ECLI:NL:RBZUT:2009:BH6995

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460252-08 en 06/460626-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. Hemrica
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor bedreiging, mishandeling en vernieling in een huiselijk geweldscontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1985 en woonachtig in Apeldoorn, werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, alsook een taakstraf van 170 uren. De zaak kwam voort uit een reeks incidenten waarbij de verdachte zijn vriendin, aangeduid als [slachtoffer 1], bedreigde en mishandelde. Op 20 mei 2008 heeft de verdachte een ruit ingeslagen van de woning van [slachtoffer 1] en haar bedreigd met een bijl. Dit leidde tot een aangifte van bedreiging en mishandeling door [slachtoffer 1]. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een incident op 5 maart 2008 waarbij hij samen met een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], mishandeling pleegde en bedreigingen uitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bedreiging met zware mishandeling en de mishandeling van zijn levensgezel als ernstig werden beschouwd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en dat de gepleegde feiten een grote impact hadden op de slachtoffers, die zich in hun eigen huis niet meer veilig voelden. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 500,- aan [slachtoffer 2] voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460252-08 en 06/460626-08
Uitspraak d.d.: 20 maart 2009
Tegenspraak – dnip (06/460252-08) en dnip (06/460626-08)
Raadsman: mr. Heutink
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1985]
wonende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2009.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460252-08 en 06/460626-08 tegen verdachte aangebrachte zaken
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging ter terechtzitting is gewijzigd, wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
Parketnummer 06/460252-08
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2008 te Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk
een ruit en/of een kozijn (van een woning gelegen aan de [adres] 60), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woningbouwvereniging
Ons Huis en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 mei 2008 te Apeldoorn [slachtoffer 1] (zijn vriendin) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een bijl en/of een betonschaar, althans een zwaar en/of scherp voorwerp, op
duidelijk zichtbare wijze aan die [slachtoffer 1] getoond en/of
- met voornoemde bijl en/of betonschaar, althans dat zware en/of scherpe
voorwerp een ruit ingeslagen (van de woning van die [slachtoffer 1]) en/of tegen
meerdere, althans (een) (andere) goed(eren) (in de woning van die [slachtoffer 1])
geslagen en/of
- (daarbij) deze [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "wil je dat ik gek
word" en/of "zal ik eens echt gek doen" en/of "[voornaam slachtoffer 1], kutwijf, waar zit je",
althans handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één tijdstip in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 19 mei 2008 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1], (met kracht) bij de keel en/of de nek heeft vastgepakt en/of tegen haar arm, althans haar lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen haar lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 1] tegen een muur/deurpost is gevallen), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Zutphen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met een pistool, althans een daarop gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd
van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 06/800604-08)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
A:
hij op of omstreeks 5 maart 2008 te Zutphen tezamen in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk dreigend een pistool, althans
een daarop gelijkend voorwerp, op het lichaam van die [slachtoffer 2] gericht,
althans op duidelijk zichtbare wijze getoond, althans handelingen en/of
feitelijkheden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
B:
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Zutphen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of
- met een pistool, althans een daarop gelijkend (hard) voorwerp, op het hoofd
heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 06/800604-08)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Zutphen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk de achterklep/deur van een bestelbus (merk Hyundai), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 06/800604-08)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 565 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(parketnummer 06/800983-08)
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
Parketnummer 460626-08
1.
