ECLI:NL:RBZUT:2009:BI1180

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460442-08 en 06/471011-07 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • H. Hödl
  • A. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en zware mishandeling met mes

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 maart 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging doodslag en zware mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 september 2008 in Apeldoorn, ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf, [slachtoffer A] meermalen met een mes in de buik heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, en niet anderen, verantwoordelijk was voor de steekincidenten. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de slachtoffers, vooral [slachtoffer A], nog steeds kampen met psychische en lichamelijke problemen als gevolg van de verwondingen. De rechtbank beschouwde het steken met een mes als een bijzonder ernstige daad, die een aanzienlijke inbreuk op de integriteit van de slachtoffers met zich meebracht. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partijen, waarbij [slachtoffer A] € 3.370,00 en [slachtoffer B] € 1.799,95 toegewezen kreeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet alleen de slachtoffers ernstig had verwond, maar ook de openbare veiligheid had geschaad, wat leidde tot gevoelens van onrust in de samenleving. De rechtbank vond het noodzakelijk om een langdurige gevangenisstraf op te leggen, gezien de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460442-08 en 06/471011-07 (TUL)
Uitspraak d.d.: 27 maart 2009
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1988],
wonende te [plaats],
verblijvende in het huis van bewaring Verlengde Ooyerhoekseweg te Zutphen.
raadsman: mr. R.D.J. Visschers te Elst (Gld).
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 december 2008 en 13 maart 2009.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 maart 2009 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans
met een scherp en/of puntig voorwerp, in de buik(streek) heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn met een ander of anderen,
op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal slaan/stompen op/in het gezicht van die [slachtoffer A] en/of
- het meermalen, althans eenmaal steken met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in de buik(streek) van die [slachtoffer A]
waarbij hij, verdachte, met een mes in de buik van [slachtoffer A] heeft gestoken, welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (twee steekwonden in de buik waarbij de dunne darm en de dikke darm zijn beschadigd), althans enig
lichamelijk letsel voor die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad.
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee steekwonden in de buik
waarbij de dunne darm en de dikke darm zijn beschadigd bij [slachtoffer A]), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer A] opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek) te
steken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 6 september 2008 te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer A], meermalen althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek), heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer B] van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal steken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug van die [slachtoffer B], waarbij hij, verdachte, met een mes in de rug van die [slachtoffer B] heeft gestoken, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de rug en/of in craniale richting door- c.q. ingesneden rugspieren), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer B] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer B]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de rug en/of in craniale richting door- c.q. ingesneden rugspieren), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer B] opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de rug te steken;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 september 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten
4.1 Op 6 september 2008 omstreeks 01.54 uur kregen verbalisanten een melding dat tussen meerdere personen een conflict gaande was op de [adres te plaats].2 Ter plaatse zagen de verbalisanten dat [slachtoffer A] op een stoel zat, dat hij zijn handen onder zijn buik had en zijn ingewanden vasthield, welke uit de buikholte naar buiten waren gekomen. Voorts troffen zij [slachtoffer B] aan. Deze had een snijwond in zijn onderrug, alsmede diverse verwondingen in het gezicht.
Verdachte is - met een aantal medeverdachten – diezelfde nacht rond 02.02 uur in Apeldoorn aangehouden.3
4.2 Op 6 september 2008, omstreeks 08.00 uur heeft [getuige A] een zakmes op het politiebureau in Apeldoorn ingeleverd, omdat hij vermoedde dat dit zakmes die nacht bij een steekpartij was gebruikt.4
B. Standpunt van het openbaar ministerie
4. 3 De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde op grond van de aangifte van [slachtoffer A] en de verklaringen van de getuigen [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D], [medeverdachte E] en [medeverdachte F].
4.3 Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde op grond van de aangifte van [slachtoffer B] en de verklaringen van de getuigen [medeverdachte B], [medeverdachte C], [medeverdachte D], [medeverdachte E] en [medeverdachte F].
C. Standpunt van de verdachte
4.4 De raadsman heeft vrijspraak van bepleit van het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde, nu op grond van getuigenverklaringen niet geconcludeerd kan worden dat verdachte de persoon is geweest die [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft gestoken.
4.5 De raadsman heeft daarbij onder meer aangevoerd, dat de verklaringen van [medeverdachte A] bij de politie en de rechter-commissaris niet consistent en ook tegenstrijdig zijn, en dat de verklaringen van getuige [getuige A] onbruikbaar zijn. Verder heeft de raadsman betoogd dat ook [medeverdachte D] fysiek contact heeft gehad met [slachtoffer A] en [slachtoffer B].
