RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801106-07
Uitspraak d.d.: 17 maart 2009
Tegenspraak / dnip, oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1965],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman: mr. B.J. Sanders, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 9 november 2007, 6 februari 2008, 19 augustus 2008 en 3 maart 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 10 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland en/of elders in Nederland, opzettelijk (een) goed(eren) (te weten een partij sportartikelen van Adidas en Puma ter waarde van circa Euro 66.368,68 inclusief BTW), geheel of ten dele toebehorende aan [groothandel ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, welk(e) goed(eren) die [medeverdachte] als bedrijfsleider en/of als beherend (mede) vennoot van [groothandel ], in ieder geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen te Vierakker,
gemeente Bronckhorst en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk (een deel van) die (partij) goed(eren) voor die [medeverdachte] op te slaan in zijn (bedrijfs)magazijn/loods;
(zaak 1)
art 48 Wetboek van Strafrecht;
art 321 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 10 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland, en/of elders in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) goed(eren) (te weten een partij sportartikelen van Adidas en Puma ter waarde van circa Euro 66.368,68 inclusief BTW),
geheel of ten dele toebehorende aan [groothandel ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen te Vierakker, gemeente Bronckhorst en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk (een deel van) die (partij) goed(eren) voor die [medeverdachte] op te slaan in zijn (bedrijfs)magazijn/loods;
(zaak 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 10 oktober 2006 te Vierakker, gemeente Bronckhorst en/of te Borculo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland,
(een) goed(eren) (te weten een - deel van een- partij sportartikelen van Adidas en Puma ter waarde van circa Euro 66.368,68 inclusief BTW) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zaak 1)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 10 oktober 2006 te Vierakker, gemeente Bronckhorst en/of te Borculo, gemeente Berkelland, in elk geval in Nederland,
(een) goed(eren) (te weten een - deel van een- partij sportartikelen van Adidas en Puma ter waarde van circa Euro 66.368,68 inclusief BTW) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zaak 1)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot 01 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (telkens) met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) ( in totaal circa Euro 154.744,63) , geheel of ten dele toebehorende aan [groothandel ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(zaak 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot 01 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland, en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, (een) geldbedrag(en) ( in totaal circa Euro 154.744,63) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(zaak 3)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot 01 oktober 2006 te Vierakker, gemeente Bronckhorst en/of te Warnsveld, gemeente Zutphen, en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een factuur, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
(telkens) valselijk
- een (pro forma)factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 1])
en/of
- een (pro forma)factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 2])
en/of
- een (pro forma) factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 335 tafeltennistafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 64.780,63 inclusief BTW ([factuur 3]),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(zaak 3)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni 2006 tot 01 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland, en/of te Vierakker, gemeente Bronckhorst, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en/of alleen (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) factu(u)r(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat hij en/of zijn mededader(s) die factu(u)r(en) heeft/hebben opgestuurd en/of ingediend en/of opgenomen en/of verwerkt, dan wel heeft/hebben laten opsturen en/of indienen en/of
opnemen en/of verwerken in de boekhouding van [groothandel ], en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- een (pro forma)factuur was opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 1]) en/of
- een (pro forma)factuur was opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 2]) en/of
- een (pro forma)factuur was opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 335 tafeltennistafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 64.780,63 inclusief BTW ([factuur 3]);
(zaak 3)
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (voetnoot 1)
A. Standpunt van het openbaar ministerie
4.1 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 meest subsidiair en het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangegeven, dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu dit feitencomplex gekwalificeerd dient te worden als schuldheling, hetgeen echter niet op de tenlastelegging is vermeld.
B. Standpunt van de verdachte, de verdediging
4.2 Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde is vrijspraak bepleit. Daartoe is allereerst aangevoerd dat verdachte geen opzet had om [medeverdachte] behulpzaam te zijn bij de door laatstgenoemde gepleegde verduistering. Voor dit opzet is volgens de raadsman geen, althans onvoldoende bewijs voorhanden. Nu verdachte bovendien vaker goederen, toebehorende aan [groothandel ] in zijn loods had opgeslagen, kon hij niet vermoeden aan iets onregelmatigs mee te werken, te meer nu die [medeverdachte] handelde in hoedanigheid van medevennoot van [groothandel ].
Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is door en namens verdachte vrijspraak bepleit, nu verdachte niet het opzet heeft gehad op het (medeplegen van) diefstal door het wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen van [groothandel ]. Bij verdachte was voorts geen sprake van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, te meer nu hij er van uit ging dat – gelet op de hoogte van het bedrag en de door [medeverdachte] namens [groothandel] gedane toezeggingen voor grote vervolgorders – [naam] en diens boekhouder instemden met deze wijze van voorfinanciering. Bij de twee latere facturen was duidelijk sprake van verduistering door [medeverdachte], maar geen sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte] en verdachte met het oogmerk om geld te verduisteren.
Tot slot is vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Gelet op het feit dat de facturen het opschrift “pro forma” hadden, is geen sprake geweest van het valselijk opmaken of vervalsen van geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen. Verdachte heeft de facturen opgesteld en verzonden op verzoek van [medeverdachte], de medevennoot van [groothandel ].
C. Beoordeling door de rechtbank
4.3 Namens de [naam B.V.]. is door [naam] op 6 maart 2007 aangifte gedaan van vermissing van een bedrag van € 154.744,63. (voetnoot 2) Onder [naam B.V.]. valt onder meer [groothandel ], waarvan medeverdachte [medeverdachte] beherend vennoot was. (voetnoot 3)
Laatstgenoemde heeft zowel tegenover [naam] en diens boekhouder [boekhouder] als tegenover de politie erkend dat hij bij de firma [groothandel ] aanzienlijke bedragen heeft weggesluisd. (voetnoot 4). Zo heeft hij onder meer tegen
[naam] en [boekhouder] verteld dat hij op basis van pro forma-facturen in verband met inkopen uit het buitenland, vooruitbetalingen aan een tussenhandelaar heeft laten verrichten door [groothandel ]. (voetnoot 5) [boekhouder] heeft daarover bij de politie verklaard dat verdachte – eigenaar van de eenmanszaak [firma] te [plaats] – tegenover hem heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] namens [groothandel ] aan verdachte op door verdachte opgestelde facturen in totaal een bedrag van
€ 154.744,63 heeft betaald als voorschot op te leveren goederen. (voetnoot 6) [boekhouder] heeft als boekhouder van [groothandel ], op verzoek van medeverdachte [medeverdachte] en op grond van door laatstgenoemde overgelegde (en door verdachte opgemaakte) pro forma-facturen dat bedrag aan het bedrijf [firma] van verdachte overgemaakt als voorschot op te leveren goederen. (voetnoot 7) Die voorschotten zijn blijkens een verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte overgemaakt naar aanleiding van voornoemde pro forma facturen en wel op de volgende data 8 juni, 3 juli en
18 september 2006 en derhalve in de ten laste gelegde periode, aan verdachte betaalbaar gesteld. Goederen voor dat totaalbedrag zijn echter nooit besteld of geleverd. (voetnoot 8)
Medeverdachte [medeverdachte] heeft aangegeven dat hij samen met verdachte wat kunstjes geflikt heeft (voetnoot 9) en dat de eerste valse factuur die verdachte aan hem – [medeverdachte] – heeft gestuurd, was bedoeld om voor verdachte geld te genereren. (voetnoot 10) [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte schulden had en spullen voor [groothandel ] had, die het land niet in konden. [medeverdachte] heeft voorts aangegeven, dat hij toen op het idee kwam, dat verdachte een rekening moest maken terzake te leveren voetbaltafelsets van een totaalbedrag van rond de € 45.000,- , welk bedrag verdachte kon gebruiken om zijn partij te betalen. (voetnoot 11) Verdachte heeft verklaard dat hij deze factuur vervolgens heeft opgemaakt (voetnoot 12) en dat hij hierover geen kritische vragen heeft gesteld aan [medeverdachte], omdat hij [groothandel] als zijn enige klant wilde behouden. (voetnoot 13) Op de eerste factuur, met factuurnummer [factuur 1] en gedateerd 9 juni 2006, was vermeld dat het ging om de levering van 300 voetbaltafels met een totaalwaarde van € 44.982,-. (voetnoot 14) Dit bedrag is vervolgens overgemaakt op de bankrekening van het bedrijf [firma] van verdachte (voetnoot 15) en laatstgenoemde heeft het geld op 9 juni 2006 op zijn rekening ontvangen. (voetnoot 16) Medeverdachte [medeverdachte] heeft aangegeven, dat dit bedrag voor verdachte was bestemd, zodat deze zijn leverancier kon betalen. (voetnoot 17) Op dezelfde datum, te weten 9 juni 2006, heeft verdachte een bedrag van € 29.263,97 betaald aan [bedrijf sportartikelen]. (voetnoot 18)
Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij de tweede valse factuur heeft laten opmaken, omdat hij geld nodig had voor zijn gokverslaving. Hij heeft aangegeven, dat verdachte hieraan meewerkte en zonder enig bezwaar een tweede factuur opmaakte. (voetnoot 19) Op deze factuur met nummer [factuur 2] en gedateerd 4 juli 2006, was een totaalbedrag van € 44.982,- vermeld voor de tweede levering van 300 tafelvoetbaltafels. (voetnoot 20) Nadat verdachte de factuur had opgemaakt, heeft hij deze naar [groothandel] gefaxt. (voetnoot 21) Verdachte heeft aangegeven, dat ook deze factuur fictief was, omdat hij de tafels niet had. (voetnoot 22)
[naam] en [boekhouder] gingen ook met deze factuur akkoord. (voetnoot 23)
Op 4 juli 2006 werd voornoemd bedrag overgemaakt op de bankrekening van [firma] te [plaats]. (voetnoot 24) Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat dit bedrag voor hem – [medeverdachte] – bestemd was en dat verdachte hiervan op de hoogte was. (voetnoot 25) Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] het geld zou laten overmaken op de rekening van verdachte en dat [medeverdachte] het bedrag later weer contant bij hem zou ophalen. (voetnoot 26) Volgens [medeverdachte] heeft verdachte een bedrag van € 45.000,- contant opgenomen en dit bedrag in de auto aan hem, [medeverdachte], overhandigd. (voetnoot 27) Verdachte heeft dit bevestigd en verklaard dat hij op 10 juli 2006 € 45.000,- van zijn rekening heeft gehaald en dat bedrag in de auto aan medeverdachte [medeverdachte] in het centrum van Borculo heeft overhandigd. (voetnoot 28) Hoewel verdachte aangeeft dat hij het vreemd vond om het geld op deze wijze te overhandigen, heeft hij daarover geen kritische vragen aan [medeverdachte] gesteld. (voetnoot 29)
De derde valse factuur terzake de levering van tafeltennistafels is op 18 september 2006 opgemaakt, aldus [medeverdachte]. (voetnoot 30) Verdachte heeft dit bevestigd, door tegenover de politie te verklaren dat hij op voormeldde datum wederom een valse factuur heeft gemaakt en dat [medeverdachte] had aangegeven om welke goederen en welk bedrag het moest gaan. (voetnoot 31) Op de factuur van [firma], gericht aan [groothandel] te Borculo, met factuurnummer [factuur 3] van voornoemde datum is vermeld dat het gaat om de levering van 335 tafeltennistafels, met een totaalbedrag van € 64.780,63. (voetnoot 32) Dit bedrag is wederom door [groothandel ] op de bankrekening van het bedrijf van verdachte overgemaakt, welk bedrag op 19 september 2006 op zijn rekening is bijgeschreven. (voetnoot 33) Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 september 2006 een bedrag van € 50.000,- van zijn rekening heeft gehaald en dit bedrag op een parkeerplaats in Ruurlo aan [medeverdachte] heeft overhandigd. (voetnoot 34)
Daarnaast heeft verdachte ter zitting nog eens bevestigd, dat hij in geen van de drie hiervoor beschreven gevallen daadwerkelijk goederen heeft geleverd of de intentie had om die goederen te leveren.
4.4 Bij de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd dat hij geen van de hem ten laste feiten opzettelijk heeft begaan. Met name zou hij niet geweten hebben, dat wat hij deed, neerkwam op het begaan van strafbare feiten.
Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde feit primair, subsidiair en meer subsidiair, kan de rechtbank daarmee instemmen, en zal verdachte daarvan vrijspreken. De rechtbank zal verdachte ook van de uiterst subsidiair ten laste gelegde schuldheling vrijspreken. Er zijn in de bewijsmiddelen onvoldoende aanwijzingen voor de bedoelde schuld.
