ECLI:NL:RBZUT:2009:BI1513

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460519-08 en 06/460087-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hödl
  • A. Hemrica
  • M. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man wegens kindermishandeling, diefstal en heling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder kindermishandeling, diefstal en heling. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het mishandelen van een driejarig kind, [slachtoffer A], in de periode van 1 april 2008 tot en met 23 september 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen het kind heeft geslagen, gebeten en op andere manieren heeft mishandeld, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel en pijn voor het slachtoffer. De mishandeling vond plaats in een omgeving waar het kind recht had op zorg en bescherming.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van een bestelbus en een aanhangwagen, evenals van een poging tot diefstal van dieselolie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 maart 2009 een bestelbus heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte heeft de bus gebruikt om van Eefde naar Zutphen te rijden, wat de rechtbank als diefstal heeft gekwalificeerd. Voor de andere diefstallen en pogingen tot diefstal was er onvoldoende bewijs, waardoor de verdachte op die punten werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarbij de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht. Tevens gelastte de rechtbank de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, gezien de recidive van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de benadeelde partij, [slachtoffer C], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de schade niet direct voortvloeide uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/460519-08 en 06/460087-09
Vord. na voorw. veroord. 06/802851-06 en 07/400266-07
Uitspraak d.d. 17 april 2009
tegenspraak / dip (06/460519-08); dip (06/460087-09)
oip 2x (06/802851-06 en 07/400266-07)
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1985],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring “De Kruisberg”te Doetinchem.
Raadsman mr. Cornelissen (advocaat te Zutphen).
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2009.
2. Voeging dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460519-08 en 06/460087-09 tegen verdachte aangebrachte zaken.
3. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 06/460519-08
hij op meerdere, althans één tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van
01 april 2008 tot en met 23 september 2008, in de gemeente Aalten, in elk
geval in Nederland,
(telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (geboren 20 februari 2005):
- meermalen, althans eenmaal, (hard) op/tegen de bil(len) heeft
geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hard) in een/het oor en/of een/de bil(len)
en/of de voet(en) heeft gebeten en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hard) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft
geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op de rug en/of (elders) op het lichaam heeft
geslagen/gestompt,
- meermalen, althans eenmaal, de haren uit het hoofd heeft getrokken en/of
- meermalen, althans eenmaal, (hardhandig) heeft beegepakt (bij de arm(en)),
waardoor deze [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
inzake parketnummer 06/460087-09
1.
hij op of omstreeks 02 maart 2009 te Eefde, gemeente Lochem, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus (merk:
Volkswagen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer B] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2009 te Doetinchem met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen en/of één of
meerdere dakgoten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 19 februari 2009 te Doetinchem en/of te Zelhem, in elk
geval in Nederland, een aanhangwagen en/of één of meerdere dakgoten heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aanhangwagen en/of
die dakgo(o)t(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
artikel 417bis Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 09 augustus 2008 te
Bredevoort, gemeente Aalten, ter uitvoering van het door door verdachte en/of
zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen dieselolie, althans brandstof, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) met
dat oogmerk
- een slang in de tank van een Daihatsu (Taft) en of van een Landrover
(Defender) heeft/hebben gestopt/gehouden en/of
- dieselolie uit die Daihatsu (Taft) en/of Landrover (Defender) heeft/hebben
gezogen/gehaald,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een tijdstip in of omstreeks 1 september 2008 tot en met 2 september
2008 te Doesburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een aanhangwagen en/of een hoeveelheid RVS, althans metaal, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 2 september
2008 te Doesburg en/of Eibergen, in elk geval in Nederland, een aanhangwagen
en/of een hoeveelheid RVS, althans metaal heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist, althans redelijkerwijs
had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
4. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies
voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. Overwegingen ten aanzien van het bewijs inzake parketnummer 06/460519-08 (eindnoot 1)
A. Inleiding
5.1. Op 23 september 2008 is door de biologische vader van [slachtoffer A], geboren op 20 februari 2005, aangifte gedaan van mishandeling van zijn zoontje. De vader deed aangifte naar aanleiding van telefonische informatie van de oma van [slachtoffer A], dat [slachtoffer A] was mishandeld en dat hij was opgenomen in het ziekenhuis in Winterswijk. Op 24 september 2008 werd op verzoek van de politie in het Beatrixziekenhuis te Winterswijk een letselbeschrijving (eindnoot 2) van [slachtoffer A] opgenomen door de GGD-arts [naam A], na collegiaal overleg met de kinderarts [naam B], die op 23 september 2008 had besloten tot opname van [slachtoffer A] in het ziekenhuis. Door de GGD-arts is geconcludeerd dat uit de verschillende onderzoeken van de kinderarts mogelijke aangeboren of verkregen ziekten uitgesloten waren als verklaring voor de vele blauwe plekken die [slachtoffer A] had. Gezien het verschil in kleurintensiteit en de verkleuringen zelf lijkt het erop dat er meerdere data van toegebracht trauma zijn. Bij het lichamelijk onderzoek werden onder meer verkleuringen gezien in/op het gezicht, de hals, achter de oren, rug, schouderbladen, benen en arm.
