RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801540-06
Uitspraak d.d.: 25 maart 2009
Tegenspraak – dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1981],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. Polderman.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 maart 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 17 april 2006
te Hierden, althans in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een haventerrein (gelegen aan de Ruimelsweg) heeft
weggenomen (vanaf een boot) een buitenboordmotor en/of een stuur met console
en/of een afstandsbediening en/of een starter, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de nacht van 02 februari 2006 op 03 februari 2006 te
Biddinghuizen, althans in de gemeente Dronten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit (sta)caravan (op de Flevostrandcamping gelegen aan de
Strandweg) heeft weggenomen een (zilverkleurige) videorecorder, merk Philps
en/of een herenbroek en/of een (beige) badtas in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de nacht van 02 februari 2006 op 03 februari 2006 te
Biddinghuizen, althans in de gemeente Dronten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een (sta)caravan (op de Flevostrandcamping gelegen aan de
Strandweg) heeft weggenomen een gereedschapskist en/of een (Waterman) balpen
en/of een zwarte leren jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
hij in of omstreeks de nacht van 2 februari 2006 op 03 februari 2006 te
Biddinghuizen, althans in de gemeente Dronten, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een (sta)caravan (op de Flevostrandcamping gelegen aan de Strandweg)
weg te nemen geld en/of goederen, althans enig goed van zijn/hun gading,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang
tot de (sta)caravan te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of
goederen, althans enig goed van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen
- een raam geforceerd en/of
- in de (sta)caravan meerdere, althans een deur(en) van meerdere, althans een
ruimte(s) geopend en/of daar rondgekeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij in of omstreeks de nacht van 2 februari 2006 op 03 februari 2006 te
Biddinghuizen, althans in de gemeente Dronten, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
een raam(kozijn), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van het openbaar ministerie
4.1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangifte en de verklaringen van [naam A], [naam B] en
[naam C]. Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de aangiftes en de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
B. Standpunt van de verdediging
4.2. Door de verdediging is gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe is aangevoerd dat enkel de door
[naam A] afgelegde verklaring belastend is voor verdachte. De enkele verklaring van [naam A] is naar het oordeel van de verdediging onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Tevens is de verklaring onbetrouwbaar, omdat [naam A], vanwege een ruzie tussen hem en verdachte, een motief heeft gehad om een onjuiste en voor verdachte belastende verklaring af te leggen.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden op grond van de door verdachte ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring en de overige aanwezige bewijsmiddelen.
C. Beoordeling door de rechtbank
4.3. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Door verdachte is het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting ontkent. De enige verklaring waarmee de rechtstreekse betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde feit kan worden bewezen, is de verklaring van [naam A]. Genoemde [naam A] is zelf ook verdachte geweest van het ten laste gelegde feit, daarom dient er een zekere mate van terughoudendheid te worden betracht bij het gebruik van diens verklaring voor het bewijs. Vanwege deze omstandigheid en mede gelet op de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij en [naam A] ruzie hebben gehad, is naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat [naam A] er enig belang bij heeft gehad om verdachte onjuist te beschuldigen van het ten laste gelegde feit. Voor het bewijs van de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde kan daarom niet worden volstaan met de enkele verklaring van [naam A].
Nu de directe betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit geen ondersteuning vindt in de overige, in het dossier, aanwezige verklaringen is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte daarom dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.4. De rechtbank acht voor het bewijs voor de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten voorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal ambtelijk verslag; (eindnoot 1)
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B]; (eindnoot 2)
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C];(eindnoot 3)
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D];(eindnoot 4)
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 02 februari 2006 op 03 februari 2006 te Biddinghuizen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een stacaravan op de Flevostrandcamping gelegen aan de Strandweg heeft weggenomen een zilverkleurige videorecorder, merk Philips en een herenbroek en een beige badtas toebehorende aan [slachtoffer B], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
hij in de nacht van 02 februari 2006 op 03 februari 2006 te Biddinghuizen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een stacaravan op de Flevostrandcamping gelegen aan de Strandweg heeft weggenomen een gereedschapskist en een Waterman balpen en een zwarte leren jas toebehorende aan
[slachtoffer C], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
hij in de nacht van 2 februari 2006 op 03 februari 2006 te Biddinghuizen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een stacaravan op de Flevostrandcamping gelegen aan de Strandweg weg te nemen geld en/of goederen, toebehorende aan [slachtoffer D] en zich daarbij de toegang tot de stacaravan te verschaffen door middel van braak en inklimming, met zijn mededader,
- een raam geforceerd en
- in de stacaravan meerdere deuren van meerdere ruimtes geopend en daar rondgekeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 4 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf weken voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer het volgende aangevoerd. Verdachte heeft een aanzienlijk strafblad en is reeds eerder veroordeeld tot gevangenisstraffen. Nu verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken, zijn leven op orde heeft gekregen kan volstaan worden met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, mede om de positieve ontwikkelingen niet te doorbreken. Tevens is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
9.2 De verdediging heeft gesteld dat verdachte zijn leven heeft gebeterd. Verdachte heeft zich na zijn laatste veroordeling onthouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.
De positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte lijken een definitieve omslag in zijn leven te hebben veroorzaakt. Het risico op recidive is dan ook zeer gering. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is, gelet op de positieve ontwikkelingen in het leven, een te zware straf. Naar oordeel van de verdediging kan volstaan worden met een voorwaardelijke werkstraf.
9.3 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 Bij de oplegging van de straf houdt de rechtbank in het bijzonder rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zijn leven aanzienlijk heeft gebeterd en er, gelet op deze ontwikkelingen, slechts een geringe kans op recidive bestaat. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf, ten einde de positieve ontwikkelingen niet te doorbreken. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat de bewezen klaarde feiten al ruim drie jaar geleden hebben plaatsgevonden.
10 Vorderingen tot schadevergoeding
10.1 De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.774,12 gevoegd in het strafproces.
10.2 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijke dient te worden toegewezen.
10.3 De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
10.4 De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken voor het onder 1 ten laste gelegde feit.
11 Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 4 primair: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 30 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen;
• bepaalt, dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mr. Gilhuis, voorzitter, mrs. Krijger en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2009.
(1) Proces-verbaal ambtelijk verslag, gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent van politie Noord- en Oost Gelderland, Team Harderwijk, op 8 februari 2006, pagina’s 252 en 253.
(2) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], gesloten en ondertekend door [verbalisant], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Flevoland, basiseenheid Dronten, op 6 februari 2006, pagina’s 239 t/m 241.
(3) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C], gesloten en ondertekend door [verbalisant], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Flevoland, basiseenheid Dronten, op 7 februari 2006, pagina’s 303 t/m 306.
(4) Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D], gesloten en ondertekend door [verbalisant], hoofdagent van politie Flevoland, basiseenheid Dronten, op 7 februari 2006, pagina’s 296 t/m 298.