hij op of omstreeks 24 december 2008 te Apeldoorn
opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1]:
- een deur op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft gegooid en/of
- een wasrek op/tegen het lichaam heeft gegooid en/of
- een kastje/tafeltje op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft gegooid
en/of
- (met kracht) aan de haren heeft getrokken en/of heeft vastgepakt aan de
haren en/of
- de keel van Die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of dichtgedrukt heeft
gehouden
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 december 2008 te Apeldoorn
opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of een tafel en/of huisraad en/of
inboedel (in een woning gelegen aan/nabij de [adres] 60), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Inleiding
4.1. Verdachte heeft vanaf begin 2007 een relatie (gehad) met [slachtoffer 1]. Verdachte is na enige tijd bij [slachtoffer 1] in haar woning op de [adres] 60 te Apeldoorn gaan wonen.(eindnoot 2)
4.2. Op 20 mei 2008 is verdachte naar de woning op de [adres] gegaan om te praten met [slachtoffer 1]. Nadat ze ruzie kregen, heeft verdachte uit zijn auto een voorwerp gepakt en een ruit ingeslagen om naar binnen te kunnen klimmen.(eindnoot 3) [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte.(eindnoot 4)
4.3. Ook ongeveer twee weken daarvoor hadden verdachte en [slachtoffer 1] ruzie. Verdachte had geen zin om met haar te praten, waarop hij haar in de zijkant van haar nek heeft gepakt en tegen haar rug heeft geduwd om haar het huis uit te zetten.(eindnoot 5) [slachtoffer 1] heeft hier letsel aan overgehouden en heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte.(eindnoot 6)
4.4. Op 5 maart 2008 is verdachte, samen met een andere persoon, naar [slachtoffer 2] in Zutphen gegaan om geld op te halen. Hierop is er een discussie ontstaan tussen [slachtoffer 2] en verdachte, waarbij verdachte op een bepaald moment met zijn vuisten op het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen.(eindnoot 7) [slachtoffer 2] heeft hier letsel aan overgehouden (eindnoot 8) en heeft aangifte gedaan van bedreiging en mishandeling. Bij het weggaan heeft verdachte tegen de achterklep van de bestelbus van [slachtoffer 2] getrapt.(eindnoot 9)
4.5. Op 2 juni 2008 is in de woning van verdachte aan de [adres] te Apeldoorn een plastic zak met verkruimelde hennep, een pak kleine gripzakjes en een tweetal henneptoppen aangetroffen en in beslag genomen.(eindnoot 10) In de Renault Master van verdachte, gekentekend [kenteken] werden nog drie henneptoppen aangetroffen.(eindnoot 11) Uit het proces-verbaal NARCO-TEST (hennep) blijkt dat de verdovende middelen die zijn aangetroffen THC bevatten, waarmee is aangetoond dat het hennep is. Hennep staat vermeld op lijst II onderdeel B, behorende bij de Opiumwet. De vijf henneptoppen hadden een gewicht van 65 gram en de plastic zak met hennep had een gewicht van 500 gram.(eindnoot 12)
4.6. Op 24 december 2008 heeft verdachte uit woede in de woning van [slachtoffer 1] met huisraad gegooid.(eindnoot 13) [slachtoffer 1] heeft hier letsel aan overgehouden (eindnoot 14) en heeft aangifte gedaan van mishandeling door verdachte (eindnoot 15) .
B. Standpunt van het openbaar ministerie
Parketnummer 06/460252-08
4.7. De officier van justitie heeft allereerst aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde (het vernielen van een ruit), op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1], de foto’s bij de aangifte, het relaas van de politie met betrekking tot de schade, en de bekennende verklaring van verdachte.
4.8. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde (bedreiging), gelet op het feit dat de gedraging van verdachte naar zijn verschijningsvorm bedreigend overkwam, de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] waaruit blijkt dat zij schrok toen zij verdachte zag, de omstandigheid dat verdachte zich vaker agressief gedroeg en de verklaring van verdachte.
4.9. Ten aanzien van het derde ten laste gelegde feit (mishandeling) heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte dat hij haar met kracht uit de woning heeft gezet.
4.10. Volgens de officier van justitie kan niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht dat verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft gepleegd, aangezien het door verdachte toegepaste geweld niet voldoende is om aan te nemen dat verdachte welbewust het risico heeft genomen dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Voorts kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het slachtoffer met een pistool bedreigd en geslagen is, nu verdachte dit ontkent, degene die het wapen gehanteerd zou hebben eveneens ontkent en het wapen bovendien niet gevonden is. Het onder 4 subsidiair onder B ten laste gelegde (mishandeling) kan wel wettig en overtuigend bewezen worden geacht, op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 2], de verklaring van getuige [getuige 1], het door de politie geconstateerde letsel bij voornoemd slachtoffer en de verklaring van verdachte.