D. Beoordeling door de rechtbank
4.6 Aangever [slachtoffer B] heeft verklaard dat hij vrijdagavond 5 september 2008 met zijn vrouw [partner slachtoffer B] en hun buren [slachtoffer A] en [naam] (naar de rechtbank begrijpt ook wel genaamd: [partner slachtoffer A]) naar een feest is geweest.5 Bij thuiskomst parkeerde [partner slachtoffer B] de auto op de oprit van hun woning aan de [adres te plaats]. Op dat moment liep een groep jongeren vanaf de Koninginnenlaan naar de Langeweg. Deze groep bestond (mede) uit [medeverdachte B], [medeverdachte F], [medeverdachte E], [medeverdachte D] en verdachte.6 Na verloop van tijd waren aangevers en jongeren uit die groep in gesprek, wat uitmondde in verbaal agressieve taal. De reden hiertoe was dat één van de jongens, te weten de aangever bekende verdachte, enige tijd daarvoor in de schuur van [slachtoffer A] had ingebroken, aldus [slachtoffer B].7
4.7 Aangever [slachtoffer A] heeft tegen de hem bekende verdachte gezegd, dat verdachte door diefstal zijn bevolkingsgroep in diskrediet bracht en dat hij een voorbeeld aan zijn (verdachtes) werkende vader moest nemen, waarop verdachte kwaad/geïrriteerd werd.8 Op dat moment stonden [slachtoffer A] en verdachte ongeveer 1,5 – 2 meter van elkaar af.9 [slachtoffer A] zag dat verdachte hem naderde en vlak voor hem ging staan.
4.8 Vervolgens kwam [medeverdachte D] volgens eigen zeggen tussen beiden ([slachtoffer A] en verdachte) om te voorkomen dat ze zouden gaan vechten.10 Vervolgens liep [slachtoffer B] af op verdachte en [slachtoffer A].11 Hierop wilde [medeverdachte D] [slachtoffer B] tegenhouden door zijn arm voor hem te houden.12 [slachtoffer B] liep langs hem heen in de richting van [slachtoffer A] en verdachte volgens medeverdachte [medeverdachte C].13 [medeverdachte C] heeft voorts verklaard dat hij samen met [medeverdachte B] probeerde [slachtoffer B] weg te houden van [slachtoffer A] en verdachte, om te voorkomen dat er ruzie kwam.14 [medeverdachte C] had zijn arm voor hem gehouden.15 [slachtoffer B] duwde beide jongens weg en liep op [slachtoffer A] en verdachte af. Ook [medeverdachte F] heeft verklaard dat hij [slachtoffer B], die naar verdachte en [slachtoffer A] wilde lopen, wilde tegenhouden.16
4.9 [medeverdachte C] heeft verklaard dat [slachtoffer A] en verdachte inmiddels aan het vechten waren.17 [medeverdachte B] wilde tussen verdachte en [slachtoffer A] in komen, maar hij werd weggetrokken door [slachtoffer B], zo verklaart [medeverdachte B].18 [slachtoffer B] heeft verklaard dat hij werd vastgehouden door een jongen met een donkerblauwe trui en dat tussen hen werd geduwd en getrokken.19 [medeverdachte B] heeft verklaard dat hij deze jongen is geweest.20
4.10 [medeverdachte D] heeft getracht [slachtoffer B] en [medeverdachte B] uit elkaar te trekken.21 Hierop werd [medeverdachte B] weggetrokken door [medeverdachte D] en werd [medeverdachte B] ook naar achteren getrokken door [slachtoffer B].22 Vervolgens voelde [medeverdachte B] dat [slachtoffer B] hem een harde duw gaf, waarop [medeverdachte B] hem een vuistslag in het gezicht gaf.23 [medeverdachte B] is daarop naar zijn zeggen weggelopen, terwijl [medeverdachte E] zich afzijdig heeft gehouden. Tijdens het duwen en trekken tussen [medeverdachte D], [medeverdachte B], [medeverdachte F] en [slachtoffer B], is [slachtoffer B] over een fiets geduwd of gevallen, waardoor hij over/op de fiets op de grond viel. [medeverdachte F] heeft daarover verklaard dat hij [slachtoffer B] stevig heeft beetgepakt en aan de kant heeft gezet en dat daarbij de man over de fiets is gevallen, op zijn elleboog en schouder terechtkwam en onmiddellijk weer opstond.24 Op het moment dat [slachtoffer B] over de fiets en op de grond viel, hoorde hij geschreeuw en gegil door [medeverdachte A]. Volgens [slachtoffer B] heeft hij door het vallen over de fiets geen letsel opgelopen.25
4.11 Na de val over de fiets sprong [slachtoffer B] op en zag hij dat verdachte en [slachtoffer A], inmiddels op een paar meter van [slachtoffer B] af, vlak voor elkaar stonden: nagenoeg neus tegen neus.26 [medeverdachte D] is naar [slachtoffer A] en verdachte gelopen en heeft verdachte van [slachtoffer A] afgetrokken, maar verdachte trok zich los en liep nogmaals op [slachtoffer A] af en ging voor hem staan.27 Verdachte gaf hierop [slachtoffer A] een vuistslag in het gezicht. Direct hierna is [slachtoffer B] verdachte op de nek gesprongen.28 Op het moment dat [slachtoffer B] verdachte om zijn nek greep, kennelijk met de bedoeling om hem bij [slachtoffer A] weg te krijgen, voelde [slachtoffer A] dat zijn buik warm werd.29 Hij keek naar beneden en zag dat zijn ingewanden uit zijn buik kwamen.
