RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460193-08 en 06/850015-09
Uitspraak d.d.: 3 april 2009
tegenspraak / oip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1966],
postadres te [adres].
Raadsvrouw mr. M. de Jonge, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 februari en 20 maart 2009.
2. Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting van 20 februari 2009 heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460493-08 en 06/850015-09 tegen verdachte aangebrachte zaken.
3. Ter terechtzitting gegeven voornemen van de officier van justitie
Ter terechtzitting van 20 maart 2009 heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 maart 2009 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Inzake parketnummer 06/460493-08
1.
hij, op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 april 2008 tot en met 29 september 2008 te Zutphen en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (in een pand aan de [adres]) een groot aantal hennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde
lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, op of omstreeks 30 september 2008 te Zutphen en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
17.181 hennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan en/of (in totaal) ongeveer 670 (moeder)hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Inzake parketnummer 06/850015-09
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 11 april 2008 tot en met
30 september 2008 te Zutphen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit/stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Continuon Netbeheer NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
5. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
6.1 Uit het dossier (eindnoot 2) blijkt dat op 11 september 2008 de wijkagent (eindnoot 3) van een medewerker
van de gemeente hoorde dat hij van een anonieme melder had vernomen dat de loods op de [adres] weer was verhuurd en dat daar ’s avonds ‘ongure types’ zouden rondlopen. De melder had ook gezien dat men daar met bakken zand en plantjes liep. Op grond daarvan had hij het idee dat in de loods een hennepkwekerij was gestart.
De wijkagent heeft deze informatie doorgegeven aan de collega’s die zich met de opsporing van drugsdelicten bezig hielden.
Op 12 september 2008 is een politieambtenaar(eindnoot 4) naar aanleiding van de melding van een mogelijke hennepkwekerij aan de [adres] te Zutphen, langs het pand gereden.
Op het terrein voor de loods, achter een hekwerk, zag hij een groene Peugeot staan, welke auto bij navraag bij de regionale meldkamer op naam bleek te zijn gesteld van
[naam 1] te Deventer.
Deze persoon bleek bij raadpleging van de herkenningssystemen (eindnoot 5) antecedenten te hebben op het gebied van de Opiumwet.
Telefonische informatie bij de Kamer van Koophandel wees uit dat de loods werd gehuurd door een bedrijf genaamd [naam bedrijf], met als eigenaar [naam 2] en gevolmachtigde [naam 1]. Beide personen waren aanwezig geweest bij de inschrijving bij de kamer van Koophandel en hadden daar een kopie van hun legitimatiebewijs achtergelaten.
Door de afdeling technische ondersteuning werd op verzoek van de betrokken politieambtenaren een warmtemeting gedaan op de bewuste loods. Uit de warmtemeting bleek dat de loods een positief beeld te zien gaf.
Op 30 september 2008 werd op grond daarvan om 09.50 uur een onderzoek (eindnoot 6) ingesteld in de loods terzake vermoedelijke overtreding van de Opiumwet, waarbij een volledig ingerichte en in werking zijnde hennepstekkerij werd aangetroffen en vijf personen werden aangehouden (eindnoot 7) , te weten verdachte, [medeverdachte 1], [naam 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3].
Het pand werd betreden door een zijdeur te forceren.
Achter in de loods werden 17.181 stekken van hennepplanten en 670 moederplanten aangetroffen, alsmede allerlei goederen die bestemd waren om hennepstekken in te pakken en te vervoeren. De mannen werden aangehouden terzake van overtreding van de Opiumwet.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
6.2 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De officier van justitie heeft zich daarbij vooral gebaseerd op het aantreffen van de hennepkwekerij door de politie in de loods aan de [adres] te Zutphen en de verklaringen die verdachte en andere in die loods aanwezige personen hebben afgelegd. Op basis daarvan komt de officier van justitie onder meer tot de slotsom dat, voor wat feit 1 respectievelijk feit 2 van de dagvaarding met parketnummer 06/460493-08 betreft kan worden bewezen dat verdachte samen en in vereniging in de periode van 15 mei 2008 tot en met 29 september 2008 bedrijfsmatig een grote hoeveelheid hennepplanten/stekken heeft geteeld, verwerkt, verkocht, vervoerd en afgeleverd, respectievelijk op 30 september 2008 17.181 hennepstekken en 670 moederplanten voorhanden heeft gehad.