5.2. Naar aanleiding van de aangifte zijn verschillende getuigen gehoord en heeft er een studioverhoor van [slachtoffer A] plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn zowel de moeder van [slachtoffer A] als haar vriend, verdachte [verdachte], aangehouden als verdacht van kindermishandeling. Verdachte heeft steeds ontkend [slachtoffer A] mishandeld te hebben (eindnoot 3) .
B. Standpunt van het openbaar ministerie
5.3. Ten aanzien van het feit inzake parketnummer 06/460519-08 heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden op basis van de aangifte, de verklaring van de kinderarts [naam B], de melding bij het AMK, de foto’s en de letselbeschrijving door de GGD-arts, de verklaring van getuige [getuige A], het audioverhoor van [slachtoffer A], de verklaring van de oma ([naam oma]), opa ([naam opa]) en moeder ([naam moeder]) van [slachtoffer A].
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
5.4. Door de raadsman is vrijspraak bepleit, omdat een andere oorzaak en/of dader niet valt uit te sluiten. Door verdachte is ter terechtzitting - kort gezegd - verklaard dat de oma van [slachtoffer A], [naam oma] de stuwende kracht is achter de beschuldiging van kindermishandeling, met als doel om hem (verdachte) uit de familie te weren.
D. Beoordeling door de rechtbank
5.5. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een relatie heeft gehad met [naam moeder]. Hij heeft haar op 10 april 2008 voor het eerst heeft ontmoet en tweeënhalve week later heeft hij [slachtoffer A] ontmoet in Doetinchem. Verdachte heeft verklaard dat hij ook wel ‘[bijnaam verdachte]’ wordt genoemd.
5.6. Aangever heeft verklaard (eindnoot 4) dat zijn ex-vriendin [naam moeder] sinds april 2008 een nieuwe vriend heeft, genaamd [bijnaam verdachte]. Sinds eind mei 2008 heeft zijn ex-schoonmoeder gemerkt dat zijn, aangevers, zoontje [slachtoffer A] vaak verwondingen had, meestal bestaande uit blauwe plekken.
5.7. De kinderarts in het Beatrixziekenhuis te Winterswijk heeft verklaard (eindnoot 5) dat hij [slachtoffer A] op 23 september 20078 heeft onderzocht na een doorverwijzing door de huisarts. Bij onderzoek zag hij dat het kind blauwe plekken en bloeduitstortingen had, voornamelijk in het gelaat en op de rug. Die plekken waren in verschillende stadia van verloop. Op neusrug/voorhoofd had het kind een grote bloeduitstorting. Uit het bloed (stollings)onderzoek bleek niets abnormaals. Er waren geen medische gronden waaruit de blauwe plekken verklaard konden worden. Het kind is daarom voor observatie en verder onderzoek opgenomen op de kinderafdeling van het ziekenhuis.
De oma van [slachtoffer A], die ook aanwezig was, heeft aan de kinderarts verteld dat [verdachte] [slachtoffer A] sloeg. Zij vertelde dat zij al eens blauwe plekken had geconstateerd op de billen van [slachtoffer A] en dat [slachtoffer A] haar had verteld dat [verdachte] hem op zijn kont sloeg en aan zijn oor trok.
Op 24 september 2008 heeft de kinderarts een melding gedaan bij het AMK, omdat hij het sterke vermoeden had van extern op [slachtoffer A] uitgeoefend geweld. Bij het AMK bleek [slachtoffer A] reeds bekend in verband met zijn thuissituatie.
5.8. De kinderarts heeft bij de rechter-commissaris verklaard (eindnoot 6) dat [slachtoffer A] is doorverwezen door de huisarts. De huisarts had telefonisch contact opgenomen en verzocht om ziekenhuisopname op korte termijn. Zij vond de opname nodig om de problematiek duidelijker te krijgen. Met andere woorden de huisarts zag medisch gezien reden voor verdere observatie en ander klinisch onderzoek. De huisarts was al langere tijd bezig met de situatie. De huisarts had het kind al vaker gezien, ook in bijzijn van de moeder en de oma.
