RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460426-08
Uitspraak d.d.: 25 maart 2009
Tegenspraak – dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1960],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Raadsman: mr. De Jonge.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 maart 2009.
Nadat ter terechtzitting de tenlastelegging is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2008 te Harderwijk opzettelijk en met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen,
althans eenmaal (met kracht) met een hamer op het hoofd, althans het lichaam,
van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij op of omstreeks 28 augustus 2008 te Harderwijk opzettelijk [slachtoffer] van
het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een hamer op het hoofd, althans
het lichaam geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij op of omstreeks 10 mei 2008 in de gemeente Harderwijk
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de CAD Harderwijk, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2001
tot en met 1 mei 2007 in de gemeente Harderwijk (telkens) opzettelijk mishandelend mevr.
[slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, (met kracht) een voorwerp (een kop van
een beeld) tegen het lichaam heeft gegooid, en/of meermalen, althans éénmaal,
(met een krant) op/tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 augustus
2007 tot en met 6 september 2007 in de gemeente Harderwijk (telkens) opzettelijk
mishandelend [slachtoffer]
- een bloempot en/of een stronk aarde op/tegen het lichaam van die [slachtoffer]
heeft gegooid en/of geworpen en/of
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal met gebalde vuist(en) en/of vlakke
hand(en) op/tegen de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
gestompt en/of
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht van die [slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
Op 28 augustus 2008 om 17:37 werd door een persoon, genaamd [verdachte], bij de Regionale Meldkamer te Apeldoorn gemeld dat [slachtoffer] om het leven was gebracht.(eindnoot 2) In de woning [adres] te Harderwijk werd het levenloze lichaam van een vrouw aangetroffen.(eindnoot 3) Het slachtoffer was op een niet natuurlijke wijze overleden.(eindnoot 4) Uit onderzoek bleek dat het slachtoffer geïdentificeerd kon worden als [slachtoffer].(eindnoot 5)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. Verdachte heeft meerdere, gedetailleerde, bekennende verklaringen afgelegd. Verdachte is pas na twee maanden teruggekomen op deze verklaringen. Aan deze intrekking dient geen waarde gehecht te worden. Ten eerste is de intrekking niet stellig, verdachte heeft verklaard dat hij het zich niet meer kan herinneren. Daarnaast blijkt uit de bekennende verklaringen van verdachte daderwetenschap en komen de aangetroffen bloedsporen overeen met hetgeen blijkt uit zijn bekennende verklaringen en niet met zijn ontkennende verklaring. De verklaring van verdachte, dat hij de hamer op de grond zag liggen toen hij thuiskwam, wordt ook niet ondersteund door enig bewijsmiddel. Er zijn naar oordeel van de officier van justitie geen sporen aangetroffen die erop wijzen, dat iemand anders dan verdachte betrokken was bij het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat er sprake is van voorbedachte rade. Verdachte heeft meerdere momenten gehad waarop hij kon terug komen op het door hem voorgenomen besluit om het slachtoffer van het leven te beroven.
4.2. De officier van justitie heeft ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten geconcludeerd tot een bewezenverklaring. De officier van justitie heeft aangevoerd dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de aangiftes en de bekennende verklaringen van verdachte.
C. Standpunt van de verdediging
4.3. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde het volgende aangevoerd. Verdachte was op het moment van het bellen met 112 onder invloed en in paniek. Hij had, zoals ter terechtzitting door hem is aangevoerd, mede de schijn tegen zich omdat hij reeds eerder is veroordeeld voor een poging doodslag begaan met een hamer. In paniek heeft verdachte daarom de hamer verstopt. Vanwege het feit dat verdachte de schijn tegen zich had en omdat hij onder invloed was heeft hij in eerste instantie een bekennende verklaring afgelegd. Hierbij heeft verdachte ook aangevoerd dat de verhoren sturend waren en hij zich wilde conformeren aan de verwachtingen van de verbalisanten.
Verdachte heeft in het huis van bewaring geen methadon meer gebruikt en, nu hij weer helder kan nadenken, trekt hij zijn bekennende verklaringen in. Verdachte heeft het ten laste gelegde niet begaan. Niet uitgesloten is dat een derde het feit heeft begaan.