4.11. Het onder 5 ten laste gelegde (het vernielen van de achterklep van een bestelbus) kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden geacht op grond van de aangifte, het relaas van de politie ten aanzien van de deuk in de achterklep, het sporenonderzoek ten aanzien van het profiel en de afmeting van de schoenafdruk die past bij de schoen van verdachte en de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring.
4.12. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft gepleegd (opzettelijk aanwezig hebben van hennep) op grond van het relaas van de politie, de test van de aangetroffen stof op thc en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 06/460626-08
4.13. De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd (mishandeling) voor wat betreft de deur en het wasrek, op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1], de foto’s bij de aangifte, het bij het slachtoffer geconstateerde letsel en de verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris.
4.14. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, op grond van de aangifte van het slachtoffer [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte.
C. Standpunt van de verdachte, de verdediging
Parketnummer 06/460252-08
4.15. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 5 en 6 bewezen kunnen worden geacht.
4.16. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, aangezien uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het slachtoffer door de bedreiging van verdachte vreesde voor haar leven of voor zware mishandeling.
4.17. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, aangezien verdachte niet het opzet had om het slachtoffer pijn of letsel toe te brengen.
4.18. Ten aanzien van feit 4 subsidiair onder B heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van noodweer, nu verdachte heeft verklaard dat aangever [slachtoffer 2] zich bedreigend opstelde en verdachte zich slechts tegen hem verdedigde. Volgens de raadsman is er geen sprake van culpa in causa, aangezien niet is voldaan aan de eisen die de jurisprudentie daaraan stelt.
Parketnummer 06/460626-08
4.19. De raadsman heeft zich ten aanzien van het eerste feit op het standpunt gesteld dat dit feit voor wat betreft de deur en het wasrek bewezen kan worden, aangezien de foto’s in dit verband voor zich spreken.
4.20. Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, aangezien uit het dossier niet blijkt dat er sprake is geweest van opzettelijke vernieling, beschadiging of onbruikbaarmaking.
D. Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 06/460252-08
Feit 1
4.21. De rechtbank overweegt dat dit feit voor wat betreft de ruit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [slachtoffer 1].
Feit 2
4.22. [slachtoffer 1] heeft op 20 mei 2008 aangifte gedaan van bedreiging door verdachte in haar woning aan de [adres] 60 te Apeldoorn. Nadat aangeefster verdachte rond 18.45 uur binnengelaten had, kregen ze ruzie en schreeuwden van alles tegen elkaar. Verdachte riep ‘wil je dat ik echt gek word’ of ‘zal ik eens echt gek doen’. Daarna pakte verdachte een grote bijl uit zijn busje. Aangeefster werd hierdoor doodsbang en dacht dat verdachte haar iets aan ging doen. (eindnoot 16)
4.23. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat ze vanaf haar balkon zicht heeft op de voorzijde van de flat aan de [adres]. Op 20 mei zag ze een witte bus aan komen rijden, waaruit een jongen stapte die schreeuwde ‘[voornaam slachtoffer 1] doe open, ik weet dat je er bent’. Ze zag dat de jongen een grote ijzeren kniptang uit de bus pakte en deze naar de eerste verdieping gooide. Vervolgens zag getuige een vrouw in paniek op de galerij rennen. Toen getuige even later weer keek, zag ze hoe de jongen via een keukenraam in de woning naar binnen klom. Ze hoorde hem roepen ‘[voornaam slachtoffer 1], kutwijf, waar zit je?’. (eindnoot 17)
4.24. Verdachte heeft verklaard dat hij op 20 mei 2008 naar de [adres] is gegaan om met [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] te praten. Het gesprek liep meteen verkeerd en [voornaam slachtoffer 1] begon te schreeuwen en schelden. Hij had het vermoeden dat [voornaam slachtoffer 1] hem niet meer binnen zou laten, dus hij haalde de betonschaar uit de auto, sprintte naar boven en sloeg het raam van de keuken in. Hij was erg boos en hij heeft geroepen waar [voornaam slachtoffer 1] zat.(eindnoot 18) Ter terechtzitting heeft verdachte voorts verklaard dat de betonschaar van ijzer was, en ongeveer een meter lang.
4.25. De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling — voor zover hier van belang — is vereist dat de bedreiging van dien aard is geweest en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Niet vereist is derhalve dat er daadwerkelijk vrees is opgewekt.
