ECLI:NL:RBZUT:2009:BI1535

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580188-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hemrica
  • A. Davids
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over schuld en straf in zaak van mishandeling van een baby door de ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die beschuldigd werd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn drie maanden oude kind, [slachtoffer], geboren op 24 oktober 2007. De verdachte heeft zijn kind op een onvoorzichtige manier heen en weer geschud, wat heeft geleid tot ernstig letsel, waaronder een bilateraal frontaal parietaal en subduraal hygroom en een bloeding ter plaatse van de phalx. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn zorgplicht als ouder niet voldoende in acht heeft genomen, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het gebeurde. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet opzettelijk was, maar aanmerkelijk onvoorzichtig. De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het schudden van een baby zo gevaarlijk kon zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bewijs was voor opzet, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het veroorzaken van letsel door onvoorzichtigheid. Gezien de persoonlijke en financiële gevolgen van de beschuldigingen voor de verdachte, en het feit dat hij al zwaar gestraft is door de gevolgen van zijn handelen, heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, maar een schuldigverklaring zonder straf te geven. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak over de verantwoordelijkheden van ouders en de gevolgen van onvoorzichtig handelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/580188-08
Uitspraak d.d. 17 april 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [plaats, 1982],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. Boven (advocaat te Leusden).
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2009.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 februari 2008, althans in de periode van 24 oktober 2007
tot en met 05 februari 2008 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
aan zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren 24 oktober 2007)
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een bilateraal frontaal
parietaal en/of subduraal hygroom en/of een frontaal en/of subduraal hematoom
en/of een bloeding ter plaatse van de phalx, althans (een) hersenbloeding(en)
en/of ander(e) hersenletsel(s)), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] opzettelijk (en met kracht) meermalen (telkens) door elkaar en/of
heen en weer te schudden;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 5 februari 2008, althans in de periode van 24 oktober 2007
tot en met 05 februari 2008 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn kind,
te weten [slachtoffer] (geboren 24 oktober 2007) opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer] (met
kracht) meermalen (telkens) door elkaar en/of heen en weer heeft geschud,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 5 februari 2008, althans in de periode van 24 oktober 2007
tot en met 05 februari 2008 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk mishandelend zijn kind [slachtoffer] (geboren 24 oktober
2007) (met kracht) meermalen (telkens) door elkaar en/of heen en weer heeft
geschud,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten een bilateraal
frontaal parietaal en/of subduraal hygroom en/of een frontaal en/of subduraal
hematoom en/of een bloeding ter plaatse van de phalx, althans (een)
hersenbloeding(en) en/of ander(e) hersenletsel(s)), althans enig lichamelijk
letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 5 februari 2008, althans in de periode van 24 oktober
2007 tot en met 05 februari 2008 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren 24 oktober 2007), (met
kracht) meermalen (telkens) door elkaar en/of heen en weer heeft geschud,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer]
Storm Griffioen zwaar lichamelijk letsel, te weten een bilateraal frontaal
parietaal en/of subduraal hygroom en/of een frontaal en/of subduraal
hematoom en/of een bloeding ter plaatse van de phalx, althans (een)
hersenbloeding(en) en/of ander(e) hersenletsel(s), heeft bekomen;
art 308 Wetboek van Strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 5 februari 2008, althans in de periode van 24 oktober 2007
tot en met 05 februari 2008 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
opzettelijk zijn kind [slachtoffer] (geboren 24 oktober 2007),
tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij als ouder krachtens wet
verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk deze [slachtoffer] (toen
deze wegviel en/of slap werd en/of diens ogen wegdraaiden) (met kracht)
meermalen (telkens) door elkaar en/of heen en meer geschud,
terwijl deze feiten/dit feit zwaar lichamelijk letsel bij die [slachtoffer] (te weten een bilateraal frontaal parietaal en/of subduraal hygroom
en/of een frontaal en/of subduraal hematoom en/of een bloeding ter plaatse van
de phalx, althans (een) hersenbloeding(en) en/of ander(e) hersenletsel(s)) ten
gevolge heeft/hebben gehad;
art 255 Wetboek van Strafrecht
art 258 Wetboek van Strafrecht
art 257 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 255 Wetboek van Strafrecht.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Inleiding