De verdediging heeft tevens aangevoerd, indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde wel heeft begaan, dat er geen sprake is geweest van voorbedachte rade.
4.4. Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aanvullend aangevoerd dat de ten laste gelegde periode te ruim is genomen en slechts 29 en 30 april 2007 bewezen kunnen worden.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.5. De rechtbank acht voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Op 28 augustus 2008 om 17:37 werd door een persoon, genaamd [verdachte], bij de Regionale Meldkamer te Apeldoorn gemeld dat [slachtoffer] om het leven was gebracht. Hierbij heeft de beller (verdachte) verteld dat hij haar de hersenen heeft ingeslagen.(eindnoot 6)
Bij zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte het volgende verklaard. Verdachte heeft een relatie gehad met [slachtoffer]. Op 28 augustus 2008 was [slachtoffer] bij verdachte thuis. Verdachte ging die dag naar de coffeeshop [naam coffeeshop] om softdrugs te halen. Na een woordenwisseling met [naam A] keerde verdachte zonder de softdrugs naar huis. Nadat verdachte bij zijn woning was aangekomen, heeft hij bij het gereedschap naar een hamer gezocht. Verdachte heeft volgens zijn verklaring naar een hamer gezocht, omdat hij had besloten dat er een einde moest komen aan het leven van [slachtoffer]. Als verklaring voor zijn besluit heeft verdachte aangegeven dat hij er niet mee kon omgaan dat [slachtoffer] een relatie had met [naam A].(eindnoot 7) De hamer lag in een emmer met ander gereedschap in een kast tegenover de slaapkamer.(eindnoot 8) Bij het zoeken naar de hamer heeft verdachte opmerkingen gemaakt over het wiel van zijn fiets, omdat [slachtoffer] het geluid van het gereedschap kon horen.(eindnoot 9)
[slachtoffer] lag op dat moment in de slaapkamer. Ze lag op haar rechterkant in een slaaphouding. Verdachte liep om het bed naar haar toe, met de hamer verborgen achter tassen bier. Verdachte was blij dat [slachtoffer] er was, omdat hij haar anders niet dood kon maken. Nadat verdachte bij het bed stond heeft hij met de hamer op de achterkant van haar schedel geslagen. Vervolgens heeft hij haar ook aan de voorkant geslagen. Nadat hij [slachtoffer] had geslagen heeft hij de hamer meegenomen en is hij naar buiten gelopen. Verdachte heeft vervolgens de hamer verstopt in een put op de parkeerplaats tegenover supermarkt De Boer.(eindnoot 10)
Op het lichaam van [slachtoffer] is sectie verricht. Bij de sectie waren er tekenen van inwerking van zeer heftig, uitwendig, mechanisch, botsend en deels kantig geweld op het hoofd. Het geweld was bij leven toegebracht. Gezien de kenmerken van een aantal van deze letsels waren zij toegebracht door een betrekkelijk klein, vlak en waarschijnlijk rond voorwerp. Het aangetroffen letsel past bij letsel toegebracht met behulp van een hamerkop. De letsels hebben geleid tot ernstig bloedverlies. De tekenen van inademing van bloed en het longoedeem waren het gevolg van de letsels aan het hoofd en geven aan dat het slachtoffer nog enige tijd na het oplopen van de letsels heeft geleefd. De conclusie van het onderzoek is dat het overlijden van het slachtoffer volledig verklaard kan worden door ernstige schedel- en hersenletsels en de daardoor opgetreden uitval van de hersenfuncties.(eindnoot 11)
Nadat verdachte had verklaard over de locatie waar hij de hamer had verstopt, werd deze op de door verdachte beschreven plaats in een afvoerpunt aangetroffen. Gezien vanuit de voorgevel van de Super de Boer aan de Nassaulaan te Harderwijk lag de genoemde plastictas in de afvoerput, schuin-rechts vanaf de voorgevel van de Super de Boer. De plastictas, met daarin een chroomkleurige hamer met zwart handvat werd veiliggesteld voor onderzoek.(eindnoot 12) Uit het onderzoek naar biologische sporen DNA-onderzoek blijkt dat op de hamer DNA-sporen aanwezig waren van het slachtoffer [slachtoffer].(eindnoot 13)