6.3 Ten aanzien van de diefstal van stroom heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat verdachte had kunnen weten dat er op een of andere manier was geknoeid met de stroomvoorziening, aangezien hij ter terechtzitting heeft verklaard dat hij dacht dat de stroom vast wel buiten de meterkast om zou gaan en verdachte bovendien kennis had van de hennepteelt, gezien een eerdere veroordeling op dat gebied. Verdachte heeft tenminste de aanmerkelijke kans aanvaard dat de stroom voor deze kwekerij niet op legale wijze werd afgenomen.
C. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een grote hoeveelheid hennepplanten/stekken heeft verstrekt, vervoerd en afgeleverd. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat bij de feiten 1 en 2 van de dagvaarding met parketnummer 06/460493-08 sprake is van eendaadse samenloop, omdat het bewerken en telen van deze planten impliceert het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennepplanten.
De raadsvrouw heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
6.4 Ten aanzien van het onder parketnummer 06/850015-09 tenlastegelegde - de diefstal
van stroom ten behoeve van de hennepkwekerij - is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken. Weliswaar heeft blijkens de namens Continuon Netbeheer N.V. gedane aangifte op 30 september 2008 ter plekke een onderzoek plaatsgevonden aan de meetinrichting en is daarbij geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat er een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt naar de hennepplantage, maar niet blijkt dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij het manipuleren van de stroomkast. Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij niet bij de aanleg van de stroomvoorziening is geweest, maar dat hij wel dacht dat de stroom waarschijnlijk buiten de meterkast om zou gaan. Voorts heeft hij verklaard dat, als hij wetenschap zou hebben gehad van het illegale stroomgebruik, hij daarvan niets zou hebben gezegd, omdat dit geheel buiten zijn invloed lag.
Uit de in het dossier voorhanden zijnde stukken en hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat verdachte, nadat de loods door anderen al was gehuurd, betrokken is geweest bij de opbouw van de hennepkwekerij. en voorts dat hij voor € 15,- per uur werd ingehuurd voor het knippen en verzorgen van de hennepplantjes. Niet is echter komen vast te staan dat verdachte een sturende en leidende rol had, noch dat hij, naast genoemde beloning voor zijn werkzaamheden aanspraak kon maken op opbrengsten van de stekkenkweek. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de positie van verdachte binnen de hennepteelt niet anders was dan die van zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en dat hij niet in een positie was, waarin een eventueel verzet van zijn kant tegen de illegale stroomvoorziening van enige invloed zou zijn geweest.
Het gegeven dat bij hennepkwekerijen veelal gebruik wordt gemaakt van een illegaal stroomcircuit impliceert naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat verdachte bij zijn werkzaamheden in de kwekerij welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de elektriciteit ten behoeve van deze hennepkweek op illegale wijze werd betrokken, temeer daar uit het strafblad van verdachte niet is te destilleren dat hij eerder is veroordeeld met betrekking tot diefstal van elektriciteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft begaan en dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
6.5 Verdachte heeft ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de kwekerij een bekennende verklaring (eindnoot 8) afgelegd, terwijl daarnaast voor het bewijs voorhanden zijn een ambtelijk verslag inzake het aantreffen van de kwekerij (eindnoot 9) , de verklaring van [naam 2] (eindnoot 10) , de verklaring van [naam 1] (eindnoot 11) en de verklaring van [medeverdachte 3] (eindnoot 12) .