5.9. De opa van [slachtoffer A], getuige [naam opa], heeft op 26 september 2008 verklaard (eindnoot 7) dat hij sinds zo’n 3 ½ maand (sinds zijn dochter [naam moeder] met verdachte een relatie heeft en samenwoont) veranderingen bij [slachtoffer A] heeft gezien. Eerst een blauwe plek die [naam moeder] toeschreef aan vallen of uitglijden. Enkele dagen daarna gaf [slachtoffer A] aan dat “[bijnaam verdachte] sloeg”. Met [bijnaam verdachte] bedoelde hij [verdachte], de vriend van [naam moeder]. De getuige zag toen dat het oor van [slachtoffer A] helemaal blauw was en dat zijn billen bont en blauw waren. Op beide dagen deed hij [slachtoffer A] pijn, terwijl zij als opa en kleinzoon speelden/stoeiden. [slachtoffer A] riep dan hard “AU” bij gebruikelijke aanrakingen. Toen de getuige op een dag zag dat [slachtoffer A]’s billen bont en blauw waren, werd de getuige boos. Zijn vrouw [naam oma] is toen samen met [naam moeder] en [slachtoffer A] naar de huisarts [naam huisarts] gegaan. Daarna is zijn vrouw nog vaker met [slachtoffer A] bij de huisarts geweest.
Op de avond van de 22e september 2008 heeft [verdachte] op [slachtoffer A] gepast en is zijn vrouw [naam oma] samen met [naam moeder] naar de bingo geweest. De volgende ochtend werd hij gebeld door [naam moeder]. Zij vertelde hem dat het niet zo goed ging met [slachtoffer A] en dat ze naar de huisartsenpraktijk van dr. [naam huisarts] ging. [naam oma] is toen naar [naam moeder] gegaan en daarna zijn ze met zijn drieën naar het ziekenhuis gegaan.
5.10. Door een medewerkster (eindnoot 8) van de Jeugd Hulp Verlening is verklaard dat zij op 24 september 2008 op verzoek van Buro Jeugdzorg een pleeggezin heeft gezocht voor [slachtoffer A].
5.11. Vanuit het pleeggezin (eindnoot 9) is een aantal waarnemingen gedaan, dat door de eerder aangeduide Jeugd Hulp Verlening “Lindenhout” op papier is gezet.
Van de observaties van het pleeggezin is onder meer geregistreerd:
“27/09/08
- Wanneer iemand een stomp gebruiksvoorwerp pakt roept [slachtoffer A]: “Hij wil me slaan, net als [bijnaam verdachte]”
- Hij vertelt spontaan dat [bijnaam verdachte] petst en hij er bang voor is.
2/10/08 Vertelt ineens dat hij alleen was met [bijnaam verdachte], mama was bij oma in Doetinchem. [bijnaam verdachte] petst hem en hij moet hard huilen”.
Van de observatie van de spoedzorgwerker is onder meer geregistreerd:
“2/10/08 tijdens huisbezoek:
- [slachtoffer A] zegt opeens dat [bijnaam verdachte] hem slaat en dat dit toch niet mag.
- Terwijl [slachtoffer A] zijn kamer laat zien, zegt hij terwijl hij op bed zit nogmaals dat [bijnaam verdachte] hem slaat en hij vraagt dan of zij (de spoedzorgwerker) tegen [bijnaam verdachte] wil zeggen dat dat niet mag”.
5.12. De het gezin begeleidende maatschappelijk werkster (eindnoot 10) , [getuige B], heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte [verdachte] twee keer aanwezig is geweest bij een huisbezoek dat zij aan het gezin heeft gebracht en dat zij hem heeft ontmoet in het ziekenhuis in Winterswijk. Toen zij [verdachte] voor de eerste keer ontmoette en haar bleek dat hij had vastgezeten, heeft zij hem gevraagd of hij ook had vastgezeten voor feiten waarbij geweld was komen kijken. Hij heeft dat toen in alle toonaarden ontkend.
5.13. [getuige C] heeft bij de rechter-commissaris verklaard (eindnoot 11) dat zij vier of vijf keer, soms zaten er twee of drie weken tussen, bij haar neefje [slachtoffer A] blauwe plekken heeft gezien op zijn rug en hoofd. Zij heeft eenmaal gezien dat de vriend van haar zus [naam moeder], [bijnaam verdachte], [slachtoffer A] een harde klap voor zijn kont heeft gegeven. Daarnaast heeft zij op een gegeven moment gehoord dat [slachtoffer A] tegen haar, getuige, iets zei in de trant van: “[bijnaam verdachte] doet mij aan oor trekken”.
5.14. De moeder van [slachtoffer A] heeft verklaard (eindnoot 12) dat [verdachte] bij haar in Aalten op [slachtoffer A] paste als zij naar de bingo ging of boodschappen ging doen. Als zij dan terug kwam zag zij regelmatig dat [slachtoffer A] blauwe/rode plekken had op wang, rug, billen. Zij is verschillende keren daarmee naar de huisarts [naam huisarts] geweest, evenals haar moeder.