4.12 [medeverdachte D] heeft [slachtoffer B], rond het moment dat [slachtoffer B] verdachte van [slachtoffer A] af wilde halen, aan de schouder naar achter getrokken. Toen [slachtoffer B] een slaande beweging maakte, heeft [medeverdachte D] [slachtoffer B] met de vuist in het gezicht geslagen, waarop [slachtoffer B] tegen de grond ging. Hij kwam daarbij op straat op zijn rug terecht. [slachtoffer B] verloor naar zijn zeggen door de klap op het asfalt het bewustzijn.30
4.13 [medeverdachte A] heeft verklaard dat ze op het moment dat ze een mes in de handen van verdachte zag, is gaan gillen.31 Ze zag dat verdachte een mes in zijn rechterhand had. Het lemmet was niet zo lang, maar wel dun. Het mes had een zwart heft. Het lemmet was net zo lang als het heft, samen twee vuisten lang. Ze zag dat hij herhaaldelijk met het lemmet van het mes in zijn geopende linkerhand sloeg en dat hij hierbij op [slachtoffer A] afliep. Ze zag vervolgens dat verdachte vlak voor [slachtoffer A] stond en zij zag geen ruimte meer tussen beiden.32 [medeverdachte A] is de enige die een mes (bij verdachte in handen) heeft gezien. De overige getuigen danwel medeverdachten verklaren geen mes te hebben gezien.33
4.14 [slachtoffer A] heeft verklaard dat hij, nadat verdachte voor de tweede keer op hem afliep door hem gestoken moet zijn. Niemand anders uit de groep kan hem gestoken hebben, omdat die andere jongens niet zo dicht bij [slachtoffer A] zijn geweest; verdachte kwam vlak voor hem staan.34 [medeverdachte B] heeft verklaard dat verdachte bij [slachtoffer A] stond en dat de andere jongens op een paar meter afstand stonden.35 [medeverdachte F] heeft verklaard dat verdachte tegenover [slachtoffer A] stond, op ongeveer 50 centimeter.36 [slachtoffer B] beschrijft dat verdachte en [slachtoffer A] nagenoeg neus aan neus stonden.37
4.15 Uit de medische gegevens van [slachtoffer A] blijkt dat hij twee steekwonden had in de buikwand en dat zijn darmen op zijn buik lagen.38 Diens dikke darm is gehecht, terwijl van de dunne darm 10 centimeter is verwijderd.
Voorts blijkt uit de medische gegevens van [slachtoffer B] dat hij een steekverwonding had op zijn linkerflank/rug, welke in craniale richting door de spier liep.39 De steekwond was 8-10 centimeter diep.40
4.16 [getuige A] heeft verklaard dat hij in de nacht van de steekpartij een zakmes heeft gekregen van een donker getinte jongen.41 De man die hem het mes gaf kende hij van gezicht uit het huis van bewaring.42 Uit detentiegegevens van [getuige A] en verdachte blijkt dat zij in dezelfde periode op dezelfde afdeling van het betreffende huis van bewaring zaten.43 [getuige A] heeft verdachte van een hem door de politie getoonde foto herkend.44 [getuige A] heeft verklaard dat het uitklapbare mes dat verdachte hem gaf, vies was en vettig aanvoelde, dat op het mes slijmerige substantie zat met daarin roodkleurige stukjes. Ook zaten volgens hem rafels aan de onderzijde van het heft wat leek op huid of iets dergelijks.