6.6 De rechtbank acht alle ten aanzien van feit 1 en 2 van de dagvaarding met parketnummer 06/460493-08 verweten onderdelen bewezen, dus ook het telen, verkopen en vervoeren, respectievelijk voorhanden hebben. Het gaat hier immers om het medeplegen van deze handelingen, terwijl uit de verschillende verklaringen verder kan worden opgemaakt dat geld afkomstig van aflevering of verkoop van hennepstekken ook werd aangewend voor het betalen van in de loods werkzame personen. Anders gezegd: de medepleger behoeft niet alle onderdelen van het bewezen verklaarde feit zelf te hebben gepleegd.
De rechtbank is ten aanzien van feit 1 nog van oordeel dat ook de tenlastegelegde bedrijfsmatige uitoefening van deze kwekerij ten aanzien van verdachte bewezen kan worden geacht. Uit de verklaring van verdachte en zijn medeverdachten is immers komen vast te staan dat alle dagelijks bij deze kweek betrokkenen, onder wie verdachte, weet hadden van de grote hoeveelheid stekken die dagelijks/wekelijks de loods verlieten, de regelmatige telefonische bestellingen en de continue geldstroom die daarmee gepaard ging. Daarmee is het bedrijfsmatig karakter van deze kwekerij een gegeven.
De rechtbank is ten aanzien van feit 2 verder van oordeel dat verdachte vanuit het samenwerkingsverband met zijn medeverdachten ook feitelijk heerschappij had over de in de loods aanwezige planten/stekken.
6.7 Ten aanzien van de onder feit 1 tenlastegelegde delictsperiode oordeelt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft bij de politie verklaard en ter terechtzitting bevestigd dat hij vanaf half april 2008 is betrokken bij de opbouw van de hennepkwekerij en dat het 2,5 à 3 weken duurt voordat de stekken wortels krijgen. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 van de dagvaarding met parketnummer 06/460493-08 over de periode van 15 mei 2008 tot en met 29 september 2008. De rechtbank volgt dit standpunt van de officier van justitie, omdat halverwege de maand mei 2008 is begonnen met de kweek van de in de tenlastelegging omschreven hennepplanten/hennepstekken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Inzake parketnummer 06/460493-08
1.
hij op tijdstippen in de periode van 15 mei 2008 tot en met 29 september 2008 te Zutphen en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk (in de uitoefening van een bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres]) en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een groot aantal hennepplanten/hennepstekken en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 30 september 2008 te Zutphen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 17.181 hennepplanten/hennepstekken en/of delen daarvan en (in totaal) ongeveer 670 (moeder)hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
8. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
9. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Inzake parketnummer 06/460493-08
feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel
3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel
3, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1 De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) maanden, waarvan (4) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van twee (2) jaren. Hij heeft gevorderd aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact te koppelen.
De officier van justitie is voor de strafmaat uitgegaan van het aantal stekken en planten waarmee verdachte in verbinding kan worden gebracht. Uitgaande van een minimale productie van 3000 stekjes per week, komt dat in de visie van de officier van justitie neer op een totaal aantal afgeleverde stekken van 36.000 stuks in de periode waarover verdachte bij de kwekerij betrokken is geweest, plus de 17.181 stekken en 670 moederplanten die op 30 september 2008 bij de inval in de loods door de politie zijn aangetroffen. Verder heeft de officier van justitie in zijn eis betrokken de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
10.2 Door de raadsvrouw is aangevoerd dat met een strafoplegging zoals door de officier van justitie gevorderd geen recht wordt gedaan aan het belang van verdachte. Een dergelijke strafoplegging zou het inmiddels met hulp van de reclassering ingeslagen traject teniet doen. In de visie van de raadsvrouw kan worden volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan de duur van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Daarnaast is een voorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte een voldoende stok achter de deur.
10.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10.4 De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is gedurende een periode van ongeveer achttien weken betrokken geweest bij een professioneel opgezette hennepkwekerij, gericht op de productie van hennepstekken. Dat is een aanmerkelijke periode, zij het dat die korter is dan de ten laste gelegde.