4.26. Voorts overweegt de rechtbank dat de handelingen van verdachte, waarbij hij na een woordenwisseling een betonschaar uit de auto haalde, terug naar boven sprintte, een raam insloeg en stond te schelden, in onderlinge samenhang bezien, naar hun aard een onmiskenbaar bedreigende strekking hebben. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
4.27. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte haar ongeveer twee weken voor 20 mei 2008 met zijn hand bij haar keel greep. Ze voelde dat verdachte met zijn vuist tegen haar linkerarm stompte. Hierdoor had ze pijn aan haar arm en haar rechterwenkbrauw was gescheurd.(eindnoot 19)
4.28. Verdachte heeft verklaard dat hij [voornaam slachtoffer 1] in de zijkant van haar nek pakte en tegen haar onderrug duwde om haar in de richting van de deur te duwen. Toen zij tegenstribbelde, duwde hij haar met wat meer kracht. Het zou kunnen dat ze door de worsteling tegen een muur of een deurpost is gekomen.(eindnoot 20)
4.29. De raadsman heeft in dit verband betoogd dat verdachte niet het opzet had om [slachtoffer 1] pijn of letsel toe te brengen.
4.30. Naar het oordeel van de rechtbank volgt echter zonder meer uit de verklaring van verdachte over de aard van de handelingen, dat er wel degelijk sprake was van opzet. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte.
Feit 4
4.31. [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging op 5 maart 2008 in de [adres] te Zutphen. Verdachte kwam langs om geld op te halen dat aangever hem schuldig zou zijn. Verdachte sloeg met zijn vuisten en trapte met zijn benen naar hem. [naam] kwam er ook bij. Hij had een pistool in zijn hand en richtte dat pistool op aangever. Vervolgens sloeg hij met het pistool op aangevers hoofd. Hij heeft hier enkele bulten, hoofdpijn en een open wond aan overgehouden.(eindnoot 21)
4.32. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte op 5 maart 2008 bij hem langs kwam. Zijn hand was kapot. Verdachte vertelde hem dat hij ruzie had gehad met een oude bekende en dat hij een paar flinke tikken had gegeven aan iemand.(eindnoot 22)
4.33. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat ze vanuit haar woonkamer zicht heeft op de [adres]. Op 5 maart 2008 zag ze twee mannen lopen, een smal mager ventje met lang haar tot op zijn schouders en een petje en een wat kleinere man met een stevig postuur. Getuige hoorde geschreeuw en zag dat de twee mannen haar buurman [slachtoffer 2] aan het slaan en schoppen waren.(eindnoot 23)
4.34. In een spiegelconfrontatie hebben aangever en getuige [getuige 1] verdachte positief geïdentificeerd als degene die aangever heeft geslagen. (eindnoot 24)
4.35. Verdachte heeft verklaard dat hij nog geld tegoed had van [slachtoffer 2] en dat hij op 5 maart 2008 samen met iemand anders bij hem langsging om dat geld op te halen. Verdachte zei dat hij zijn geld kwam halen, waarop [slachtoffer 2] begon te schreeuwen.(eindnoot 25)
4.36. De rechtbank overweegt allereerst dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er een pistool betrokken was bij dit feit, nu verdachte en zijn halfbroer [naam] dit ontkennen en er evenmin een pistool is gevonden. Voorts overweegt de rechtbank dat het uit de bewijsmiddelen gebleken geweld onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat verdachte op het moment van zijn handelingen het opzet heeft gehad op, dan wel de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer zou worden veroorzaakt. Verdachte behoort derhalve van het onder 4 primair en subsidiair onder A ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.37. Ten aanzien van het onder 4 subsidiair onder B ten laste gelegde is namens verdachte een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft daartoe verklaard dat hij wilde weglopen, maar dat [slachtoffer 2] hem terug trok en hem een klap gaf. Daarop heeft verdachte teruggeslagen met de bedoeling zich los te maken, omdat hij wist dat [slachtoffer 2] altijd een mes op zak had en hij op dat moment bukte en naar zijn zak reikte.
