RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460556-08
Uitspraak d.d.: 3 maart 2009
Tegenspraak / dip
[verdachte 3],
geboren te [plaats] op [1986],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. Bos te Zwolle
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 04 april 2008 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
euro 2.711,49, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e)
voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 2] en /of op die [slachtoffer 3]
heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben
gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan liggen en/of tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken, terwijl verdachte en/of
één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar gericht hield/hielden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 04 april 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen
tot de afgifte van euro 2.711,49, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op
een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of op die
[slachtoffer 2] en /of op die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan
liggen en/of tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest
openmaken, terwijl verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) (een)
vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar
gericht hield/hielden;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 04 april 2008 te
Apeldoorn,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen
euro 2.711,49, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het
bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e)
voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 2] en /of op die [slachtoffer 3]
heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben
gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan liggen en/of tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken, terwijl verdachte en/of
één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar gericht hield/hielden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 april
2008 te Apeldoorn en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door:
- voornoemde [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] naar de binnenstad van
Apeldoorn te vervoeren en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, bij de Bristol naar binnen te gaan
en/of te kijken hoeveel perso(o)n(en) aanwezig waren in de Bristol en/of
(vervolgens) daarvan verslag uit te brengen aan die [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 1] en/of
- (vervolgens) in de directe omgeving van de Bristol op die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] te wachten en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] van de plaats des misdrijfs te
vervoeren, althans de vlucht van die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
mogelijk te maken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 04 april 2008 te
Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van euro 2.711,49, althans een
(groot) geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn
mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e)
voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 2] en /of op die [slachtoffer 3]
heeft/hebben gericht en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben
gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan liggen en/of tegen die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken, terwijl verdachte en/of
één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een
vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar gericht hield/hielden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 04 april
2008 te Apeldoorn en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest
door:
- voornoemde [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] naar de binnenstad van
Apeldoorn te vervoeren en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, bij de Bristol naar binnen te gaan
en/of te kijken hoeveel perso(o)n(en) aanwezig waren in de Bristol en/of
(vervolgens) daarvan verslag uit te brengen aan die [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 1] en/of
- (vervolgens) in de directe omgeving van de Bristol op die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] te wachten en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] van de plaats des misdrijfs te
vervoeren, althans de vlucht van die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
mogelijk te maken;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1)
4.1 Op 4 april 2008 om omstreeks 10.30 uur vindt er een overval plaats in de winkel Bristol te Apeldoorn. Twee personen, die bivakmutsen dragen, bedreigen het personeel met vuurwapens en dwingen hen een kluis te openen. Zij nemen een bedrag uit de kluis weg en verlaten de winkel via een achterdeur.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.2 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat dit niet alleen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de door haar ter terechtzitting opgesomde bewijsmiddelen.
Zij acht bewezen dat er sprake was van medeplegen. Er was een van tevoren bedacht plan en een rolverdeling. Verdachte heeft de andere verdachten vervoerd naar Bristol, op de dag van de overval de zaak nogmaals afgelegd, op zijn medeverdachten gewacht en hen na de overval teruggebracht.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
4.2 De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte wel bekent bij de overval betrokken te zijn geweest, maar dat zijn rol een geheel andere is geweest dan die van zijn mededaders. Medeplegen kan niet bewezen worden verklaard. Er is geen sprake geweest van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering. Verdachte heeft enkel een ondersteunende rol gespeeld. Dat maakt in de visie van de raadsman dat er hooguit sprake kan zijn van medeplichtigheid.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.4 De bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Verdachte heeft erkend dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 4 april 2008 een overval hebben gepleegd op de Bristol te Apeldoorn. Daartoe is van tevoren een plan gemaakt, dat een aantal dagen voor de overval een serieus plan werd. Hij heeft volgens dat plan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 4 april 2008 met de auto naar de Bristol gereden. Hij heeft kort voor de te plegen overval op verzoek van [medeverdachte 2] een tweetal keren gekeken hoeveel mensen er op dat moment in de winkel aanwezig waren. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn vervolgens de winkel binnengegaan. Hij heeft bij de auto gewacht tot ze terugkwamen. Nadat zij waren ingestapt is hij met hoge snelheid met hen weggereden. Vervolgens is de opbrengst van de buit over hen drieën verdeeld. Van tevoren was besproken dat hij zou delen in de buit.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte door [slachtoffer 2] (voetnoot 2), de verklaringen van [slachtoffer 1] (voetnoot 3) en [slachtoffer 3] (voetnoot 4), en het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] (voetnoot 5). Daaruit blijkt dat verdachte volgens afspraak [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de Bristol heeft gebracht. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn, voorzien van bivakmutsen, de winkel binnen gegaan en hebben het personeel met vuurwapens bedreigd en onder schot gehouden. Daarbij is het personeel vastgepakt, geduwd en meegenomen naar een kantoorruimte waar zij zijn gedwongen op de grond te gaan liggen. Nadat vervolgens de kluis door de bedrijfsleidster was geopend heeft [medeverdachte 2] het geld uit de kluis weggenomen. Zij hebben de winkel verlaten en zijn naar de auto gegaan waarin verdachte op hen stond te wachten.
Gelet op de afspraken die van tevoren zijn gemaakt en de rol van de verdachte bij de uitvoering van dat plan, is de rechtbank van oordeel dat er zo’n nauwe en volledige samenwerking is geweest, dat er sprake is van medeplegen, ook wat betreft het bedreigen van het personeel met vuurwapens. Weliswaar verklaart verdachte – nu hij kennelijk de gevolgen van zijn verklaring overziet – dat hij, anders dan hij bij de politie verklaard heeft, de wapens achteraf in de auto heeft zien liggen, maar de rechtbank vindt die verklaring ongeloofwaardig en houdt verdachte aan zijn eerdere verklaring ten overstaan van de politie afgelegd.