4.17 Over één van de twee fietsen van (mede)verdachten hing een lichtkleurige jas met op de borst en de onderzijde van de rechtermouw bloedvlekken, welke jas is veiliggesteld.45 De moeder van verdachte heeft de genoemde fiets herkend als zijnde de fiets van verdachte.46 In de zak van de veiliggestelde jas zat een aan verdachte geadresseerde brief.47 Voorts heeft de moeder van verdachte de jas van verdachte beschreven als een wit jack met blauwe opdrukken en een gestreepte voering.48 De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat de bewuste jas van verdachte is. Op de rechtermouw van deze bij de fiets aangetroffen jas en op de rechterpijp van de broek die verdachte droeg bij zijn aanhouding zijn bloedsporen aangetroffen.49
4.18 Uit het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (het NFI) blijkt dat het DNA van de bemonstering van het bloed op de rechtermouw van de hierboven bedoelde jas matcht met het verkregen DNA-profiel van [slachtoffer A].50 Het bloed/celmateriaal in de bemonstering kan afkomstig zijn van [slachtoffer A]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Uit voormeld deskundigenrapport blijkt verder dat het DNA van de bemonstering van voormelde rechtersbroekspijp van verdachte matcht met het verkregen DNA-profiel van [slachtoffer A].51 Het bloed/celmateriaal in de bemonstering kan afkomstig zijn van [slachtoffer A]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.52
4.19 Verdachte heeft verklaard dat hij de nacht van 5 op 6 september niet alleen was, maar met de jongens die ook vast hebben gezeten, waarbij hij doelt op de medeverdachten.53 Voor het overige heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.54
E. Aanvullende overwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
4.20 Gelet op de hiervoor aangehaalde beschrijving van de buikverwondingen van [slachtoffer A] in de medische verklaringen, stelt de rechtbank vast dat die twee verwondingen zijn toegebracht met een mes. Naar het oordeel van de rechtbank is het verdachte geweest die met een mes deze verwondingen bij [slachtoffer A] heeft veroorzaakt. Daarbij heeft de rechtbank redengevend geacht de aangiften van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], de verklaringen van [medeverdachte A] en [getuige A] en het NFI-rapport, waaruit blijkt dat het DNA-profiel uit de bloedsporen op de rechtermouw van het jasje van verdachte en de pijp van verdachtes broek matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer A]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel uit de bloedsporen, is kleiner dan één op één miljard.
4.21 De raadsman heeft bepleit dat de verklaringen van [medeverdachte A] niet consistent zijn en tegenstrijdig, onder meer over het moment waarop en de omstandigheden waaronder zij het mes heeft gezien, als ook over de situatie ter plaatse.
4.22 De rechtbank overweegt dat [medeverdachte A] zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij verdachte met een mes in handen heeft gezien en dat zij op het moment dat zij het mes zag, begon te gillen. De enkele omstandigheid dat [medeverdachte A] de enige is die het mes heeft gezien en dat aan haar waarneming een woordenwisseling over de eerdere (vermeende) diefstal door verdachte is voorafgegaan, maakt haar verklaring nog niet onbetrouwbaar. Meerdere getuigen hebben verdachte immers in gevecht met [slachtoffer A] gezien en kort daarop het ernstige buikletsel bij [slachtoffer A] vastgesteld. Niet onmogelijk acht de rechtbank dat [slachtoffer A] zelf het mes niet heeft gezien, waar onder meer bijkomt dat [slachtoffer A] stelt zich op het gezicht van verdachte te hebben gefocused en niet op diens handen.55 De omstandigheid dat [medeverdachte A] het mes in een relatief korte periode heeft waargenomen, doet als zodanig evenmin afbreuk aan haar verklaring. Zij heeft bovendien een gespecificeerde verklaring gegeven van haar waarneming van het mes in handen van verdachte, van de wijze waarop verdachte het heeft gehanteerd en van de wijze waarop verdachte en [slachtoffer A] zich over straat hebben verplaatst. Voor zover door [medeverdachte A] al uiteenlopend zou zijn verklaard bij de politie en bij de rechter-commissaris, acht de rechtbank deze verschillen niet zodanig dat de verklaringen van [medeverdachte A] niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank bezigt de verklaringen van [medeverdachte A] derhalve tot het bewijs.
4.23 De raadsman heeft verder betoogd dat de verklaringen van [getuige A], zo begrijpt de rechtbank, niet redengevend zijn voor het bewijs. Daarbij heeft de raadsman onder meer gesteld dat de door [getuige A] genoemde periode in het huis van bewaring niet zou kloppen, dat [getuige A] die nacht drugs had gebruikt en dat zijn fotoherkenning van verdachte niet bruikbaar zou zijn.