4.6. De rechtbank hecht geen waarde aan de intrekking van de bekennende verklaringen door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de huidige ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig en onjuist is. Naar oordeel van de rechtbank zijn de bekennende verklaringen van verdachte naar waarheid afgelegd. De rechtbank gebruikt deze verklaringen dan ook om tot een bewezenverklaring te komen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft na zijn daad met het alarmnummer 112 gebeld. Uit het uitgewerkte proces-verbaal van deze melding (eindnoot 14) blijkt dat verdachte direct bekend heeft dat hij het slachtoffer meerdere malen met een hamer heeft geslagen. Hiertoe bestond op dat moment nog generlei aanleiding, verdachte heeft uit zichzelf de bekennende verklaring afgelegd. Dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, de schijn tegen zich zou hebben, was op dat moment nog niet aan de orde. Verdachte heeft ter terechtzitting en de door hem aan de rechtbank gestuurde brieven ook verklaard dat de bekennende verklaringen onder meer vanwege de verhoormethode, sturende vragen en de door de verbalisanten uitgeoefende druk heeft afgelegd. Uit de ter terechtzitting getoonde videobeelden van het verhoor en het uitgewerkte verslag (eindnoot 15) blijkt naar oordeel van de rechtbank niets van de door de verdachte gestelde sturende vragen of op hem uitgeoefende druk. Naar oordeel van de rechtbank heeft verdachte in alle vrijheid zijn (bekennende) verklaringen afgelegd.
Tevens geeft verdachte in zijn bekennende verklaringen blijk van daderwetenschap. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het slachtoffer eerst met de hamer op de achterkant van haar hoofd heeft geslagen en vervolgens op de voorkant heeft geslagen.(eindnoot 16) Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij om het bed is gelopen, naar de kant waar het slachtoffer lag, vanaf het voeteneinde gezien, aan de rechterkant van de matras. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer (half/rechtop) zat ten tijde van het toebrengen van de eerste slagen op het achterhoofd.(eindnoot 17) Deze verklaring van verdachte past in het aangetroffen passieve bloedspattenbeeld op het voeteneinde van de matras en op het aangrenzende dekbed. Het aan de linkerzijde van het slachtoffer georiënteerde bloedspattenbeeld ondersteunt ook de voornoemde verklaring van verdachte. De resultaten van het bloedspoorpatroon en DNA-onderzoek ondersteunen de verschillende door de verdachte verklaarde geweldshandelingen en de afzonderlijke locaties waar deze handelingen hebben plaatsgehad. Dit betekent dat de resultaten van de onderzoeken kunnen worden verklaard door de op 28 en 29 augustus en 9 september 2008 afgelegde verklaringen van verdachte.(eindnoot 18)
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte, dat hij het slachtoffer reeds met het dodelijke letsel aantrof en dat het bloed op zijn kleding is terechtgekomen doordat hij het slachtoffer rechtop heeft proberen te zetten, komt niet overeen met het aangetroffen bloedspoorpatroon. Op de voorzijde van het lichaam zijn geen bloedsporen aangetroffen die passen bij het vooroverkomen van het bovenlichaam nadat het letsel is toegebracht.(eindnoot 19) Ook zijn er geen sporen aangetroffen waaruit kan blijken dat de hamer op de grond heeft gelegen, waar verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, deze heeft aangetroffen. Op de vloerbedekking zijn geen contact- c.q. veegsporen van bloed aangetroffen. Onder de aanname dat de hamer(kop) bebloed is geweest en het neerleggen fysiek contact heeft gemaakt met de vloer, wordt deze verklaring van verdachte niet ondersteund door de resultaten van het onderzoek.(eindnoot 20)
Verder is er in het dossier geen, al dan niet technisch, bewijs aanwezig waaruit de betrokkenheid van een ander persoon blijkt.