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 4 april 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen euro 2.711,49, toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met
geweld hierin bestonden dat zijn mededaders een vuurwapen en/of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 1] en op die [slachtoffer 2] en op die [slachtoffer 3]
hebben gericht en tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat zij op de grond moesten gaan liggen en tegen die [slachtoffer 2] hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken, terwijl één van zijn mededaders een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op haar gericht hield;
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot
- 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar,
- de bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook indien zulks zou inhouden het volgen van een CoVa-training.
Ter toelichting op haar eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een zeer ernstig feit betreft, dat er veel geweld is gebruikt en dat het voor de slachtoffers een zeer bedreigende situatie is geweest. Anderzijds heeft zij rekening gehouden met de mindere rol van verdachte ten opzichte van zijn mededaders en de omstandigheid dat verdachte first offender is.
9.2 De raadsman heeft, uitgaand van vrijspraak voor de medeplegenvariant, aangevoerd dat bewezen verklaring van medeplichtigheid een matigende werking op de strafmaat zou moeten hebben. Voorts heeft hij aangevoerd dat de onvoorwaardelijke straf van zo kort mogelijke duur zou moeten zijn en dat voor het overige volstaan zou kunnen worden met een werkstraf en een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van vermogenscriminaliteit. Verdachte en zijn mededaders hebben immers volgens een tevoren beraamd en voorbereid plan, waarin voor iedere deelnemer een specifieke taak was weggelegd, met gebruikmaking van een geladen vuurwapen, een op een echt wapen gelijkend namaakwapen en bivakmutsen een winkel overvallen om de daar aanwezige geldkluis leeg te halen. De in de winkel aanwezige personeelsleden zijn daarbij op brutale en hardhandige wijze en onder dreiging van vuurwapens, waarvan er één echt en geladen was, gedwongen medewerking te verlenen. Dat er op dat moment ook nog klanten in de winkel waren, heeft hen daarvan niet weerhouden. Delicten als de onderhavige dragen ook daarom in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
9.5 Gelet op de ernst van het strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Zij zal een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De eis doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de medeplegersrol van verdachte, aangezien verdachte in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de overval. De eis van de officier van justitie zou eerder passen bij bewezen verklaring van medeplichtigheid.
9.6 Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
9.7 De rechtbank zal hiervan 8 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals een strafbaar feit te plegen. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht worden gekoppeld, ook indien zulks zal inhouden het volgen van een CoVa-training.
10. Vordering van de benadeelde partijen
10.1 De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.300,-- (immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2 De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.300,-- (immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3 De benadeelde partij Bristol BV heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.546,-- gevoegd in het strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.4 De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangevoerd dat de als bijlage bijgevoegde voorbeelduitspraak niet maatgevend is. Indien de vorderingen voor toewijzing in aanmerking zouden komen, zou matiging op zijn plaats zijn, zeker vanwege de beperkte rol van verdachte.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van Bristol BV vraagtekens gezet bij het causale verband tussen het ten laste gelegde feit en de kosten van de cursus die worden gevorderd. Tevens ontbreekt een nadere omschrijving of specificatie. Voorts is niet duidelijk of [naam 1] gemachtigd is om Bristol BV te vertegenwoordigen.
10.5 Met betrekking tot de gevorderde vergoedingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]s wegens immateriële schade is de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, van oordeel dat is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade hebben geleden. De rechtbank acht het gevorderde redelijk en billijk.
10.6 Ten aanzien van de vordering van Bristol BV heeft de rechtbank vastgesteld dat [naam 1] machtiging heeft gegeven aan [naam 2] om de vordering namens Bristol BV in te dienen. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam 1] als adjunct directeur rechtstreeks onder de directie van Bristol functioneert. Hij heeft in de functie van adjunct directeur een beperkte volmacht om Bristol te vertegenwoordigen. Gelet op een dergelijke gang van zaken kan het niet anders zijn dan dat hij Bristol voor een bedrag als thans wordt gevorderd, in rechte mag vertegenwoordigen en dus ook machtiging mag geven om Bristol in rechte te vertegenwoordigen.
10.7 Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering van Bristol BV is gebleken, komen vast te staan dat de gevorderde kosten betrekking hebben op het direct na de overval inschakelen van een bureau voor opvang en nazorg. Dit is gedaan om de emotionele schade van de overval op de direct betrokken medewerkers zo veel mogelijk te beperken. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de vordering. Ook is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks tot het gevorderde bedrag ad € 2.546,-- schade heeft geleden, waarvoor de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
11. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij
betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht
mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of
meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens reclassering, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien zulks zou inhouden het volgen van een CoVa-training
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen..
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], per [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 1.300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], per [adres en plaats], rekeningnummer 94.74.37.789, van een bedrag van € 1.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 1.300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Bristol B.V., [adres en plaats], reknr. [nummer], van een bedrag van € 2.546,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Bristol B.V., een bedrag te betalen van € 2.546,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Brouns en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
3 maart 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 08-209370, gesloten en ondertekend 6 januari 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], pag. 128-131
3 Proces-verbaal van verhoor als getuige [slachtoffer 1], pag. 177-181
4 Proces-verbaal van verhoor als getuige [slachtoffer 3], pag. 182-186
5 Proces-verbaal van verhoor van (mede)verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 februari 2009, pag. 1-6