RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460178-08
Uitspraak d.d.: 3 maart 2009
Tegenspraak/ oip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Noordjemen) op [1989],
wonende te Apeldoorn,
thans verblijvende in de HvB Ooyerhoekseweg – Zutphen, te Zutphen.
Raadsman: mr. Nijboer te Utrecht
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 juli 2008, 15 oktober 2008, 16 december 2008 en 17 februari 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 april 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen euro 2.711,49, althans een (groot) geldbedrag, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bristol te Apeldoorn,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht
mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op
een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer1] en/of op die
[slachtoffer2] en /of op die [slachtoffer3] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer1] en/of
die [slachtoffer3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan liggen
en/of tegen die [slachtoffer2] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken,
terwijl verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s),
althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar gericht
hield/hielden;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 04 april 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of [slachtoffer3] heeft gedwongen
tot de afgifte van euro 2.711,49, althans een (groot) geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s), althans (een) op
een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer1] en/of op die
[slachtoffer2] en /of op die [slachtoffer3] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer1] en/of
die [slachtoffer3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij op de grond moest(en) gaan liggen
en/of tegen die [slachtoffer2] heeft/hebben gezegd dat zij de kluis moest openmaken,
terwijl verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) (een) vuurwapen(s),
althans (een) op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op haar gericht
hield/hielden; ;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs(voetnoot1)
4.1 Op 4 april 2008 om omstreeks 10.30 uur vindt er een overval plaats in de winkel Bristol te Apeldoorn. Twee personen, die bivakmutsen dragen, bedreigen het personeel met vuurwapens en dwingen hen een kluis te openen. Zij nemen een bedrag uit de kluis weg en verlaten de winkel via een achterdeur.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.2 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat dit niet alleen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de door haar ter terechtzitting opgesomde bewijsmiddelen.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
4.3 De raadsman van verdachte heeft zich dienaangaande gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, aangezien verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2009 een bekennende verklaring heeft afgelegd.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.4 De bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft erkend dat hij op 4 april 2008 samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] een overval heeft gepleegd op de Bristol te Apeldoorn. Daartoe is van tevoren een plan gemaakt. [medeverdachte2] heeft hen daar met de auto heen gereden. [medeverdachte2] heeft nog gekeken hoeveel mensen er op dat moment in de winkel aanwezig waren. Verdachte en [medeverdachte1] zijn vervolgens, voorzien van bivakmutsen, de winkel binnengegaan en hebben het personeel met vuurwapens bedreigd en onder schot gehouden. Daarbij is het personeel vastgepakt, geduwd en meegenomen naar een kantoorruimte waar zij zijn gedwongen op de grond te gaan liggen. Nadat vervolgens de kluis door de bedrijfsleidster was geopend heeft hij het geld uit de kluis weggenomen. Zij hebben de winkel verlaten en zijn naar de auto gegaan waarin [medeverdachte2] op hen stond te wachten. Zij zijn ingestapt en samen met hoge snelheid vertrokken. De opbrengst van de overval is vervolgens verdeeld.
Voorts is de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte door [slachtoffer2](voetnoot2), de verklaringen van [slachtoffer1](voetnoot3) en [slachtoffer3](voetnoot4), het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte1](voetnoot5) en het proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte2](voetnoot6).
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 4 april 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen euro 2.711,49, toebehorende aan Bristol te Apeldoorn, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer1] en [slachtoffer2] en [slachtoffer3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en één van zijn mededaders een vuurwapen en/of een op vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer1] en op die [slachtoffer2] en op die [slachtoffer3] hebben gericht en tegen die [slachtoffer1] en die [slachtoffer3] hebben gezegd dat zij op de grond moesten gaan liggen en tegen die [slachtoffer2] heeft gezegd dat zij de kluis moest openmaken, terwijl verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op haar gericht hield;
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Primair:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot 30 maanden gevangenisstraf waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting op haar eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een zeer ernstig feit betreft, dat er veel geweld is gebruikt en dat het voor de slachtoffers een zeer bedreigde situatie is geweest. Anderzijds heeft zij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, door een wat groter deel van de straf voorwaardelijk te vorderen.
9.2 De raadsman heeft aangevoerd dat bij bewezen verklaring van een feit als aan verdachte ten laste is gelegd, op zich het opleggen van een gevangenisstraf past. Hij heeft verzocht de onvoorwaardelijk gevorderde gevangenisstraf te matigen door een groter deel voorwaardelijk op te leggen. De verdachte houdt dan meer perspectief op snellere terugkeer in de maatschappij.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van vermogenscriminaliteit. Verdachte en zijn mededaders hebben immers volgens een tevoren beraamd en voorbereid plan, waarin voor iedere deelnemer een specifieke taak was weggelegd, met gebruikmaking van een geladen vuurwapen, een op een echt wapen gelijkend namaakwapen en bivakmutsen een winkel overvallen om de daar aanwezige geldkluis leeg te halen. De in de winkel aanwezige personeelsleden zijn daarbij op brutale en hardhandige wijze en onder dreiging van vuurwapens, waarvan er één echt en geladen was, gedwongen medewerking te verlenen. Dat er op dat moment ook klanten in de winkel hadden kunnen komen, heeft de verdachte er niet van weerhouden. Delicten als de onderhavige dragen ook daarom in hoge mate bij tot de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
9.5 Gelet op de ernst van het strafbare feit, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
9.5 De rechtbank zal hiervan 10 maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nogmaals een strafbaar feit te plegen. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
10. Vordering van de benadeelde partijen
10.1 De benadeelde partij [slachtoffer2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.300,-- (immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2 De benadeelde partij [slachtoffer3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.300,-- (immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3 De benadeelde partij Bristol B.V. heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.546,-- gevoegd in het strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 4 april 2008. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.4 De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, bereid is de schade te vergoeden.
10.5 Nu niet is weersproken dat de benadeelde partijen, zoals deze gesteld hebben, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden tot de gevorderde bedragen en de vorderingen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, zullen deze vorderingen worden toegewezen. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
12. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging tegen personen, gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij
betrapping op heter daad aan zichzelf en andere deelnemers aan die diefstal de vlucht
mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of
meer verenigde personen.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer2], per adres [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2], een bedrag te betalen van € 1.300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer3], per adres [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer3], een bedrag te betalen van € 1.300,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
* Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Bristol B.V., [adres], reknr. [nummer], van een bedrag van € 2.546,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2008 tot de dag van de algehele voldoening en vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Bristol B.V., een bedrag te betalen van € 2.546,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Brouns en Morsink, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
3 maart 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 08-209370, gesloten en ondertekend 6 januari 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer2], pag. 128-131
3 Proces-verbaal van verhoor als getuige [slachtoffer1], pag. 177-181
4 Proces-verbaal van verhoor als getuige [slachtoffer3], pag. 182-186
5 Proces-verbaal van verhoor van (mede)verdachte [medeverdachte1] d.d. 5 februari 2009, pag. 1-6
6 Proces-verbaal van verhoor van (mede)verdachte [medeverdachte2], pag. 709-715