RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460416-08
Uitspraak d.d.: 3 april 2009
tegenspraak / dip
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1983],
wonende te [adres].
Raadsman mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2008 te Elburg opzettelijk mishandelend [slachtoffer H] tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2008 te Elburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan [adres] en/of de zich daarin bevindende personen, te weten [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], welk geweld bestond uit
- het klimmen op de erker van voornoemde woning en/of
- het aan die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] toevoegen van de woorden "waar is [slachtoffer A], waar is je zoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het (daarbij) slaan en/of stompen tegen meerdere, althans (een) ra(a)m(en) van voornoemde woning en/of schoppen en/of trappen tegen de gevel van voornoemde woning en/of stampen en/of springen op de erker van voornoemde woning en/of
- het zichtbaar tonen van meerdere, althans een, honkbalknuppel(s), althans (een) daarop gelijkend(e) voorwerp(en) en/of met die honkbalknuppel(s), althans die daarop gelijkend(e) voorwerp(en) slaan tegen meerdere goederen in de tuin van voornoemde woning en/of tegen de dakrand van voornoemde woning en/of meerdere, althans (een) ra(a)me(n) van voornoemde woning
- het trappen en/of schoppen tegen meerdere, althans (een) deur(en) in de tuin
en/of aan de achterzijde van de woning en/of het vernielen van een een ruit
en/of een slot;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
4.1 Op donderdag 21 augustus 2008, omstreeks 00.30 uur, vond er op de Jufferenstraat te Elburg een voorval plaats waarbij een witkleurige bestelbus betrokken was. Op dat moment waren veel mensen in het centrum van Elburg aanwezig in verband met de Midweekfeestviering (de Elburger Vesting dagen). De inzittenden van de bestelbus waren verdachte en medeverdachte [verdachte A]. Medeverdachte [verdachte A] heeft als bestuurder van deze bestelbus tegen de geldende rijrichting in over de Jufferenstraat gereden, waarbij hij [slachtoffer A] heeft aangereden. (eindnoot 2)
Na dit voorval zijn verdachte en medeverdachte [verdachte A] diezelfde nacht op zoek gegaan naar [slachtoffer A]. Zij zijn daarop naar het adres [adres] te Elburg gereden waar de ouders van [slachtoffer A] woonachtig zijn en zijn daar omstreeks 01.30 uur aangekomen. Verdachten en medeverdachte [verdachte A] hebben zich dreigend op, om en in de woning opgehouden. Met onder meer een honkbalknuppel hebben zij vernielingen aan en in de woning aangericht.(eindnoot 3)
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4.2 De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer H] en getuige [getuige 3].
C. Standpunt van de verdediging
4.3 De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde, nu door getuigen is gezien dat niet verdachte, maar medeverdachte [verdachte A] een klap heeft uitgedeeld aan aangever [slachtoffer H]. Ten aanzien van het onder 2 ten laste legde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
4.4 De rechtbank stelt ten aanzien van feit 1 op de dagvaarding vast, dat uit het dossier blijkt dat het aangever [slachtoffer H] een klap in het gezicht van één van de inzittenden van de bestelbus heeft gekregen. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging gekregen, dat het verdachte was die [slachtoffer H] deze klap heeft gegeven. Daartoe acht de rechtbank van belang dat de voor verdachte belastende verklaringen niet eensluidend zijn. In dit verband leidt de rechtbank weliswaar uit diverse getuigenverklaringen af dat [slachtoffer H] door een jongen uit de bestelbus is geslagen, maar dat niet duidelijk is geworden welke van de twee inzittenden van die bus dat heeft gedaan. Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien met de stellige ontkenning van verdachte ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan dus te worden vrijgesproken.