Anderzijds is gebleken dat verdachte een ten opzichte van de initiatiefnemer(s) en eigenaar van de kwekerij ondergeschikte rol heeft vervuld.
Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit. Het gaat hierbij om ernstige feiten, aangezien de uit hennepplanten verkregen stof THC schadelijk is voor de volksgezondheid, reden waarom deze stof door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II is geplaatst.
Verdachte heeft zich hiermee ingelaten, ondanks dat hij in 2006 respectievelijk 2001 nog was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf respectievelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf terzake van overtreding van de Opiumwet. Voor zijn werkzaamheden - voor het merendeel bestaande uit het knippen en verzorgen van de hennepplanten - kreeg hij een vergoeding van € 15,-- per uur, welk geld verdachte wilde gebruiken voor onder meer zijn levensonderhoud.
Door de reclassering (eindnoot 13) is geadviseerd om in geval van een veroordeling verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. In dat kader is door de reclassering een Plan van Aanpak opgesteld, onder meer inhoudende opname in een Exodushuis.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven gemotiveerd te zijn voor een behandeling. De raadsvrouw heeft aangegeven dat op 31 maart 2009 een intakegesprek bij een Exodushuis zal plaatsvinden. Indien positief wordt beslist, kan verdachte op 6 april 2009 worden opgenomen.
Uit het strafblad (eindnoot 14) van verdachte blijkt dat hij op 19 juni 2006 door de politierechter te Zwolle en op 19 maart 2001 door de politierechter te Almelo is veroordeeld terzake van artikel 3 onder B van de Opiumwet.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de rol die verdachte in het geheel van deze hennepteelt heeft gespeeld, ziet de rechtbank aanleiding om verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
De rechtbank heeft voor de strafoplegging overigens niet het uitgangspunt van de aantallen stekken waarmee verdachte bemoeienis heeft gehad gevolgd, zoals door de officier van justitie aan zijn eis ten grondslag gelegd. Desgevraagd heeft de officier ter zitting meegedeeld dat het openbaar ministerie niet eerder (in andere zaken) voor dat uitgangspunt heeft gekozen, maar dat dit een op deze zaak toegesneden standpunt is. Een andere, nadere onderbouwing van dat standpunt is niet gegeven.
Bij deze strafoplegging heeft de rechtbank ook rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd.
11.1 Onder verdachte is een GSM in beslag genomen.(eindnoot 15) De officier van justitie heeft gevorderd dat deze GSM zal worden teruggegeven aan de eigenaar.
11.2 Aangezien geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet, zal de teruggave van die mobiele telefoon aan de rechthebbende worden gelast.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en
- 3, 11 en 13 van de Opiumwet.
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/850015-09 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
• verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/460493-08 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel
3, aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel
3, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden en bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
• gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven GSM, merk Motorola, type V3, aan veroordeelde.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Hödl en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0631/08-207943, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 15 november 2008.
2 Stamproces-verbaal, p. 10 en 11
3 Ambtelijk verslag wijkagent [verbalisant 1], p. 974
4 Ambtelijk verslag [verbalisant 2], p. 975
5 Stamproces-verbaal, p. 10 en 11
6 Ambtelijk verslag, p. 1000
7 Ambtelijk verslag, p. 976
8 Verklaring verdachte, p. 1067, 1072 en 1073, 1081 en 1082 en zijn verklaring ter terechtzitting.
9 Ambtelijk verslag, p. 1000.
10 Verklaring [naam 2], p. 1141.
11 Verklaringen [naam 1], p. 1040, 1053 t/m 1055, 1060 en 1061.
12 Verklaring [medeverdachte 3], p. 1105, 1107, 1110, 1115, 1117 en 1121.
13 Reclasseringsrapport van 22 december 2008
14 Uittreksel justitiële documentatie van 2 oktober 2008
15 Kennisgeving van inbeslagneming van 10 oktober 2008.