4.38. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer als volgt. Noch uit de bewijsmiddelen, noch uit het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat de aangifte onbetrouwbaar dan wel onjuist zou zijn. De enkele verklaring van verdachte, die voor wat betreft het begin van de confrontatie tussen verdachte en [slachtoffer 2] lijnrecht tegenover de aangifte staat, maakt dit niet anders. In dit verband acht de rechtbank van belang dat verdachte heeft geweigerd te verklaren over de persoon die hem vergezelde tijdens het incident en dat verdachte voorts zelf tegenover getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij iemand een paar flinke tikken gegeven had. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het beroep op noodweer, op grond van de enkele verklaring van verdachte, onvoldoende is onderbouwd.
4.39. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt dat het onder 4 subsidiair onder B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden
Feit 5
4.40. De rechtbank overweegt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2], het relaas van de politie ten aanzien van de deuk in de achterklep, het sporenonderzoek ten aanzien van het profiel en de afmeting van de schoenafdruk die past bij de schoen van verdachte en de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring dat het zou kunnen dat hij tegen de bus heeft geschopt (eindnoot 26) .
Feit 6
4.41. De rechtbank overweegt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, gelet op het proces-verbaal ambtelijk verslag waaruit blijkt dat de hennep bij verdachte is aangetroffen, het proces-verbaal Narco-test waaruit blijkt dat de hennep THC bevat en op de lijst II, onderdeel B, behorende bij de Opiumwet vermeld staat en de verklaring van verdachte dat hij de gevonden wiettoppen had gekocht en dat hij een zak wietafval had liggen (eindnoot 27) .
Parketnummer 06/460626-08
Feit 1
4.42. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van mishandeling op 24 december 2008 in de [adres] 60 te Apeldoorn. Aangeefster lag op bed toen verdachte heel boos werd. Hij pakte de deur van de slaapkamer en gooide deze op haar terwijl ze op bed lag. De deur kwam op haar hoofd terecht. Hij schreeuwde allerlei bedreigingen en hij vernielde van alles in de woonkamer. Toen ze onder de dekens door keek zag ze dat verdachte een wasrek op haar gooide. Aangeefster stuurde haar ouders een sms om hulp en liet ook de voicemail even lopen.(eindnoot 28)
4.43. Op de foto’s bij de aangifte is een overhoop gehaalde slaapkamer te zien, met op het bed een wasrek en een deur.(eindnoot 29)
4.44. Uit het proces-verbaal ambtelijk verslag blijkt dat op de voicemail van de moeder van aangeefster op 24 december 2008 een manspersoon met harde stem tegen een vrouw aan het schreeuwen was. Verbalisant hoorde dat de stem van de vrouw angstig klonk. Op een bepaald moment schreeuwde de man met stemverheffing ‘je moet nu oppassen’. Vervolgens hoorde verbalisant gestommel en de vrouw riep driemaal ‘au’ en vervolgens ‘hou op alsjeblieft’.(eindnoot 30)
4.45. Uit het proces-verbaal ambtelijk verslag blijkt dat de verbalisant bij aangeefster een schaafplek en een zwelling op haar linkerbovenbeen heeft gezien. Voorts had zij rode krasjes in haar hals en een zwelling/rode bult achter het linkeroor.(eindnoot 31)
4.46. Verdachte heeft verklaard dat hij op 24 december 2008 gebeld werd door zijn broer. Aangeefster wilde weten wie het was en wantrouwde hem. Daar baalde hij van. Uit frustratie heeft hij de tafel in de woonkamer gepakt en omhoog gegooid. Ook heeft hij een bureaustoel gepakt en op de grond gegooid. In de slaapkamer heeft verdachte kleding van zich afgegooid. Verder heeft hij het tafeltje omver gegooid, maar hij heeft het niet naar aangeefster gegooid.(eindnoot 32) Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij de slaapkamerdeur omver heeft geduwd en dat deze op het bed viel. Het zou kunnen dat de deur op de voeten van aangeefster terecht kwam. Het wasrek heeft aangeefster zelf door de kamer gegooid.(eindnoot 33)
4.47. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een deur en een wasrek naar aangeefster heeft gegooid. Niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een tafeltje naar aangeefster heeft gegooid en aangeefster aan de haren heeft getrokken of haar keel heeft dichtgeknepen.
