ECLI:NL:RBZUT:2009:BH6231

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-801106-07 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Roessingh-Bakels
  • mr. Brouns
  • mr. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 maart 2009 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte, die in een faillissement verkeerde, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en valsheid in geschrift. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van een bedrag van € 59.744,63, dat volgens hem door de verdachte was verkregen uit de bewezenverklaarde feiten. Tijdens de zittingen op 9 november 2007, 6 februari 2008, 19 augustus 2008 en 3 maart 2009 zijn de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord. De rechtbank oordeelde dat het faillissement van de verdachte niet in de weg stond aan de toewijzing van de vordering tot ontneming. De rechtbank stelde vast dat de verdachte wederrechtelijk voordeel had verkregen door middel van valse facturen en dat hij geen goederen had geleverd, ondanks dat hij wel betalingen had ontvangen. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om het bedrag van € 59.744,63 aan de Staat te betalen, en baseerde haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontneming niet afgewezen kon worden enkel omdat de verdachte in staat van faillissement verkeerde, en dat de officier van justitie bevoegd was om namens de Staat op te komen voor het recht tot verhaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801106-07 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 17 maart 2009
Tegenspraak / onip
VONNIS
Gezien de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1965],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman: mr. B.J. Sanders, advocaat te Zutphen.
Procesgang
Bij vonnis van heden van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van
17 maart 2009, is de veroordeelde onder meer – voor zover hier van belang – terzake van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:
- feit 2 (primair) : diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen
gepleegd; en
- feit 3 (primair) : valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
tot straf veroordeeld.
Onderzoek van de zaak
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van
9 november 2007, 6 februari 2008, 19 augustus 2008 en 3 maart 2009. Tijdens de behandeling ter zitting van 3 maart 2009 zijn gehoord de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman. Van deze behandelingen zijn processen-verbaal opgemaakt.
Beoordeling van de vordering
1. De officier van justitie heeft in de aan de verdachte betekende vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel het te ontnemen en aan de Staat te betalen bedrag gesteld op € 59.744,63.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij van opvatting is dat, indien de verdachte of veroordeelde in staat van faillissement verkeert, er geen ruimte is voor de toepassing van de maatregel van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daarom gevorderd dat zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de rechtbank wordt afgewezen.
2. De raadsman heeft het standpunt van de officier van justitie onderschreven en heeft bepleit de vordering tot ontneming af te wijzen.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Artikel 94d, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de officier van justitie tot bewaring van het recht tot verhaal de bevoegdheid heeft namens de Staat als schuldeiser in het faillissement van de verdachte of veroordeelde op te komen. Staat het voordeelsbedrag nog niet vast, dan wordt de officier van justitie geacht voor een voorwaardelijke vordering op te komen.
De omstandigheid dat de verdachte of veroordeelde in staat van faillissement verkeert, behoeft i.c. dus niet louter en alleen vanwege die omstandigheid tot een afwijzing van de vordering tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel te leiden.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de veroordeelde tot het hierna vermelde bedrag wederrechtelijk voordeel verkregen door middel van of uit baten van de in zijn strafzaak bewezenverklaarde feiten.
6. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de veroordeelde vorenbedoeld voordeel heeft verkregen op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en ontleent aan de inhoud daarvan tevens de schatting van bedoeld voordeel.
Vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
7. De rechtbank neemt bij de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel de volgende feiten en omstandigheden als uitgangspunt.
Namens de [naam B.V.] is door [naam] op 6 maart 2007 aangifte gedaan van vermissing van een bedrag van € 154.744,63. (voetnoot 1)
Medeverdachte [medeverdachte] heeft zowel tegenover [naam] en diens boekhouder [boekhouder] als tegenover de politie erkend dat hij bij de firma [groothandel] aanzienlijke bedragen heeft weggesluisd.(voetnoot 2) [boekhouder] heeft daarover bij de politie verklaard dat verdachte – eigenaar van de eenmanszaak [firma] te [plaats] – tegenover hem heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] namens [groothandel] aan verdachte op door verdachte opgestelde facturen in totaal een bedrag van € 154.744,63 heeft betaald als voorschot op te leveren goederen.(voetnoot 3)