4.7. Het verweer van de raadsvrouw dat geen sprake zou zijn geweest van voorbedachte rade bij verdachte wordt verworpen. Gelet op de verklaringen, zoals door verdachte op 28 en 29 augustus en 9 september 2008 bij de politie afgelegd, blijkt dat verdachte op het moment van terugkomst uit de coffeeshop een besluit heeft genomen om het slachtoffer te doden en daartoe een hamer heeft gepakt en haar vervolgens meerdere malen op haar hoofd heeft geslagen, totdat zij dood was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg en dat mitsdien sprake was van voorbedachte rade.
4.8. De rechtbank acht voor het bewijs van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- proces-verbaal van aangifte van [naam B];(eindnoot 21)
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer];(eindnoot 22)
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer];(eindnoot 23)
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 augustus 2008 te Harderwijk opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met kracht met een hamer op het hoofd, van die [slachtoffer] geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij op 10 mei 2008 in de gemeente Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan de CAD Harderwijk heeft vernield;
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2001 tot en met 1 mei 2007 in de gemeente Harderwijk telkens opzettelijk mishandelend mevr. [slachtoffer] éénmaal, met kracht een kop van een beeld tegen het lichaam heeft gegooid en meermalen, met een krant tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op tijdstippen in de periode van 29 augustus 2007 tot en met 6 september 2007 in de gemeente Harderwijk telkens opzettelijk mishandelend [slachtoffer]
- een stronk aarde tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid en
- met kracht meermalen, althans eenmaal met gebalde vuisten en/of vlakke
handen op/tegen de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
gestompt en/of
- (met kracht) meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht van die [slachtoffer]
heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4: mishandeling, meermalen gepleegd.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en maatregel
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van de tijd door verdachte doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS-maatregel) met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Tevens heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om op grond van artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht, in samenhang met artikel 43, tweede lid van de Penitentiaire maatregel, te adviseren dat de maatregel van terbeschikkingstelling pas zal aanvangen nadat verdachte tweederde van zijn gevangenisstraf heeft uitgezeten.
9.2 Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft op een koude, berekende manier en met grof geweld een eind gemaakt aan het leven van [slachtoffer]. Met deze daad heeft verdachte getoond geen respect te hebben voor het leven van een ander en waarbij hij heeft laten zien dat hij in staat is één van de gruwelijkste misdrijven te plegen die men zich kan voorstellen. Na de dood van het slachtoffer blijft verdachte zich op een respectloze en grove wijze uitlaten over het slachtoffer.
9.3 Uit de rapportages van de psycholoog en psychiater blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Ook komt uit de rapportages naar voren dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en dat er sprake is van langdurige verslavingsproblematiek. De deskundigen zijn het erover eens dat er sprake is van een hoog recidiverisico. Aan alle wettelijke vereisten voor de oplegging van de TBS-maatregel is voldaan.
9.4 De verdediging heeft gesteld dat verdachte zich kan vinden in de adviezen van de psycholoog en psychiater. Ter hoogte van de straf heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
9.5 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.6 De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal misdrijven, waarbij het onder 1 bewezen verklaarde een moord betreft. Verdachte heeft op zeer geweldadige wijze het slachtoffer [slachtoffer] van het leven beroofd. Verdachte heeft met een hamer meerdere malen met kracht op het hoofd van het slachtoffer geslagen, waardoor hij haar de schedel heeft ingeslagen. Uit het sectierapport blijkt dat het slachtoffer niet direct na de eerste klap is overleden, maar nog enige tijd heeft geleefd. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat voor het slachtoffer de laatste momenten van haar leven een verschrikking moeten zijn geweest. De wijze waarop verdachte het slachtoffer van het leven heeft beroofd moet ook voor de nabestaanden een afschuwelijk schrikbeeld zijn.
9.7 Met zijn daad heeft de verdachte laten zien dat hij in staat is om een van de ernstigste misdrijven te begaan. Dit misdrijf, het benemen van iemands leven, is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, te weten het recht op leven. De nabestaanden van het slachtoffer is met deze daad een onherstelbaar leed aangedaan, hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van de dochter van het slachtoffer.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de maatschappelijke gevolgen. Een brute moord als door verdachte gepleegd draagt bij aan de in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens.