3.1. De zoon van verdachte, [slachtoffer], is geboren op 24 oktober 2007 (eindnoot 2) .
3.2. Op 5 februari 2008 is om 19.24 uur bij de meldkamer van 112 een melding binnengekomen (eindnoot 3) . Verdachte heeft daarin ervan melding gedaan dat zijn zoontje “in een keer heel raar deed”, dat hij “heel raar ademde en heel slap was”. Verdachte zegt: ‘Nee, nee, hij is helemaal slap en … Oh, dit gaat niet goed dit hoor’.
3.3. Getuige [getuige A], ambulancemedewerker, verklaart dat naar aanleiding van deze melding een ambulance naar de Boslaan te Harderwijk is gereden. Vervolgens is het kindje naar het ziekenhuis in Harderwijk gebracht (eindnoot 4) .
3.4. Op 19 maart 2008 is door een vertrouwensarts van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) te Utrecht melding gedaan over een kindje dat in het Universitair Medisch Centrum (UMC) te Utrecht was opgenomen met hersenletsel, wat mogelijk was veroorzaakt door heftig schudden van het – ten tijde van het voorval – drie maanden oude kindje (eindnoot 5) . Het bleek hierbij te gaan om genaamd [slachtoffer], geboren op 24 oktober 2007. [slachtoffer] was op 5 februari 2008 naar het ziekenhuis in Harderwijk gebracht en daar was letsel geconstateerd, te weten hersenletsel (bloedingen tussen de hersenvliezen), waarvoor geen plausibele medische verklaring kon worden gegegeven. Gezien de aard van het letsel was [slachtoffer] doorgestuurd naar het Academisch Ziekenhuis in Leiden. Op 6 februari 2008 is hij vervolgens overgebracht naar het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) in Utrecht.
Door het AMK is allerlei informatie ingewonnen – onder meer bij de kinderneuroloog, radioloog en oogarts in het WKZ, de ambulancedienst, het consultatiebureau – hetgeen er uiteindelijk in heeft geresulteerd dat op 31 maart 2008 aangifte (eindnoot 6) werd gedaan door de vertrouwensarts terzake kindermishandeling.
3.5. In de (bijlage bij de) aangifte wordt vermeld dat op een CT-scan, gemaakt in het ziekenhuis in Harderwijk, bilateraal frontaal en pariëtaal een subduraal hygroom, links frontaal een subduraal hematoom, mogelijk ook sub-arachnoidaal bloed, en een bloeding ter plaatse van de phalx, te zien zou zijn. Deze bevindingen zijn in het WKZ bevestigd (eindnoot 7) , aldus de vertrouwensarts.
3.6. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] op 5 februari 2008 om ongeveer 18.00 uur een flesje heeft gegeven. Toen hij een piepend geluid van de wasmachine hoorde, heeft hij [slachtoffer] in de hoek van de bank neergezet. Op een gegeven moment hoorde verdachte een hard, vreemd gehuil. Hij heeft [slachtoffer] toen onder de oksels opgetild vanuit de bank. Op het moment dat hij [slachtoffer] tegen zich aanlegde, zakte [slachtoffer] als een vaatdoek in zijn handen weg. Verdachte beschreef de baby als een levenloos mannetje (eindnoot 8) . Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] toen een keer of vier heen en weer heeft geschud (eindnoot 9) .
B. Standpunt van het openbaar ministerie
3.7. De officier heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en het onder 2 telastegelegde, wegens het ontbreken van de daarvoor vereiste opzet. De officier van justitie acht het aan verdachte onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.8. De officier heeft zich daarbij met name gebaseerd op de verklaring die verdachte heeft afgelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij naar [slachtoffer] is toegegaan en [slachtoffer] vrijwel levenloos aantrof met wegdraaiende ogen en een stokkende ademhaling, waarop hij in een schrikreactie [slachtoffer] eerst op zijn rug heeft geklopt en [slachtoffer] vervolgens een aantal malen heeft geschud. In die situatie is volgens de officier geen sprake van opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen. Verdachte had beter moeten weten en had, zelfs in de door hem geschetste situatie, [slachtoffer] nooit zodanig mogen schudden, wetende hoe kwetsbaar het nekje van een dergelijk jong kindje is.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
3.9. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
3.10. De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de tenlastegelegde periode van 24 oktober 2007 tot en met 5 februari 2008, geen enkel causaal verband uit het dossier is af te leiden in verband met een eerdere – oudere – bloeding in samenhang met enig handelen van verdachte.