4.24 De rechtbank overweegt dat uit de stukken blijkt dat verdachte en [getuige A] in elk geval enige tijd in dezelfde periode op dezelfde afdeling van het huis van bewaring hebben verbleven. Verder acht de rechtbank van belang dat [getuige A] verklaart verdachte een week voor het onderhavige feit in Apeldoorn nog te hebben ontmoet en gesproken. Bovendien verklaart [getuige A] dat hij verdachte herkent van een aan hem getoonde foto, niet alleen als de man met wie hij tegelijkertijd in het huis van bewaring verbleef, maar ook als de man die hem in de nacht van 6 september 2008 een mes gaf, ongeveer een kwartier voordat “het blauwe licht”, naar de rechtbank gelet op diens verklaringen begrijpt: politie of ambulance, kwam. De omstandigheid dat [getuige A] zich kennelijk heeft vergist ter zake het punt wie van hen beiden als eerste van de afdeling/het huis van bewaring vertrok, acht de rechtbank van ondergeschikt belang gelet op de duur van hun gezamenlijke verblijf (ongeveer drie maanden).56 De omstandigheid dat [getuige A] drugs had gebruikt, staat niet in de weg aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen, juist omdat deze specifiek zijn voor wat betreft de omstandigheden waaronder het mes aan [getuige A] is gegeven en de korte periode die daarop is gevolgd. In zoverre wordt de verklaring van [getuige A] ook bevestigd door de verklaringen van [getuige C], [getuige D] en [getuige E].57
4.25 Verder: de hiervoor aangehaalde verklaringen bieden geen aanknopingspunten voor twijfel aan het oordeel dat verdachte [slachtoffer A] met messteken heeft verwond. Zo blijkt niet dat een ander zo dicht bij [slachtoffer A] is geweest, dat hij [slachtoffer A] heeft kunnen steken.
4.26 Het is een feit van algemene bekendheid dat met name de buik - door de zich daar bevindende vitale organen - een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is en dat het steken met een mes in de buik de aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Gelet op de positie waarin verdachte en [slachtoffer A] zich tegenover elkaar bevonden en de aard van de verwondingen aan de buik van [slachtoffer A], is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer A] bewust, meermalen, met een mes in de buik heeft gestoken. Zo de handelwijze van verdachte, bestaande uit het frontaal, op korte afstand, steken met een mes in de buik, al geen zuiver opzet op de dood van [slachtoffer A] oplevert, levert een messteek in de buik, nabij vitale organen en spieren, de naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer A] op. Derhalve is in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer A] en acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen.
F. Aanvullende overwegingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
4.27 De onder E hiervoor gegeven rechtsoverwegingen dienen, voor zover nodig en vereist, als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
4.28 Gelet op de medische verklaringen stelt de rechtbank vast, dat [slachtoffer B] een diepe steekwond in de (onder-)rug heeft opgelopen en komt de rechtbank tot de conclusie dat die verwonding toegebracht is door het steken met een mes.
Die wond is naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet ontstaan als gevolg van de val van [slachtoffer B] over de fiets c.q. de val op de grond. De onder 4.6 - 4.14 aangehaalde verklaringen bevatten daarvoor ook geen aanknopingspunt. Gelet op de diepte van de wond is naar het oordeel van de rechtbank evenmin aannemelijk dat de verwonding toevallig of onbedoeld is ontstaan.
4.29 Uit de verklaringen van [slachtoffer B] en [medeverdachte D] maakt de rechtbank op, dat [slachtoffer B] nog geen steekwond had opgelopen op het moment dat hij, na de val (als gevolg van een duw) over de fiets, was opgestaan en [slachtoffer A] te hulp wilde schieten door op de rug van verdachte te springen. Tussen dat moment en het moment dat [slachtoffer B] op zijn rug op de grond viel en het bewustzijn verloor, moet de steekwond naar het oordeel van de rechtbank zijn toegebracht.
Uit de hiervoor onder 4.11 aangehaalde verklaringen volgt dat er tussen voornoemde momenten nauw fysiek contact tussen verdachte en [slachtoffer B] is geweest, in die zin dat [slachtoffer B] verdachte van achteren heeft vastgegrepen om hem van [slachtoffer A] af te halen.
4.30 Uit de verklaringen van [medeverdachte A] volgt dat verdachte een mes in handen heeft gehad. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer A] met een mes heeft gestoken. Het steken van [slachtoffer A] heeft plaatsgevonden kort voordat [slachtoffer B] werd gestoken met een mes en op een moment dat [slachtoffer B] zich vlakbij verdachte en [slachtoffer A] bevond.
De rechtbank stelt derhalve, de verschillende verklaringen afzonderlijk en in onderlinge samenhang beschouwend, vast dat het verdachte is geweest, die ook [slachtoffer B] met mes in de rug heeft gestoken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het dossier onvoldoende aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat het (fysiek) niet mogelijk zou zijn dat verdachte [slachtoffer B], toen [slachtoffer B] verdachte van achteren van [slachtoffer A] af wilde trekken, een steekwond in de rug heeft kunnen toebrengen.
4.31 Evenmin is aannemelijk, zoals in het betoog van de raadsman besloten lijkt te liggen, dat een ander persoon [slachtoffer B], al dan niet met een ander mes, heeft gestoken.