4.5 Wat betreft het onder 2 en 3 ten laste gelegde ligt dat naar het oordeel van de rechtbank anders. Voor deze feiten zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen voor het bewijs van het de verdachte ten laste gelegde (voorwaardelijk) opzet. Verdachte werd in het zaken doen geconfronteerd met een aantal ongebruikelijke feiten en omstandigheden. Verdachte heeft ter zitting verklaard, dat gebruikelijk was, dat wanneer hij een voorschot kreeg ter voorfinanciering van de aankoop van bestelde goederen, dit voorschot slechts een deel van het totale bedrag besloeg. De voorschotten, waar het thans om gaat, voldeden hier niet aan. Meer nog, de als gevolg van de pro-forma facturen aan hem betaalde bedragen stonden in geen enkele relatie tot (een voorschot op) daadwerkelijk bestelde of te bestellen goederen. Ongebruikelijk was ook de wijze waarop verdachtes medeverdachte ([medeverdachte]) samen met verdachte de aan [groothandel ] toebehorende gelden wegnam en zich toeeigende. De gelden (en daarbij ging het niet om kleine bedragen) werden op een parkeerplaats – toch niet een normale plaats om zakelijke transacties af te wikkelen – door verdachte contant aan [medeverdachte] overhandigd. Het gemak waarmee aanzienlijke geldsommen verworven werden, werkte kennelijk aanstekelijk. Bij een van die gelegenheden eigende ook verdachte zich een aanzienlijke hoeveelheid geld toe. Hij meende dat hij, aan het lijntje gehouden door [medeverdachte], daarop recht had, ook al waren de inspanningen van verdachte niet zodanig dat het tot zich nemen van dat bedrag daardoor (zou dat al mogelijk zijn) gerechtvaardigd zou kunnen worden. De zeer dunne handel van verdachte (het lijkt erop dat hij uitsluitend met [groothandel] zaken deed) en de daardoor geringe inkomsten, geven een voldoende motief voor het gedrag van verdachte, dat neerkwam op het plukken van [groothandel], onder het gelijktijdig mijden van contact met die [groothandel] die verdachte, naar eigen zeggen, al lange tijd kende. Ook daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte – anders dan hij de rechtbank wil doen geloven – wel degelijk van de hoed en de rand wist. De hiervoor genoemde ongebruikelijke feiten en omstandigheden, zowel voor zich als in hun samenhang bezien, zijn voldoende aanwijzing daarvoor dat verdachte willens en wetens zich geld heeft toegeëigend, mede door willens en wetens facturen te vervalsen of valselijk op te maken, althans – indien zou worden uitgegaan van de voorstelling van verdachte zelf – dat verdachte door op de signalen, met name wat betreft het aspect van hun ongebruikelijkheid geen acht te slaan, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij, door met behulp van pro-forma facturen geld op zijn bankrekening te laten storten en dat in contanten op te nemen, zich schuldig zou maken aan valsheid in geschrifte en aan diefstal.
4.6 Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2006 tot 1 oktober 2006 te Borculo, gemeente Berkelland en te Warnsveld, gemeente Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedragen ( in totaal circa Euro 154.744,63), toebehorende aan [groothandel ];
hij in de periode van 1 juni 2006 tot 1 oktober 2006 te Warnsveld, gemeente Zutphen en/of elders in Nederland, meermalen (telkens) een factuur, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte
(telkens) valselijk
- een (pro forma)factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 1])
en
- een (pro forma)factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 300 voetbaltafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 44.982,00 inclusief BTW ([factuur 2])
en
- een (pro forma) factuur opgemaakt betreffende levering van goederen (te weten 335 tafeltennistafels) door de [frima] aan [groothandel] voor een totaalbedrag van Euro 64.780,63 inclusief BTW ([factuur 3]),
zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
6. Vrijspraak van met het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor onder 2 primair en 3 primair is bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 2 (primair) : diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen
gepleegd; en
Feit 3 (primair) : valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 meest subsidiair en 3 primair ten laste gelegde te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uur, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
9.2 De raadsman heeft in het kader van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat medeverdachte [medeverdachte] een grotere rol had bij de feiten dan verdachte. Nu medeverdachte [medeverdachte] bij vonnis van 23 november 2007 tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uur is veroordeeld, is de eis van de officier van justitie in de zaak tegen verdachte te hoog. Bepleit is uitsluitend een werkstraf aan verdachte op te leggen.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf is acht geslagen op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Verdachte heeft tezamen met zijn medeverdachte met raffinement en volgens een repeterend patroon gelden aan [groothandel ] onttrokken. Het raffinement was zelfs zo groot, dat deze valsheid pas is ontdekt nadat medeverdachte [medeverdachte] daar zelf gewag van heeft gemaakt tegenover zijn werkgever. De medeverdachte heeft met deze handelwijze het vertrouwen van zijn werkgever geschaad en verdachte het vertrouwen van zijn (enige) klant door kritiekloos en voor eigen gewin daarin mee te gaan. Door deze handelwijze hebben zij voorts het vertrouwen van de handel (in bredere zin) geschaad.