4.5 De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde openlijk geweld tegen goederen, te weten de woning aan [adres] te Elburg, wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, op diens verklaring bij de politie (eindnoot 4) , alsmede op de aangifte (eindnoot 5) . De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 telaste gelegde openlijk geweld tegen de [slachtoffer B en C]. Daarvoor is in de stukken immers geen bewijs te vinden. Wel zal de rechtbank in de strafmaat betrekken dat de aangevers door het optreden van verdachte en zijn mededader heel erg bang zijn geweest dat hen persoonlijk iets zou worden aangedaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 21 augustus 2008 te Elburg met een ander, op of aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een woning gelegen aan [adres], welk geweld bestond uit:
- het klimmen op de erker van voornoemde woning en
- het aan die [slachtoffer B] en/of die [slachtoffer C] toevoegen van de woorden "Waar is [slachtoffer A], waar is je zoon.", en
- het (daarbij) slaan en/of stompen tegen ramen van voornoemde woning en schoppen en/of trappen tegen de gevel van voornoemde woning en stampen en/of springen op de erker van voornoemde woning en
- het zichtbaar tonen van een honkbalknuppel en met die honkbalknuppel slaan tegen goederen in de tuin van voornoemde woning en tegen de dakrand van voornoemde woning en ramen van voornoemde woning, en
- het trappen en/of schoppen tegen deuren in de tuin en aan de achterzijde van de
woning en het vernielen van een ruit en een slot.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Feit 2: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
8. Strafbaarheid van de verdachte
8.1 Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1 De officier van justitie heeft voor de ten laste gelegde feiten 1 en 2 gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd een werkstraf van 100 (honderd) uren, te vervangen door 50 (vijftig) dagen indien deze straf niet naar behoren wordt verricht.
9.2 De raadsman heeft aangevoerd dat een werkstraf op zijn plaats is, maar dat de duur van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te hoog is, mede gelet op de door hem bepleite vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte een harde werker is die zich doorgaans prima gedraagt, doch eenmaal uit de bocht is gevlogen en daarvan de gevolgen onder ogen heeft gezien.
9.3 Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4 De rechtbank neemt het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De rechtbank acht het incident bij en in de woning van de ouders van [slachtoffer A] hoogst ernstig. Die ouders zijn middenin de nacht in hun woning verrast door de komst van twee hen totaal onbekende jonge kerels, die onder invloed van alcohol, gedeeltelijk ontkleed en gewapend met een honkbalknuppel waren. Die mannen hebben onder voortdurend geschreeuw de woning beklommen en zelfs betreden, en hebben rondom en aan de woning vernielingen aangericht. Het was een gelukkig toeval dat de binnendeur van de keuken was afgesloten, zodat verdachte en zijn medeverdachte niet verder in de woning van aangevers hebben kunnen doordringen. De aangevers waren doodsbang en dat is onder die omstandigheden goed voor te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit als ook gezien de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, de door de officier van justitie gevorderde straf te laag is. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een blanco strafblad heeft en ter terechtzitting spijt heeft betuigd.
9.5 Het voorgaande maakt dat de rechtbank de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren zal opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank opleggen een werkstraf van 150 (honderdvijftig) uren, te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht.
10.1 Onder verdachte is een honkbalknuppel in beslag genomen.(eindnoot 6) De officier van justitie heeft gevorderd deze honkbalknuppel te onttrekken aan het verkeer.
10.2 Dit in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
11. Vordering van de benadeelde partijen
11.3 De benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan [adres] (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.034,48, vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
11.4 De rechtbank is van oordeel dat de door de benadeelde partij [slachtoffer B] opgegeven schade, anders dan namens verdachte is bepleit, in zijn geheel vergoed dient te worden. Weliswaar is door verdachte en zijn medeverdachte gesteld dat de materiële schade aan de woning is vergoed, maar er is geen valide reden te bedenken voor het niet tevens vergoeden van de geleden inkomensschade, die het gevolg is geweest van arbeidsverzuim op de dag van het bewezenverklaarde geweld. Het ter zitting namens verdachte ingenomen standpunt, dat de beide aangevers op die dag wel gewoon naar hun werk hadden kunnen gaan en in ieder geval niet allebei hadden hoeven te verzuimen, acht de rechtbank gezien de aard van het feit en de ontregeling die daarvan bij aangevers het gevolg zal zijn geweest, onhoudbaar. Ook de beide andere door de benadeelden opgegeven verzuimdagen komen de rechtbank als niet onredelijk voor, gelet op de als gevolg van het optreden van verdachte en zijn medeverdachte noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan de woning.
12. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B].
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden en bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
• veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig dagen).
• beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
• verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven zwarte honkbalknuppel.
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd, van een bedrag van € 1.034,48, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2008 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en verminderd met het bedrag dat een ander dan verdachte heeft betaald.
• verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.034,48, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
• heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Brouns, voorzitter, Hödl en Roessingh-Bakels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0617/08-207017, regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord-West Veluwe, gesloten en ondertekend op 22 september 2008.
2 Stamproces-verbaal, p. 45 en 46.
3 Stamproces-verbaal, p. 46.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 320 en 321, 351 en 352.
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 339-343.
6 Kennisgeving van inbeslagneming van 21 augustus 2008.