Daartoe acht de rechtbank van belang dat [slachtoffer B] op zijn rug op straat is gevallen en vervolgens het bewustzijn heeft verloren. Onwaarschijnlijk en niet aannemelijk is, dat de steekwond in de rug is toegebracht toen [slachtoffer B] op zijn rug op de grond lag. De getuigenverklaringen bevatten daarvoor ook geen aanknopingspunt.
Voordat [slachtoffer B] op de grond viel en het bewustzijn verloor, is hem door [medeverdachte D] een vuistslag in het gezicht gegeven. De ter zake afgelegde verklaringen (van onder meer [medeverdachte E] en [medeverdachte D]) nopen niet tot de aanname dat, op of rondom het moment dat [medeverdachte D] [slachtoffer B] een vuistslag in het gezicht gaf, [medeverdachte D] [slachtoffer B] ook in de rug zou hebben gestoken met een mes. Geen van de getuigen heeft [medeverdachte D] (of een ander) met een (ander) mes in de hand gezien. Bewijsmiddelen die steun geven aan een scenario waarbij [medeverdachte D] [slachtoffer B] met een mes zou hebben gestoken toen [medeverdachte D] [slachtoffer B] van verdachte wilde afhalen, zijn niet voorhanden.
4.32 Tot slot: de rechtbank neemt op grond van de verklaring van [getuige A] aan, dat verdachte aan [getuige A] kort na de steekpartij een mes heeft gegeven, dat overeenkomt met de beschrijving van dat mes door [medeverdachte A] en dat, gelet op de beschrijving van de toestand van dat mes bij afgifte aan [getuige A], dit het mes is dat door verdachte is gebruikt om [slachtoffer A] te verwonden. Het dossier bevat overigens ook geen aanknopingspunt voor de conclusie dat verdachte het mes na het steken van [slachtoffer A] en voor de afgifte van het mes aan [getuige A] uit handen heeft gegeven en weer heeft teruggekregen.
G. Aanvullende overwegingen ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde: vrijspraak
4.33 Hoewel ook de rug een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is, acht de rechtbank anders dan de officier van justitie - gelet op de voorhanden zijnde en hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, [slachtoffer B] op zo’n kwetsbare plek te raken en dat verdachte daarmee de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer B] heeft aanvaard. Verdachte dient derhalve van het onder 2 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
H. Aanvullende overwegingen ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde: vrijspraak
4.34 Voorts acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen openlijk geweld heeft gepleegd, nu de ten aanzien van feit 2 in de tenlastelegging beschreven gedragingen en handelingen alleen betrekking hebben op het steken met een mes. Uit de beschikbare bewijsmiddelen kan namelijk niet worden afgeleid dat de medeverdachten wisten dat verdachte een mes bij zich droeg, dat hij dat mes zou (kunnen) gebruiken en dat zij daaraan een significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Verdachte dient derhalve van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
I. Overwegingen ten aanzien van het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde
4.35 Het bij [slachtoffer B] ontstane letsel, als omschreven onder 4.15, wordt door de rechtbank, reeds gelet op diepte van de steekwond en de grootte van het litteken, aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Mede gelet op hetgeen hiervoor onder F is overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar (ernstig) lichamelijk letsel bij [slachtoffer B] door het steken met een mes in diens rug.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 6 september 2008 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer A] meermalen met een mes in de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 6 september 2008 te Apeldoorn aan een persoon (te weten [slachtoffer B]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een steekwond in de rug en/of in craniale richting door- c.q. ingesneden rugspieren), heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer B] opzettelijk met een mes in de rug te steken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 (primair): poging doodslag
Feit 2 (meer subsidiair): zware mishandeling
7. Strafbaarheid van de verdachte
7.1 In het dossier bevinden zich meerdere, in het kader van eerdere strafzaken, opgemaakte (reclasseringsrapporten). Onder meer in het rapport van 14 maart 2007 wordt beschreven dat de ontwikkeling bij verdachte van vermogens- naar geweldsdelicten als zorgelijk wordt beschouwd.
7.2 Omtrent de persoon van verdachte is een multidisciplinair onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 6 maart 2009 van P.A.E.M.T. Cremers (psycholoog) en J.H. van Renesse (psychiater), beiden werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum. In de conclusie van het rapport wordt het volgende vermeld:
“Vanwege verdachtes weigering om aan het gedragskundig onderzoek mee te werken heeft een volledig gedragskundig onderzoek van verdachte niet kunnen plaatsvinden. Er zijn bij verdachte op basis van de observaties en de beschikbare informatie geen aanwijzingen gevonden voor psychotische symptomen. Van een weigering op pathologische gronden kan dan ook niet worden gesproken.