De huisarts kon geen zekerheid geven of [slachtoffer A] was mishandeld.
Op 22 september 2008 is zij naar de bingo geweest. [verdachte] heeft die avond opgepast. Toen zij hem vroeg of alles goed was gegaan, vertelde hij dat hij met [slachtoffer A] was gevallen in de douche. De volgende ochtend zag zij dat [slachtoffer A] een enorme blauwe plek op zijn wang had. [slachtoffer A] was anders dan anders. Hij was angstig en zij is met hem naar de huisarts gegaan, die haar vervolgens heeft doorgestuurd naar de kinderarts in Winterswijk.
5.15. Uit een door de huisarts [naam huisarts] ter beschikking gesteld journaal (eindnoot 13) blijkt onder meer:
“22/09/08
S heeft weer blauw plekken
O(bservatie) hematoom voorhoofd nu geel verkleurd; nieuw hematoom onderrug 18/09/08
S blauwe plek voorhoofd
O(bservatie) buil en blauwe plek frontaal boven neus
01/09/08
S blauw op de billen opa ongerust
O(bservatie) lichte hematomen beide billen
01/08/08
S oma komt met [slachtoffer A]. Bezorgd om rode plek rechter bil
O(bservatie) rechter bil erythemateuze plek van circa 4-3 centimeter.”
5.16. Tijdens een audiovisueel opgenomen studioverhoor (eindnoot 14) van [slachtoffer A] zegt [slachtoffer A] onder meer: “[bijnaam verdachte] heeft mij geslagen”, (verbalisant: En waar doet hij dan slaan?) “Oh aan mijn kont”, (verbalisant: Waar doet hij jouw petsen?) “Bij mijn kont”, (verbalisant: En als [bijnaam verdachte] jou slaat. Waar doet hij dat mee?) “Met de hand … Heel vaak”.
5.17. Door verdachte is aangevoerd dat er een complot tegen hem is gevoerd, aangezet door de moeder van zijn voormalige vriendin [naam moeder], om hem zodoende uit de familie te weren. Die moeder, getuige [naam oma], zou vervolgens [naam moeder] en [slachtoffer A] beïnvloed hebben teneinde belastende verklaringen tegen verdachte af te leggen. De rechtbank overweegt dat er naast de verklaringen van familieleden ook zodanig andere belastende verklaringen zijn, dat de rechtbank een dergelijke complottheorie niet aannemelijk acht. Zo zijn er de observaties uit het pleeggezin naar aanleiding van spontane uitlatingen van [slachtoffer A]. De rechtbank heeft geen redenen om daaraan te twijfelen. Verder zijn er de observatie tijdens het huisbezoek van de spoedzorgwerker, de bevindingen van de kinderarts en het journaal van de huisarts, maar ook de verklaring van [slachtoffer A] zelf.
5.18. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de betrouwbaarheid van het studioverhoor van [slachtoffer A] te twijfelen. Uit de schriftelijke weergave van het gesprek blijkt niet dat te sterk sturende vragen zijn gesteld. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat [slachtoffer A] zou zijn geïnstrueerd om “[bijnaam verdachte]” te noemen in relatie tot petsen en slaan. In dit verband wordt tevens in ogenschouw genomen dat [slachtoffer A] bij de pleegouders ongevraagd en spontaan opmerkingen maakte over de handelingen van verdachte. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de overige afgelegde verklaringen te twijfelen.
5.19. De rechtbank is van oordeel dat een door verdachte gestelde complottheorie niet aannemelijk is geworden. De rechtbank acht in dit verband ook van belang de verklaring van de getuige [getuige B], de maatschappelijk werkster, aangezien verdachte op dat punt aantoonbaar onjuist heeft verklaard, nu uit zijn strafblad onmiskenbaar blijkt dat hij in het verleden is veroordeeld tot vrijheidsstraffen onder meer terzake van geweldsdelicten of geweldsgerelateerde delicten.
5.20. Op basis van de voormelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen mishandelen van de driejarige [slachtoffer A], met dien verstande dat voor het bijten, haren uit het hoofd trekken en hardhandig beetpakken onvoldoende (wettig) bewijs voorhanden is.
6. Overwegingen ten aanzien van het bewijs inzake parketnummer 06/460087-09 (eindnoot 15)
A. Inleiding
6.1. Op 2 maart 2009 werd er bij de politie Lochem aangifte gedaan van diefstal van een bedrijfswagen (bestelbus) van de firma [slachtoffer B] B.V. op 2 maart 2009 vanaf een bouwterrein aan de Kapperallee te Eefde. Naar aanleiding van die aangifte werd door de politie uitgezien naar bedoelde auto, welke auto kort daarop werd aangetroffen op de Groenesteeg in Zutphen. Door de politie werd waargenomen dat een man in de auto ging zitten en vervolgens de auto startte, waarop de man werd aangehouden. Deze man bleek verdachte [verdachte] te zijn. Naar aanleiding hiervan werd nader onderzoek ingesteld, waarbij verdachte bij meerdere andere zaken bleek te zijn betrokken (eindnoot 16) .