Feit 2
4.48. Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, nu uit de foto’s niet onomstotelijk blijkt dat daadwerkelijk spullen zijn vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt en overigens onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte dit feit heeft gepleegd.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 06/460252-08
1.
hij op 20 mei 2008 te Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres] 60, toebehorende aan Woningbouwvereniging Ons Huis en/of [slachtoffer 1] heeft vernield;
2.
hij op 20 mei 2008 te Apeldoorn [slachtoffer 1] (zijn vriendin) heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een betonschaar op duidelijk zichtbare wijze aan die [slachtoffer 1] getoond en
- met voornoemde betonschaar een ruit ingeslagen van de woning van die [slachtoffer 1] en
- daarbij deze [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd : "wil je dat ik gek word" en "zal ik eens echt gek doen" en "[voornaam slachtoffer 1], kutwijf, waar zit je";
3.
hij op één tijdstip omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 19 mei 2008 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer 1], met kracht bij de keel en de nek heeft vastgepakt en tegen haar lichaam heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] tegen een muur/deurpost is gevallen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4. B
hij op 5 maart 2008 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2]
- meermalen, op/tegen het hoofd heeft geslagen en gestompt en tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
5.
hij op 5 maart 2008 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk de achterklep van een bestelbus (merk Hyundai), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft beschadigd;
6.
hij op 2 juni 2008 te Apeldoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 565 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Parketnummer 06/460626-08
1.
hij op 24 december 2008 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1]:
- een deur op/tegen het hoofd heeft gegooid en
- een wasrek op/tegen het lichaam heeft gegooid
waardoor deze [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Parketnummer 06/460252-08
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken/wegmaken;
2. Bedreiging met zware mishandeling;
3. Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
4. Medeplegen van mishandeling;
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken/wegmaken;
6. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet.
Parketnummer 06/460626-08
1. Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
8 Strafbaarheid van de verdachte
8.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9 Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 180 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.
9.2 De raadsman heeft aangevoerd dat het belangrijk is dat verdachte de kans krijgt binnen een vrijwillig kader hulp te zoeken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte van het tenlastegelegde inzake parketnummer 06/460252-08 onder 4 primair en subsidiair onder A en, anders dan waartoe de officier heeft geconcludeerd, van het tenlastegelegde onder parketnummer 06/460626-08 onder 2, zal worden vrijgesproken. De op te leggen straf zal daarom enigszins lager uitvallen dan door de officier van justitie gevorderd.
9.5 Verdachte heeft zijn levensgezel in de veiligheid van haar eigen huis meerdere malen mishandeld en bovendien bedreigd. Dit zijn ernstige feiten, waardoor het slachtoffer letsel heeft opgelopen en waardoor haar angst is aangejaagd. Over het algemeen boezemt dit soort feiten veel angst in bij de slachtoffers van huiselijk geweld, vooral omdat het vertrouwen in de partner geschonden wordt en de slachtoffers zich in hun eigen huis niet meer veilig voelen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en vernieling. Deze door verdachte gepleegde strafbare feiten leveren niet alleen voor de slachtoffers, maar ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid op.
9.6 Ten nadele van verdachte weegt de rechtbank daarbij mee dat uit een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat verdachte reeds eerder terzake geweldsdelicten werd veroordeeld.
9.7 Tenslotte heeft verdachte thuis hennep aanwezig gehad. Die verboden stof vormt een risico voor de volksgezondheid en draagt bij aan de instandhouding van de criminaliteit die veelal met drugsgebruik gepaard gaat.
9.8 Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 170 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te vervangen door 85 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht.
10 Beslag
10.1 De in beslag genomen en nog niet teruggegeven betonschaar, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
11 Vorderingen tot schadevergoeding
11.1 De benadeelde partij [slachtoffer 2] (eindnoot 34) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 978,78,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, gevoegd in het strafproces.
11.2 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 500, aangezien de vordering voldoende onderbouwd is, maar het wel een bestelbus uit 1994 betreft. De officier van justitie heeft daarnaast de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
11.3 De raadsman heeft betoogd dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard of afgewezen dient te worden. De betreffende bestelbus is dermate oud dat het onwaarschijnlijk is dat de waarde van de bus hoger is dan het gevorderde bedrag. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van maximaal € 500,-.