Voor zover het onderzoek wel informatie heeft opgeleverd, was dit niet zodanig van aard dat op grond daarvan een stoornis kon worden vastgesteld.
Gelet op deze bevindingen is het niet mogelijk de vraag te beantwoorden of er bij verdachte, in het bijzonder voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde, sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.”
7.3 Gelet op de resultaten van het verrichtte onderzoek en de daarmee gepaard gaande weigering van verdachte om mee te werken aan het onderzoek, is de rechtbank van oordeel dat verdachte strafbaar is, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf
8.1 De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
8.2 Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit; subsidiair is geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3 De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.4 Door Tactus Verslavingszorg is bij brief van 17 oktober 2008 bericht dat niet kon worden voldaan aan het verzoek tot voorlichtingsrapportage, omdat verdachte zich blijft beroepen op zijn zwijgrecht en geen medewerking verleent aan een psychiatrisch onderzoek.
8.5 De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag en aan zware mishandeling. Zeer zorgelijk is dat verdachte in een woordenwisseling, wat daarvan ook moge zijn, aanleiding heeft gezien om een mes te trekken en dat zonder aarzeling te gebruiken. Het op korte afstand met een mes frontaal in de buik van [slachtoffer A] steken is een zo gruwelijke handeling, dat de rechtbank daarin een bijzonder strafverzwarende omstandigheid ziet.
Beide slachtoffers, vooral [slachtoffer A], hebben een langdurige periode niet kunnen werken en kampen nog steeds met psychische en lichamelijke problemen. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de integriteit van beiden. De omstandigheid dat [slachtoffer A] het leven niet heeft verloren en beide slachtoffers geen ernstiger blijvend letsel hebben opgelopen is een omstandigheid, die geenszins aan de verdachte te danken is.
Tevens heeft verdachte door zijn handelen de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.
Poging doodslag en zware mishandeling zijn ernstige feiten, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een langdurige geheel onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
8.6 De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
8.7 De rechtbank acht voor een poging doodslag als de onderhavige een gevangenisstraf voor de duur van drie en een half jaar geïndiceerd. Verder geldt als oriëntatiepunt voor een zware mishandeling waarbij een wapen is gebruikt met als gevolg ernstig letsel, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Strafverzwarend is bovendien de omstandigheid dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Rekeninghoudend met de omstandigheden waaronder de feiten - kort na elkaar - zijn gepleegd, het gemak waarmee verdachte naar een wapen heeft gegrepen en vervolgens excessief geweld heeft gebruikt, de ernst van de verwondingen, met name bij [slachtoffer A], de gevolgen van dat letsel bij de slachtoffers, de schrik en angst die verdachte omstanders heeft bezorgd, alsmede met de persoon van deze jeugdige verdachte, ziet de rechtbank voldoende redenen om een aanzienlijk hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht, alles overwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden.
9. Vordering benadeelde partij
9.1 De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 3.270,00 gevoegd in het strafproces, inhoudende € 2.500,00 immateriële schade en € 770,00 materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 100,00 liggeld in ziekenhuis, € 150,00 eigen risico en € 520,00 aan kleding.
9.2 Voorts heeft zich de benadeelde partij [slachtoffer B] ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 2.399,95 gevoegd in het strafproces, inhoudende € 1.600,00 immateriële schade en € 799,95 materiële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit € 128,00 contributie voor de sportschool en € 671,95 aan kleding.
9.3 De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer A], met uitzondering van het liggeld, kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.370,00. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk verklaard te worden. De vordering van [slachtoffer B] kan naar het oordeel van de officier van justitie geheel worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om te toegewezen te bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4 De raadsman heeft niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen bepleit, nu verdachte naar het oordeel van de raadsman dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
9.5 Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot een bedrag van € 3.370,00, te weten het gevorderde bedrag minus de gevorderde kosten voor het liggeld, toegewezen te worden. De rechtbank acht deze post (liggeld) onvoldoende onderbouwd en daarmee niet eenvoudig vast te stellen. Het toegewezen bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakend feit.
9.6 Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer B] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot een bedrag van € 1.799,95 te worden toegewezen, te weten € 1.000,00 immateriële schade en € 799,95 materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakend feit.
9.7 Wat betreft het meer of anders gevorderde zullen de benadeelde partij [slachtoffer A] en de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat de vorderingen overigens niet eenvoudig van aard zijn dat deze kunnen worden afgedaan in het strafproces. De benadeelde partijen kunnen in zoverre hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
11. In beslag genomen voorwerpen
11.1 Het strafvorderlijk belang (stuk van overtuiging) verzet zich thans tegen teruggave van:
- Spijkerbroek, zodat deze ten behoeve van de rechthebbende dient te worden bewaard.