B. Standpunt van het openbaar ministerie
6.2. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 3 en 4 subsidiair aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Feit 2 kan volgens de officier niet bewezen worden, omdat daarvoor enkel de verklaring van [naam moeder] voorhanden is. Dat is in de visie van de officier te weinig om tot een bewezenverklaring van dat feit te kunnen komen, zodat daarvoor vrijspraak dient te volgen.
De officier heeft zich voor wat betreft de feiten 1, 3 en 4 subsidiair voor het bewijs gebaseerd op de verklaringen die verdachte daarover heeft afgelegd, de aangifte van [slachtoffer B], de aangifte van [slachtoffer D] in samenhang met de verklaring van de getuige [getuige E] en de DNA-match, de aangifte van [slachtoffer C], de foto’s die zijn gemaakt met de bewakingscamera van het recyclingbedrijf [naam F] en de bevindingen van de verbalisanten.
Feit 1 ziet volgens de officier op wederrechtelijke toe-eigening, nu verdachte zo’n 20 minuten na het wegnemen op een andere plek door de politie is betrapt. In die tijd heeft verdachte als heer en meester over de bedrijfsbus beschikt. Van joyriding kan dan ook geen sprake zijn.
De onder 4 primair tenlastegelegde diefstal kan volgens de officier niet bewezen worden, zodat terzake daarvan vrijspraak dient te volgen.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
6.3. Door de raadsman is het volgende aangevoerd.
Voor feit 1 dient in de optiek van de raadsman vrijspraak te volgen, aangezien verdachte weliswaar de bus heeft meegenomen zonder dat hij daar toestemming voor had, maar dat hij zich genoodzaakt heeft gezien om de bus mee te nemen, omdat hij deze voor vervoer nodig had. De tijd waarin hij over de bus heeft beschikt is te kort om daaraan de conclusie te koppelen dat hij als ‘heer en meester’ over de bus heeft beschikt. Door de raadsman is vrijspraak van dit feit bepleit, aangezien in het onderhavige geval sprake is van joyriding.
Ten aanzien van feit 2 dient volgens de raadsman vrijspraak te volgen, nu voor het bewijs enkel de belastende verklaring van [naam moeder] voorhanden is. Haar verklaringen in relatie tot verdachte zijn naar de opvatting van de raadsman niet betrouwbaar gebleken, wat volgens de raadsman ook volgt uit de andersluidende verklaring die zij heeft afgelegd in het kader van het gestelde niet naleven van de aan verdachte opgelegde voorwaarden voor de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 3 is in de visie van de raadsman te weinig bewijs voorhanden om verdachte aan de diefstal van de dieselolie te linken, zodat ook hier een vrijspraak dient te volgen.
Met betrekking tot een bewezenverklaring van de onder 4 subsidiair tenlastegelegde heling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft daarbij nog opgemerkt dat verdachte en [naam G] elkaar goed kennen. Verdachte wist wel dat [naam G] in het verleden voor strafbare feiten was veroordeeld, maar dat was al zo lang geleden dat hij in de gegeven situatie niet op gestolen goed bedacht hoefde te zijn.
D. Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
6.4. Door [slachtoffer B] is aangifte (eindnoot 17) gedaan van diefstal van de bedrijfsbus, een Volkswagen transporter, van zijn werkgever Van [slachtoffer B] B.V., welke op 2 maart 2009 stond geparkeerd bij een bouwplaats aan de Almenseweg in Eefde. Omstreeks 12.30 uur zag aangever dat de bus niet meer stond waar hij hem had achtergelaten. De auto is door de politie (eindnoot 18) aangetroffen in de Groenesteeg te Zutphen.
6.5. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 2 maart 2009 in Eefde de bestelbus heeft weggenomen. Hij was bedreigd en had vervoer nodig. Hij was van plan om de bestelauto bij het station in Vorden neer te zetten. Hij had de auto alleen maar nodig om van ‘A naar B’ te komen.
6.6. Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van diefstal van de bestelbus en niet van joyriding. Verdachte heeft de bestelbus weggenomen en is daarmee vanuit Eefde naar Zutphen gereden. Verdachte had de bedoeling om naar Vorden te rijden en de bestelbus daar achter te laten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee als heer en meester over de bestelbus beschikt, te meer nu hij geenszins de bedoeling heeft gehad de bus weer terug te brengen. De rechtbank acht het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en daarmee de diefstal bewezen.