9.8 De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat hij geen verantwoording wil nemen voor zijn daden. Na meerdere bekennende verklaringen te hebben afgelegd heeft verdachte deze proberen in te trekken. Uit deze ontkennende verklaringen, waaronder ook de verklaring die verdachte heeft afgelegd ter terechtzitting, leidt de rechtbank af dat verdachte zich heeft gerealiseerd wat de mogelijke gevolgen voor hem kunnen zijn. Naar oordeel van de rechtbank probeert verdachte door thans het onder 1 bewezen verklaarde te ontkennen zich te ontrekken aan de gevolgen van zijn daden. Ook laat verdachte op geen enkele wijze blijken spijt te hebben van zijn daden. Bovendien heeft verdachte zich na het gebeuren beledigend uitgelaten over het slachtoffer, hetgeen pijnlijk voor haar nabestaanden moet zijn.
9.9 Bij de oplegging van de na te melden straf en maatregel heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met de rapportages van de psychiater en de psycholoog.
Uit het rapport uitgebracht door psychiater M. Drost d.d. 3 december 2008, blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Tevens bestaat er een ziekelijk stoornis in de zin van ernstige en langdurige verslavingsproblematiek aan verschillende middelen. Ten tijde van het ten bewezen verklaarde was deze stoornissen aanwezig en beïnvloede deze de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte was boos op het slachtoffer, omdat zij hem gekrenkt had. De krenking werd vervolgens uitgeageerd op een manier waarin de antisociale kant van verdachte te herkennen is. Het voorafgaande middelengebruik had daarbij een ontremmende werking, maar was van secundair belang ten opzicht van de effecten van de persoonlijkheidspathologie. Gelet op het hiervoor overwogene, dient verdachte ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd te worden.
De antisociale persoonlijkheidsstoornis houdt onder meer in dat verdachte weinig voeling heeft met wat zijn gedrag voor anderen betekent. Hij is impulsief, in het bijzonder als hij gekrenkt wordt, en laat zich nauwelijks leiden door morele overwegingen. Het gaat hem om de korte termijn bevrediging, dan wel het onmiddellijk willen opheffen van onaangename gevoelens. Er is een voorgeschiedenis van conflictueuze en onstabiele partnerrelaties, waarin verdachte meermalen tot fysiek geweld is gekomen, ook al bagatelliseert hij dat. Ook buiten de partnerrelaties ageert verdachte uit als hem iets niet bevalt. Hij heeft daarbij geen oog voor zijn aandeel in de conflicten, maar bagatelliseert zijn gedrag en legt de schuld bij anderen. Door dit gebrek aan zelfreflectie leer hij niet van zijn ervaringen. De kans dat dit gedragspatroon zich voortzet is zeer groot. Door het langdurige middelengebruik treedt verdere ontremming op bij het uitageren van onlustgevoelens, waardoor de kans op een agressief gedragspatroon nog verder toeneemt.
Gelet op de kans op herhaling van gewelddadig gedrag in het algemeen en in de partnerrelatie in het bijzonder, samenhangend met de pathologie van verdachte, is het voor de recidivebeperking van groot belang dat de verslavingsproblematiek grondig behandeld wordt. Tevens is van belang dat verdachte conflicten en krenkingen op een adequatere manier leert hanteren dan door het gebruik van geweld. De voorgeschiedenis in het verleden maakt het echter onwaarschijnlijk dat verdachte zich aan gestelde voorwaarden zal houden, zelfs als het mogelijk zou zijn een instelling te vinden die hem in een voorwaardelijk kader zou willen accepteren. Een behandeling zal derhalve moeten plaatsvinden in een verplicht kader.
Op grond hiervan adviseert psychiater M. Drost om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
Uit het rapport uitgebracht door psycholoog S. Labrijn d.d 4 december 2008, blijkt, zakelijk weergegeven, het volgende.