De rechtbank rekent verdachte dat alles zwaar aan.
9.5 De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 7 november 2007, waarin onder meer is vermeld dat het bedrijf van verdachte, genaamd [firma], thans geen inkomsten meer heeft, omdat zijn enige klant (de hiervoor genoemde [groothandel]) is afgevallen. Ter zitting heeft verdachte aangegeven, dat hij intussen failliet is verklaard. De reclassering geeft aan dat zij geen aanleiding ziet dat verdachte gemakkelijk zal recidiveren. Verdachte wordt in staat geacht hier zelf de juiste keuzes in te maken en reclasseringsinterventie is dan ook niet geïndiceerd. Ofschoon de rechtbank aarzelt om deze visie te onderschrijven, de verdachte is immers met groot gemak meermalen meegegaan in het onderhavig strafwaardig handelen en lijkt daarvan tot op heden het verwerpelijke karakter niet ten volle in te zien, zal zij verdachte in deze het voordeel van de twijfel gunnen.
9.6 In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor vermogensdelicten.
9.7 De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en daarnaast een werkstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uur, subsidiair 90 (negentig) dagen op zijn plaats. De werkstraf is lager dan door de officier van justitie geëist, gelet op onder meer het tijdsverloop. Voorts heeft de rechtbank gelet op het vonnis van 23 vonnis 2007, waarbij medeverdachte [medeverdachte] is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden en een werkstraf van de maximale duur. Gelet op de onderlinge rolverdeling tussen verdachte en zijn medeverdachte en de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] voor een groter aantal feiten is veroordeeld, acht de rechtbank in het onderhavige geval een lagere straf geïndiceerd dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 225, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 primair en
3 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90(negentig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mr. Roessingh-Bakels, voorzitter, mrs. Brouns en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2009.
1 Wanneer hierna verwezen worden naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0645/07-237130, gesloten en ondertekend op 19 april 2007.
2 Proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.]. (p.23-27)
3 Proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.]. (p.23) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.81)
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.84), proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.]. (p.24) en proces-verbaal van verhoor van [boekhouder] (p.38)
5 Proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.]. (p.25) en proces-verbaal van verhoor van [boekhouder] (p.38)
6 Proces-verbaal van verhoor van [boekhouder] (p.43/44)
7 Proces-verbaal van verhoor van [boekhouder] (p.43)
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.133-135) en proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.157)
9 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.135)
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.84)
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.84)
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.147)
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.137)
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.133/134) en een pro forma factuur van 9 juni 2006 van [firma] te [plaats], gericht aan [groothandel], factuurnummer [factuur 1] (p.147)
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.133)
16 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 20 juni 2006 (p.167)
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
18 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 20 juni 2006 (p.167)
19 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
20 Een pro forma factuur van 4 juli 2006 van [firma], gericht aan [groothandel], factuurnummer [factuur 2] (p.163)
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.147)
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.138)
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
24 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 4 juli 2006 (p.166)
25 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.147)
27 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.138 / 156)
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.138)
30 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.135)
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.152)
32 Pro forma factuur d.d. 18 september 2006, factuurnummer [factuur 3].
33 Rabobank rekeningafschrift op naam van [firma] te [plaats] d.d. 26 september 2006 (p.164) en proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.139 / 156-157)
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.140)