11.4 Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden.
11.5 Het verweer dat de schade hoger is dan de waarde van de bestelbus, wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Voorts stelt de rechtbank voorop dat in gevallen als de onderhavige zaakschade, de hoogte van de schade abstract kan worden berekend. Gelet op het standpunt van de officier zal de rechtbank de hoogte van het bedrag waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is, rekening houdend met het bouwjaar van de betreffende bestelbus, schatten op € 500,- .
11.6 Voor zover verdachte bij zijn laatste woord ter terechtzitting heeft bedoeld een beroep te doen op verrekening van de schadevergoedingsvordering met de vordering die verdachte stelt op het slachtoffer te hebben, is de rechtbank van oordeel dat dit beroep niet kan slagen. Immers, een schuldenaar heeft ingevolge artikel 6:135 van het Burgerlijk Wetboek geen bevoegdheid tot verrekening indien de verplichting strekt tot vergoeding van schade die hij opzettelijk heeft toegebracht. Nu het tenlastegelegde onder 5 bewezen is verklaard, is tegelijkertijd bewezen verklaard dat verdachte de schade opzettelijk heeft toegebracht.
11.7 De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
12 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36f, 47, 91, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het inzake parketnummer 06/460252-08 onder 1, 2, 3, 4 subsidiair onder B, 5 en 6 en het inzake parketnummer 06/460626-08 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Parketnummer 06/460252-08
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken/wegmaken;
2. Bedreiging met zware mishandeling;
3. Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
4. Medeplegen van mishandeling;
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken/wegmaken;
6. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid van de Opiumwet.
Parketnummer 06/460626-08
1. Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
• veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 170 (honderdzeventig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 85 (vijfentachtig) dagen;
• beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
• verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven betonschaar;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] ([adres], rekeningnr. [nummer]), van een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit en voorts vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
• Heft op het – geschorste – bevel voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Hemrica en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roodenburg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 maart 2009.
Eindnoten
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen -verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0625/08-204269 van 22 mei 2008 en het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0630/08-202134 van 3 april 2008 voor wat betreft parketnummer 06/460252-08 en het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0625/08-210472 van 26 december 2008 voor wat betreft parketnummer 06/460626-08.
(2) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 35 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17.
(3) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 36-38 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 18-19.
(4) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17-19.
(5) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 39-40 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17.
(6) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17.
(7) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 99-103 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], doorgenummerde dossierpagina 40-41.
(8) Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 47, proces-verbaal sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpagina 66-69 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], doorgenummerde dossierpagina 41.
(9) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 104, proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], doorgenummerde dossierpagina 41 en proces-verbaal sporenonderzoek, doorgenummerde dossierpagina 66-69.
(10) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 11-12.
(11) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 3.
(12) Proces-verbaal NARCO-TEST (hennep).
(13) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 33-34 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 20-22.
(14) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 24 en proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 26.
(15) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 19-24.
(16) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17-19.
(17) Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], doorgenummerde dossierpagina 27-29.
(18) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 36-38.
(19) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 17.
(20) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 39.
(21) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], doorgenummerde dossierpagina 40-42.
(22) Proces-verbaal van verhoor [getuige 3], doorgenummerde dossierpagina 75-76.
(23) Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] wv [naam 2], doorgenummerde dossierpagina 78-79.
(24) Proces-verbaal van confrontatie in persoon, doorgenummerde dossierpagina 85 en proces-verbaal van confrontatie in persoon, doorgenummerde dossierpagina 87.
(25) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 96-97, proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 99-103 en verklaring van verdachte ter terechtzitting.
(26) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 104.
(27) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 14
(28) Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpagina 19-24.
(29) Fotobijlagen behorende bij aangifte, doorgenummerde dossierpagina 42-48.
(30) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 25.
(31) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 26.
(32) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 33-35.
(33) Verhoor van verdachte (rechtmatigheid van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling) op 27 december 2008.
(34) Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer 2] d.d. 21 augustus 2008.