februari 2008, kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De verdachte behoort hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Aan nadere bespreking van de vraag of het vervoerde vliegas een afvalstof in de zin van de toepasselijke regelgeving is, komt de economische politierechter niet toe.
Beslissing
De economische politierechter verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2009.
(eindnoot 1) Een in de wettelijke vorm opgemaakt stamproces-verbaal nr. 2008008605-1 van het Korps Landelijke Politiediensten, unit Wolfheze, relaas verbalisant.