Ten aanzien van feit 2
6.7. De rechtbank is ten aanzien van de hier tenlastegelegde diefstal van een aanhangwagen van oordeel dat voor verdachtes betrokkenheid onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu die betrokkenheid alleen is terug te voeren op de verklaring van [naam moeder]. Verdachte is niet aangetroffen ten tijde van het staande houden van de auto met aanhangwagen en evenmin ten tijde van de zoektocht naar de bestuurder van de auto. Bovendien ontkent verdachte zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstal. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 3
6.8. Door aangever [slachtoffer D], eigenaar van autobedrijf [slachtoffer D], is verklaard (eindnoot 19) dat op 9 augustus 2008 is geprobeerd om brandstof (dieselolie) af te tappen van een rode Daihatsu Taft en een Landrover Defender.
6.9. Getuige [getuige E] heeft verklaard (eindnoot 20) dat hij op 9 augustus 2008 rond middernacht op het pad langs de parkeerplaats van garage [slachtoffer D] liep en toen een benzinelucht rook. Op het verlichte terrein van de garage zag hij vervolgens twee jongens, die vervolgens - nadat hij een van hen had aangesproken - wegliepen in de richting van een auto, vervolgens in een Mercedes stapten met het kenteken [kenteken] . en wegreden. De lichten van de auto gingen pas na 100 meter rijden aan en de Mercedes ging er vervolgens met hoge snelheid vandoor, aldus [getuige E].
6.10. Door de politie is een sporenonderzoek ingesteld (eindnoot 21) op het bedrijfsterrein. Op een stuk tuinslang dat in een benzinetank van één van de auto’s op dat terrein hing, werd speeksel aangetroffen. Dat speeksel werd veiliggesteld en een monster is voor onderzoek verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut in Den Haag onder nummer AAAI2370NL. Daar is vastgesteld (eindnoot 22) dat het veiliggestelde monster overeenkwam met het referentiemonster wangslijmvlies van de verdachte [verdachte].
6.11. Uit het verslag (eindnoot 23) van het sporenonderzoek van TFO blijkt dat het speekselmonster is aangetroffen op een hevelslang (auto op het terrein) en is veiliggesteld op 9 augustus 2008 om 01.30 uur en in beslag is genomen voor vergelijkend DNA-onderzoek.
6.12. Gelet op de voormelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat verdachte betrokken is geweest bij een poging tot diefstal van dieselolie uit een auto als tenlastegelegd onder feit 3.
Ten aanzien van feit 4
6.13. Op 2 september 2008 trof een surveillancedienst een deels in de bosjes staande aanhanger aan in Haarlo (eindnoot 24) . Deze bleek bij navraag bij de meldkamer op naam te staan van [slachtoffer C] uit Doesburg. Bij navraag bij [slachtoffer C] bleek dat de aanhanger van zijn terrein was gestolen in de nacht van 1 op 2 september en dat op de aanhanger ongeveer 500 kilogram aan RVS lag. Telefonische navraag via het politiebureau bij recyclingbedrijven leverde op dat die ochtend bij metaalrecyclingbedrijf [naam F] in Eibergen een aanhanger vol oud ijzer was gebracht onder de naam [verdachte]. Ter plaatse bij [naam F] werd de surveillancedienst door een medewerker van het bedrijf meegedeeld dat die ochtend omstreeks 08.00 uur door twee personen, hem bekend als [verdachte] en [naam G], met een aanhanger met RVS op het bedrijfsterrein was gekomen.
6.14. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard (eindnoot 25) dat hij op verzoek van [naam G] naar het station in Vorden is gereden om een aanhangwagen te verslepen. [naam G] heeft hem verteld dat de bewuste aanhangwagen gestolen was. Hij zag dat [naam G] achter zijn auto een aanhangwagen had, waarop RVS-staal was gestapeld. De lading was afgedekt met een zeil. Hij, verdachte, heeft de aanhangwagen met RVS-staal achter zijn Mercedes bevestigd en hij is toen samen met [naam G] naar [naam F] in Eibergen gereden. Onderweg is hij, verdachte, nog gestopt, omdat het zeil volgens [naam G] van het RVS moest, omdat het dan niet zou opvallen.
Bij [naam F] hebben ze vervolgens samen het RVS afgeladen. Omdat [naam F] geen zaken wilde doen met [naam G], heeft verdachte zijn naam opgegeven en het geld in ontvangst genomen. De aanhanger heeft hij achtergelaten op het industrieterrein.