3.11. Door de raadsman is aangevoerd dat [slachtoffer], het eerste kindje van verdachte, van meet af aan de zorg en aandacht heeft gekregen van beide ouders, zoals dat verwacht mocht worden. Dit vindt in de visie van de raadsman ook steun in de aandachtspunten zoals die door het jonge gezin zijn gemeld bij het consultatiebureau.
Verdachte heeft in een paniekreactie gehandeld. Verdachte wist niet dat het schudden van een jonge baby uitermate gevaarlijk kon zijn voor de gezondheid of het leven van zo’n jong kind. Hij heeft uiteindelijk 112 gebeld en heeft de instructies die hem van de zijde van het ambulancepersoneel werden gegeven ook in acht genomen.
D. Beoordeling door de rechtbank
Deskundigheid rapporteur
3.12. In de onderhavige zaak is een deskundigenrapport uitgebracht door de forensisch geneeskundige/consulent forensische pediatrie, dr. R.A.C. Bilo. Door de raadsman is in twijfel getrokken of de deskundige wel voldoende gespecialiseerd is.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat dr. Bilo – vanaf 1988 al als vertrouwensarts opererend – ter zitting heeft verklaard dat hij sinds 2000 bijna dagelijks betrokken is bij de forensische evaluatie en beoordeling van hersenletsel bij kinderen en vanuit die hoedanigheid werkzaam is bij het Nederlands Forensisch Instituut. Ter zitting heeft dr. Bilo nog aangevoerd dat zijn expertise is gestoeld op een wetenschappelijke invalshoek, waarbij in deze casus zijn praktijkervaring als arts eveneens van pas is gekomen. De rechtbank gaat, gelet op die ervaring en staat van dienst, uit van de deskundigheid van de rapporteur.
Causaal verband tussen handelen van verdachte en het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel
3.13. In zijn rapport vat dr. Bilo de medische bevindingen op en na 5 februari 2008 samen en stelt vast dat er bij [slachtoffer] sprake was van een oudere bloeding, mogelijk ontstaan tussen 17 december 2007 en 21 januari 2008, de dag dat [slachtoffer] door de consultatiebureau-arts is gezien. De combinatie van de bevindingen van de ziekenhuizen en het consultatiebureau wijst volgens dr. Bilo met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op een eerdere traumatische gebeurtenis in de periode voorafgaand aan 21 januari 2008 (eindnoot 10) .
Dat evenwel dit oude letsel enig verband houdt met het handelen van verdachte, is niet gebleken. Van de niet-recente afwijkingen (de aan beide zijden aanwezige vochtophopingen) kan volgens dr. Bilo op basis van de beschikbare gegevens niet worden vastgesteld op welke wijze deze zijn ontstaan, anders dan dat zij het gevolg zijn van een traumatische gebeurtenis (eindnoot 11) .
Voorts is uit het onderzoek gebleken dat een geboortetrauma uitgesloten kan worden
Geacht (eindnoot 12) .
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is, gelet op de verklaring die verdachte heeft afgelegd in samenhang met de bevindingen en de conclusie van dr. Bilo, niet aannemelijk geworden dat er kort voor 5 februari 2008 nog een andere aanwijsbare oorzaak is geweest die gekoppeld kan worden aan de bij [slachtoffer] geconstateerde bloedingen in samenhang met een handelen door verdachte. Voor zover het tenlastegelegde ziet op de periode voorafgaand aan 5 februari 2008, is er daarom naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs dat door enig handelen van verdachte letsel bij [slachtoffer] is ontstaan en dient verdachte daarvan dan ook te worden vrijgesproken.