Verdachte is lijdend aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en er is sprake van ernstige verslavingsproblematiek. Er is een samenhang tussen de ernstige persoonlijkheidsstoornis, de verslavingsproblematiek en het bewezen verklaarde. Vanwege de narcistische kenmerken is verdachte gevoelig voor een narcistische krenking. Hij kan het niet verkroppen als een partner een ander boven hem verkiest. Evenmin kan hij verkroppen dat een vrouw, aan wie hij zich verbonden voelt, autonoom keuzes maakt en een eigen leven opbouwt. Vanuit de narcistische behoefte aan macht en bevestiging van zijn meerderwaardigheidsgevoelens eiste verdachte dat het slachtoffer beschikbaar was voor hem en was er sprake van pathologische jaloezie als het slachtoffer haar eigen weg ging. Het agressiepotentieel is hoog vanwege de persoonlijkheidsstoornis. Bij verdachte lijkt sprake te zijn van een (narcistische) gepreoccupeerdheid met gezondheid en ziekte, hetgeen een instabiel zelfgevoel representeert. Ziekte is evenals verlatingbedreigend voor het gebrekkig ontwikkelde identiteitsgevoel. Vanwege de persoonlijkheidsstoornis is er een onvermogen adequaat met spanningen om te gaan. Spanning bouwt zich op, wordt slecht verdragen en kan zich gezien de persoonlijkheidsstoornis relatief gemakkelijk resulteren in agressieve acting out. Alcoholmisbruik zal daarbij drempelverlagend hebben gewerkt. Vanwege de lacunair ontwikkelde gewetensfunctie zal de betrokkene relatief gemakkelijk kiezen voor criminele (antisociale) oplossingen voor zijn problemen.
Verdachte heeft reeds eerder soortgelijk geweld gebruikt en er is sprake geweest van mishandeling in de relatie. Verdachte heeft zeer veel (kortdurende) relaties gehad en er zijn problemen in het arbeidsverleden. Er is sprake van een forse verslavingsproblema-tiek. Bij verdachte is daarnaast sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een gebrek aan zelfinzicht en zelfkritiek. Verdachte is niet gemotiveerd om mee te werken aan een behandeling. Op grond van deze negatieve indicatoren is de kans op recidive in relaties hoog.
Betrokkene werd ten tijde van het bewezen verklaarde significant beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de persoonlijkheidsstoornis en het middelengebruik. Ten tijde van het bewezen verklaarde was verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psychische problematiek is fors en ernstig. De behandelbaarheid is moeizaam, de prognose is ongunstig. Slechts met langdurige, intensieve behandeldruk in een klinische setting, waarbij de setting bestand dient te zijn tegen ageergedrag van verdachte, is er een kans dat verdachte winst boekt ten aanzien van de persoonlijkheidsstoornis. Er is bij de verdachte weinig sprake van ziektebesef. Hij heeft zelf weinig last van zijn psychische problematiek, maar schrijft de oorzaak van problemen toe aan anderen. De interne motivatie om te veranderen is hierdoor gering. De combinatie van ernstige stoornis, ernstig delict met hoog recidivegevaar, een behandelmotivatie die hoofdzakelijk extern bepaald is, leidt tot het advies de verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen.
9.10 De rechtbank kan zich in de conclusies van de voornoemde deskundigen vinden en maakt deze conclusies dan ook tot de hare.
9.11 Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van negen jaren, met aftrek van de tijd door verdachte doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde, zijnde een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege aan verdachte opleggen. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit vonnis een advies in de zin van artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht op te nemen omtrent het tijdstip waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient aan te vangen.
10. In beslag genomen voorwerpen
10.1 De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen op het volgende standpunt gesteld. De in beslag genomen voorwerpen, zijnde sporendragers, dienen in het bezit te blijven van de politie. De in beslag genomen huissleutel dient verbeurdverklaard te worden, omdat het slot van de woning is vervangen. De overige voorwerpen kunnen terug naar de rechtmatige eigenaren. .