6.15. Ten aanzien van de onder 4 primair tenlastegelegde diefstal acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het daadwerkelijk wegnemen van de aanhangwagen met het RVS van het terrein van de aangever. Verdachte zal van de diefstal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
6.16. Gelet op de verklaring van verdachte dat [naam G] hem heeft verteld dat de aanhangwagen gestolen was, acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat hij een gestolen aanhangwagen voorhanden heeft gehad. Voor wat betreft de partij RVS is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze eveneens van een misdrijf afkomstig was. Immers, verdachte wist dat de aanhangwagen gestolen was, terwijl onderweg nog gestopt moest worden om het zeil van het RVS af te halen ‘omdat het dan niet zou opvallen’. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte op zijn minst had moeten vermoeden dat de lading RVS niet eerlijk verkregen was.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder 4 subsidiair tenlastegelegde opzetheling van de aanhangwagen en schuldheling van de partij RVS.
E. Vrijspraak
6.17. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 06/460087-09 onder 2 primair en subsidiair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte hiervan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het inzake parketnummer 06/460519-08 in inzake parketnummer 06/460087-09 onder 1, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
inzake parketnummer 06/460519-08
hij op tijdstippen in de periode van 10 april 2008 tot en met 23 september 2008 in de gemeente Aalten, opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] (geboren 20 februari 2005):
- meermalen hard op/tegen de billen heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, hard in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, op de rug en/of elders op het lichaam heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
inzake parketnummer 06/460087-09
1.
hij op 2 maart 2009 te Eefde, gemeente Lochem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelbus (merk Volkswagen), toebehorende aan Van [slachtoffer B] BV;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2008 te Bredevoort, gemeente Aalten, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen dieselolie, toebehorende aan [slachtoffer D], met dat oogmerk
- een slang in de tank van een Daihatsu (Taft) of van een Landrover (Defender) heeft gestopt/gehouden en/of
- dieselolie uit die Daihatsu (Taft) of Landrover (Defender) heeft gezogen/gehaald,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4 subsidiair.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 2 september 2008 Eibergen, een aanhangwagen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
en
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 2 september 2008 Eibergen, een hoeveelheid RVS voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
7. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
inzake parketnummer 06/460519-08
mishandeling, meermalen gepleegd;
inzake parketnummer 06/460087-09
1: diefstal;
3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
4: subsidiair: opzetheling (aanhangwagen) en schuldheling (RVS).
9. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier heeft in haar eis onder meer betrokken dat verdachte de driejarige [slachtoffer A] heeft bloot gesteld aan geweld in huiselijke sfeer, juist op een plek waar hij mocht vertrouwen op geborgenheid en veiligheid. Voorts heeft zij in haar beoordeling laten meewegen dat er geen psychiatrische stoornis bij verdachte is vastgesteld, dat er een screeningsonderzoek heeft plaatsgevonden waarbij de mogelijkheid van verwijzing naar Kairos is geopperd in het kader van de hulpverlening, maar verdachte zelf in dat opzicht weinig motivatie heeft laten zien. In dat verband acht de officier reclasseringscontact weinig zinvol. Gelet op de lijvige justitiële documentatie en het feit dat in het verleden opgelegde straffen niet lijken te hebben geholpen, rest in de visie van de officier enkel een afstraffing door middel van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
10.2. Door de raadsman is aangevoerd dat in het geval van een veroordeling kan worden volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke straf. Verdachte is gemotiveerd voor opvang bij Exodus. Door verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat het traject voor een opname bij Exodus via de penitentiaire inrichting in gang is gezet en dat er inmiddels een aanvraag en inzending van zijn levensverhaal heeft plaatsgevonden.
10.3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10.4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de aan zijn zorg toevertrouwde toen drie jaar oude [slachtoffer A], het zoontje van zijn toenmalige partner. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een zeer jong kind, in een omgeving waar het juist moest kunnen vertrouwen op geborgenheid en zorgzaamheid. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Het is een feit van algemene bekendheid dat de gedragingen van verdachte, naast het fysieke letsel, ook ernstig nadelig psychisch effect op [slachtoffer A] kunnen hebben.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal, een eenvoudige diefstal en opzetheling respectievelijk schuldheling. Dit zijn op zich ernstige vermogensfeiten, maar in het geval van verdachte speelt bovendien de ernstige recidive terzake dit soort delicten, zoals dat blijkt uit zijn strafblad (eindnoot 26) . Verdachte lijkt in dat opzicht onverbeterlijk en realiseert zich kennelijk niet de impact die dit soort feiten op de benadeelde burger hebben.
10.5. Over verdachte is uitvoerig gerapporteerd (eindnoot 27) . Daaruit blijkt dat verdachte steeds de indruk wekt open te staan voor hulpverlening, maar keer op keer blijkt ook dat hij zelf geen concrete invulling geeft aan afspraken die in dat kader met hem zijn gemaakt. Hij blijft vooral zijn eigen oplossingsstrategieën volgen.