11.2 Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde:
- Blouse, beige
- Sokken, zwart
- Onderbroek, gestreept
- T-shirt, wit
- Schoenen, één paar, zwart
12. Vordering tenuitvoerlegging
Reeds nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 9 april 2008 (parketnummer 06/471011-07) voorwaardelijk opgelegde 2 (twee) weken gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
13. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
Feit 1 (primair): poging doodslag
Feit 2 (meer subsidiair): zware mishandeling
verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf tot de duur van 5 (vijf) jaar.
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
beveelt dat de inbeslaggenomen spijkerbroek ten behoeve van rechthebbende dient te worden bewaard, nu het strafvorderlijk belang zich thans verzet tegen teruggave.
gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- Blouse, beige
- Sokken, zwart
- Onderbroek, gestreept
- T-shirt, wit
- Schoenen, één paar, zwart
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van rechtbank te Zutphen van 9 april 2008, te weten van: 2 (twee) weken gevangenisstraf.
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en plaats] (gironummer [nummer]) van een bedrag van € 3.370,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakend feit en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres en plaats], (gironummer [nummer]) van een bedrag van € 1.799,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het schadeveroorzakend feit en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] en de benadeelde partij [slachtoffer B] voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen en bepaalt dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 3.370,00, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 46 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 1.799,95, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 35 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Hödl en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0620/08-207374, gedateerd 16 oktober 2008.
2 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 89).
3 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 31).
4 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 96).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 72-74).
6 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 242 en 259).
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 72), proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B] (pagina 83) en (stam)proces-verbaal (pagina 10), fotoherkenning verdachte door [slachtoffer B] (pagina 83).
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 303) en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer A] (pagina 314) en fotoherkenning verdachte door [slachtoffer A] (pagina 314).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [partner slachtoffer B] (pagina 149) en proces-verbaal van verhoor van getuige [partner slachtoffer B] (pagina 151).
10 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 282) en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte E] (pagina 295).
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 282) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 274).
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 277), proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 282) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F] (pagina 263).
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 278).
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 274).
15 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 277).
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F] (pagina 251).
17 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C] (pagina 279).
18 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 242).
19 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 73).
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 241).
21 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 282).
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 241) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 303).
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 242) en diens verhoor bij de rechter-commissaris.
24 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E] (pagina 297) en diens verhoor bij de rechter-commissaris, en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 282).
25 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 73).
26 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 73 en 81). Zie ook proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 283).
27 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 303) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 283).
28 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 74) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 303).
29 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 304).
30 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E] (pagina 297), proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte E] bij de rechter-commissaris d.d. 3 maart 2009 en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] (pagina 283) en proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte D] bij de rechter-commissaris d.d. 3 maart 2009 en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 73).
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] (pagina 158) en haar verhoor bij de rechter-commissaris.
32 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte A] (pagina 157 en 163) en het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 4 maart 2009.
33 Zie onder andere processen-verbaal van verhoor van medeverdachten [medeverdachte E], [medeverdachte F] en [medeverdachte B] bij de rechter-commissaris d.d. 3 maart 2009.
34 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 302).
35 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B] (pagina 247).
36 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte F] (pagina 251 en 252).
37 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (pagina 73).
38 Medische gegevens van [slachtoffer A], opgemaakt door P.L. Klemm d.d. 17 september 2008 (geschrift) (pagina 313).
39 Medische gegevens van [slachtoffer B], opgemaakt door P.L. Klemm d.d. 17 september 2008 (geschrift) (pagina 87 en 88).
40 Medische gegevens van [slachtoffer B], opgemaakt door P.L. Klemm d.d. 17 september 2008 (geschrift) (pagina 88).
41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 170).
42 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 138).
43 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 139).
44 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 176).
45 Proces-verbaal van onderzoek plaats delict (pagina 93) en proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 94).
46 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 187).
47 Proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 101).
48 Proces-verbaal van verhoor van [getuige B] (pagina 187).
49 Proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 101).
50 Deskundigenrapport opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, d.d. 15 januari 2009 (geschrift), rapportpagina 1 en 8.
51 Deskundigenrapport opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, d.d. 15 januari 2009 (geschrift), rapportpagina 1 en 8.
52 Deskundigenrapport opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, d.d. 15 januari 2009 (geschrift), rapportpagina 1 en 8.
53 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 225).
54 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 225 e.v. en verklaring ter terechtzitting).
55 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (pagina 304).
56 Proces-verbaal, ambtelijk verslag met een daarbij gevoegd geschrift inhoudende de detentiegegevens van verdachte en medeverdachte (pagina 138 en 139).
57 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 180-181), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 191) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 195).