10.2 De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3 Naar oordeel van de rechtbank verzet het strafvorderlijk belang zich tegen de teruggave van de voorwerpen die door de officier van justitie als sporendrager zijn aangeduid. Deze voorwerpen dienen naar oordeel van de rechtbank in het bezit te blijven van de politie.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde, danwel aan de na te noemen rechthebbende. De in beslag genomen huissleutel zal door de rechtbank verbeurd worden verklaard, nu het slot waarbij deze sleutel hoort is vervangen.
11. Vorderingen tot schadevergoeding
11.1 De benadeelde partij [naam C] heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 2.971,54, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2008,gevoegd in het strafproces.
11.2 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering redelijk en billijk is en in zijn geheel dient te worden toegewezen.
11.3 De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
11.4 Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden voor ten minste het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. De verdachte is voor de schade
- naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
12. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd benadeelde partij.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 289, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 3: mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4: mishandeling, meermalen gepleegd;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
• verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- het voorwerp vermeld onder nummer 2 op de als bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
• gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- de voorwerpen vermeld onder de nummers 1, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27 en 41 op de als bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van inbeslaggenomen voorwerpen;
• gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende [naam C], te weten:
- de voorwerpen vermeld onder de nummers 6 en 26 op de als bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen;
• gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende [naam D], te weten:
- de voorwerpen vermeld onder de nummers 6 en 26 op de als bijlage bij dit vonnis gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[naam C] ([adres], bankrekening [nummer]), van een bedrag van € 2.971,54,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2008 tot de dag van algehele voldoening en betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam C] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 2.971,54, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 39 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Krijger, voorzitter, mrs. Gilhuis en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2009.
Eindnoten
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen- verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal, nr. PL0610/08-207331, gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier van politie Team Recherche, District Noord-West Veluwe, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, op 7 oktober 2008, tenzij anders vermeld.
(2) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina’s 69 en 70.
(3) Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpagina 7.
(4) Verslag gemeentelijke lijkschouwer (schriftelijk bescheid), doorgenummerde dossierpagina 90.
(5) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina 113 en proces-verbaal van verhoor [naam E], doorgenummerde dossierpagina 114.
(6) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina’s 69 en 70.
(7) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 330 en 331.
(8) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 368.
(9) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 375.
(10) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina’s 331 en 332.
(11) Deskundigenrapport, Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 september 2008, los opgenomen bijlage bij het voornoemd stamproces-verbaal.
(12) Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 79.
(13) Deskundigenrapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 1 december 2008, los opgenomen bijlage bij het voornoemd stamproces-verbaal, pagina 38. Het voornoemde deskundigenrapport is abusievelijk gedateerd op 1 december 2007. De rechtbank leest de datum, gelet op de datum van de DNA-opdracht van 11 september 2008 en in samenhang met overige bewijsmiddelen, verbeterd als 1 december 2008.
(14) Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpagina’s 71 t/m 74.
(15) Uitgewerkt verslag van verhoor, doorgenummerde dossierpagina’s 333 t/m 366.
(16) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 332.
(17) Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpagina 375.
(18) Deskundigenrapport bloedspoorpatroononderzoek d.d. 15 december 2008, los opgenomen bijlage bij het voornoemd stamproces-verbaal, pagina’s 36 t/m 39.
(19) Deskundigenrapport bloedspoorpatroononderzoek d.d. 15 december 2008, los opgenomen bijlage bij het voornoemd stamproces-verbaal, pagina 38.
(20) Deskundigenrapport bloedspoorpatroononderzoek d.d. 15 december 2008, los opgenomen bijlage bij het voornoemd stamproces-verbaal, pagina 38.
(21) Proces-verbaal van aangifte van [naam B], als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal, nr. PL0612/08-204540, gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent van Team Harderwijk, regiopolitie Noord-Oost Gelderland, op 9 juni 2008.
(22) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal, nr. PL0612/07-205820, gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent van Team Recherche, district Noord-West Veluwe, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, op 18 juli 2007.
(23) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte stamproces-verbaal, nr. PL0612/07-208130, gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent van politie Team Ermelo-Putten, district Noord-West Veluwe, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, op 31 oktober 2007.