10.6. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een strafoplegging zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden.
11. Vordering tot schadevergoeding
11.1. De benadeelde partij [slachtoffer C] (eindnoot 28) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 9.431,95 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 4 inzake parketnummer 06/850053-09 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit.
11.2. De raadsman heeft aangevoerd dat zelfs wanneer de rechtbank de diefstal bewezen zou achten, de vordering te ingewikkeld is en bovendien onvoldoende is onderbouwd om tot toewijzing daarvan te kunnen beslissen
11.3. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan heling. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding is te ver verwijderd van deze bewezenverklaarde heling, nu deze immers het gevolg is van de diefstal. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van rechtstreekse schade, toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
12. Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
12.1. Door de officier is de tenuitvoerlegging gevorderd van twee maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 21 november 2007, alsmede de tenuitvoerleging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 november 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
12.2. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde tenuitvoerleggingen. De raadsman heeft wel opgemerkt dat de vermogensfeiten niet van zodanige aard zijn dat zij een volledige tenuitvoerlegging van beide veroordelingen kunnen rechtvaardigen. Daarbij dient volgens de raadsman ook in ogenschouw te worden genomen de persoonlijke situatie van verdachte, nu hij een uiterst stressvolle periode heeft doorgemaakt met bedreigingen vanuit de familie van [naam moeder].
12.3. Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dienen beide voorwaardelijk opgelegde straffen naar het oordeel van de rechtbank ten uitvoer gelegd te worden, mede gelet op de ernstige recidive van verdachte op het terrein van de vermogenscriminaliteit. Voor gedeeltelijke tenuitvoerlegging ziet de rechtbank geen grond.
13. Toepasselijk wettelijke artikelen
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 300, 310, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het inzake parketnummer 06/460087-09 onder 2 primair en subsidiair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het inzake parketnummer 06/460519-08 tenlastegelegde en het onder 1, 3 en 4 subsidiair inzake parketnummer 06/460087-09 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
inzake parketnummer 06/460519-08
mishandeling, meermalen gepleegd;
inzake parketnummer 06/460087-09
1: diefstal;
3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
4: subsidiair: opzetheling en schuldheling;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden.
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering;
• gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 21 november 2007 (inzake parketnummer 06/802851-06), van 2 (twee) maanden gevangenisstraf;
• gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Zwolle-Lelystad van 27 november 2007 (inzake parketnummer 07/400266-07), van 6 (zes) maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Hemrica en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2009.
Eindnoten
1 wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0640/08-208372, voor zover niet anders is vermeld.
2 Letselbeschrijving door GGD-arts, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 92/100
3 stamproces-verbaal nr. PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 6/10
4 Verklaring [naam H], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 29/30
5 Verklaring [naam B], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 39/40
6 Verklaring [naam B] bij de rechter-commissaris op 15 januari 2009
7 Verklaring [naam opa], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 56/58
8 Verklaring [getuige A], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag.60/61
9 Samenvatting observatie vanuit pleeggezin, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag. 62/63.
10 Verklaring [getuige B] bij de rechter-commissaris op 21 januari 2009
11 Verklaring [getuige C] bij de rechter-commissaris op 21 januari 2009
12 Verklaring [naam moeder], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag.135/136
13 Door huisarts aan rechter-commissaris overgelegd uittreksel uit medisch dossier van [slachtoffer A], geboren op 20 februari 2005
14 Studioverhoor, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/08-208372, doorgenummerde dossierpag.46, 47 en 49
15 wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0640/09-201897, voor zover niet anders is vermeld.
16 stamproces-verbaal nr. PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 6
17 Aangifte [slachtoffer B] namens Van [slachtoffer B] B.V., behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 28/30
18 Relaas verbalisanten [verbalisanten], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 12/13
19 Aangifte [slachtoffer D], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 90 en 92
20 Verklaring getuige [getuige E], behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 96/97
21 Stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 8
22 DNA-profielcluster, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 101
23 Proces-verbaal sporenonderzoek nr. PL0600/08-333555, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 100
24 Ambtelijk verslag, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 69/70
25 Verklaring verdachte, behorende bij stamproces-verbaal PL0640/09-201897, doorgenummerde dossierpag. 79
26 Uittreksel justitiële documentatie van 6 maart 2009
27 Een adviesrapport van de reclassering unit Zutphen van 23 oktober 2008, een adviesrapport van het Leger des Heils van 5 november 2008, een trajectconsult van 11 februari 2009 van de psychiater Verhoef, een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils van 4 maart 2009 en in aanvulling daarop een aanvullend adviesrapport van 26 maart 2009
28 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer C] d.d. 17 maart 2009