De eerste valse factuur die verdachte aan hem – [medeverdachte] – heeft gestuurd, was bedoeld om voor verdachte geld te genereren.(voetnoot 4) Op de eerste factuur, met factuurnummer [factuur 1] en gedateerd 9 juni 2006, was vermeld dat het ging om de levering van 300 voetbaltafels met een totaalwaarde van € 44.982,-.(voetnoot 5) Dit geldbedrag is vervolgens overgemaakt op de bankrekening van het bedrijf [firma] van verdachte (voetnoot 6) en laatstgenoemde heeft het geld op 9 juni 2006 op zijn rekening ontvangen.(voetnoot 7) Medeverdachte [medeverdachte] heeft aangegeven, dat dit geldbedrag voor verdachte was bestemd, zodat deze zijn leverancier kon betalen.(voetnoot 8) Op dezelfde datum, te weten 9 juni 2006, heeft verdachte, slechts een deel van het bedrag van € 44.982,- (te weten: € 29.263,97) betaald aan [bedrijf sportartikelen].(voetnoot 9)
Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij de tweede valse factuur heeft laten opmaken, omdat hij geld nodig had voor zijn gokverslaving. Hij heeft aangegeven, dat verdachte hieraan meewerkte en zonder enig bezwaar een tweede factuur opmaakte.(voetnoot 10) Op deze factuur met nummer [factuur 2] en gedateerd 4 juli 2006, was een totaalbedrag van € 44.982,- vermeld voor de tweede levering van 300 tafelvoetbaltafels.(voetnoot 11) Op 4 juli 2006 werd voornoemd bedrag overgemaakt op de bankrekening van [firma] te [plaats].(voetnoot 12) Volgens [medeverdachte] heeft verdachte een bedrag van € 45.000,- contant opgenomen en dit bedrag in de auto aan [medeverdachte] overhandigd.(voetnoot 13) Verdachte heeft dit bevestigd en verklaard dat hij op 10 juli 2006 € 45.000,- van zijn rekening heeft gehaald en dat bedrag in de auto aan medeverdachte [medeverdachte] heeft overhandigd.(voetnoot 14)
De derde valse factuur terzake de levering van tafeltennistafels is op 18 september 2006 opgemaakt, aldus [medeverdachte].(voetnoot 15) Verdachte heeft dit bevestigd, door tegenover de politie te verklaren dat hij op voormeldde datum wederom een valse factuur heeft gemaakt en dat [medeverdachte] had aangegeven om welke goederen en welk bedrag het moest gaan.(voetnoot 16) Op de factuur van [firma], gericht aan [groothandel te plaats], met factuurnummer [factuur 3] van voornoemde datum is vermeld dat het gaat om de levering van 335 tafeltennistafels, met een totaalbedrag van € 64.780,63. (voetnoot 17) Dit bedrag is wederom door [groothandel] op de bankrekening van het bedrijf van verdachte overgemaakt, welk bedrag op 19 september 2006 op zijn rekening is bijgeschreven.(voetnoot 18) Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 september 2006 een bedrag van € 50.000,- van zijn rekening heeft gehaald en dit geldbedrag op een parkeerplaats in Ruurlo aan [medeverdachte] heeft overhandigd.(voetnoot 19)
Daarnaast heeft verdachte ter zitting nog eens bevestigd, dat hij in geen van de drie hiervoor beschreven gevallen daadwerkelijk goederen heeft geleverd of de intentie had om die goederen te leveren.
Verdachte heeft verklaard dat hij van de van [groothandel] ontvangen bedragen ongeveer € 60.000,- heeft gehouden.(voetnoot 20)
8. Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Geïncasseerde gelden:
(€ 44.982,- + € 44.982,- + € 64.780,63 =) € 154.744,63
Aan medeverdachte [medeverdachte] afgedragen gelden
(€ 45.000,- + € 50.000,-) € 95.000,00
___________ -
Totaal voordeel € 59.744,63
9. De rechtbank stelt de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast
op € 59.744,63.
Omvang van de betalingsverplichting
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de veroordeelde de verplichting opleggen het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat aan de Staat te betalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 59.744,63 (negenenvijftigduizend-zevenhonderd-vierenveertig euro en drieënzestig eurocent);
- legt aan de veroordeelde, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal
€ 59.744,63 (negenenvijftigduizend-zevenhonderd-vierenveertig euro en drieënzestig eurocent).
Aldus gewezen door mr. Roessingh-Bakels, voorzitter, mrs. Brouns en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2009.
De voorzitter en mr. Draisma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.] (p.23-27)
2 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.84), proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [naam B.V.] (p.24) en proces-verbaal van verhoor van
getuige [boekhouder] (p.38)
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [boekhouder] (p.43/44)
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.84)
5 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.133/134) en een pro forma factuur van 9 juni 2006 van [firma] te [plaats], gericht aan [groothandel], factuurnummer [factuur 1] (p.147)
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.133)
7 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 20 juni 2006 (p.167)
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
9 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 20 juni 2006 (p.167)
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
11 Een pro forma factuur van 4 juli 2006 van [firma], gericht aan [groothandel], factuurnummer [factuur 2] (p.163)
12 Rekeningafschrift van de Rabobank op naam van [firma] te [plaats] d.d. 4 juli 2006 (p.166)
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.134)
14 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.138 / 156)
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (p.135)
16 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.152)
17 Pro forma factuur d.d. 18 september 2006, factuurnummer [factuur 3].
18 Rabobank rekeningafschrift op naam van [firma] te [plaats] d.d. 26 september 2006 (p.164) en proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.139 / 156-157)
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.140)
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.157)