Beoordeling tenlastelegging
3.14. Voor wat betreft de beoordeling van het ten laste gelegde, beperkt dit zich naar het oordeel van de rechtbank tot het gebeuren op 5 februari 2008.
3.15. Verdachte heeft met betrekking daartoe verklaard (eindnoot 13) dat hij [slachtoffer] een keer of vier heeft geschud in een poging hem bij kennis te laten komen. Hij zag dat de nek van [slachtoffer] op en neer ging. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij de nek van [slachtoffer] op en neer zag gaan en dat hij op dat moment ook zag dat het niet goed was dat zijn nek zo heen en weer ging door het schudden. Zijn hoofdje ging van voren naar achteren. Hij hoopte op dat moment dat [slachtoffer] zou gaan huilen of in ieder geval een teken van reactie gaf, maar er kwam geen reactie.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het feitelijk handelen als zodanig daarmee bekend.
3.16. Ter terechtzitting is door dr. Bilo verklaard dat het schudden door verdachte, zoals verdachte dit heeft beschreven, het op 5 februari 2008 bij [slachtoffer] geconstateerde letsel heeft kunnen veroorzaken. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank het causaal verband tussen het handelen van verdachte en het letsel van [slachtoffer] vast. Dat dr. Bilo eveneens heeft gesteld dat onder normale omstandigheden het schudden zoals door verdachte omschreven, niet tot het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel had kunnen leiden, en dat in dit geval het letsel is ontstaan in samenhang met het bij [slachtoffer] aanwezige ouder type traumatisch (schedel)hersenletsel/schedelvergroting, doet aan het causaal verband niet af.
3.17. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat het schudden van een baby op een dergelijke manier tot ernstig letsel kon leiden. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat, nu ook geen ander bewijsmiddel daarvoor aanwezig is, dat het voor het tenlastegelegde vereiste opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel, zowel in onvoorwaardelijke als in voorwaardelijke zin, ontbreekt. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk letsel heeft willen toebrengen aan [slachtoffer]. Verdachte zal om die reden van het tenlastegelegde onder 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair worden vrijgesproken.
3.18. De rechtbank is evenwel van oordeel dat wel bewezen is dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door [slachtoffer] heen en weer te schudden. Een ouder van een jonge baby behoort te weten dat zo’n kindje niet op een dergelijke wijze mag worden geschud. Verdachte wist ook, dat heeft hij immers ter terechtzitting verklaard, dat het nekje van zo’n jonge baby ontzettend kwetsbaar is en dat daar altijd zorgzaam mee moet worden omgegaan, dat het nekje ondersteuning behoeft.
3.19. Door verdachte is gesteld dat hij in een paniekreactie heeft gehandeld. Een dergelijke hevige gemoedsbeweging is echter noch op grond van het dossier noch op grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk geworden. In het tijdsverloop op die 5e februari 2008, tussen het onwel worden van [slachtoffer] en het door verdachte bellen met 112, en de (summiere) verklaring die verdachte dienaangaande heeft gegeven, alsmede in de waarnemingen ter plekke gedaan door de ambulancedienst, inhoudende dat de vader (verdachte) erg afwachtend was (eindnoot 14) , vindt de rechtbank geen steun voor de lezing van verdachte dat hij in paniek handelde.
3.20. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank met de officier van oordeel dat het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Voor het opzettelijk toebrengen van enig letsel acht de rechtbank in de onderhavige situatie geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
3.21. Voor het onder feit 2 tenlastgelegde is naar het oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Gelet op de gelijkluidende standpunten van de officier van justitie en de verdediging zal met deze vaststelling worden volstaan.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 5 februari 2008 te Harderwijk aanmerkelijk onvoorzichtig zijn kind, te weten [slachtoffer] (geboren 24 oktober 2007), met kracht meermalen door elkaar en/of heen en weer heeft geschud, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bilateraal frontaal en parietaal subduraal hygroom en een frontaal en subduraal hematoom en een bloeding ter plaatse van de phalx heeft bekomen.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
8. Strafbaarheid van de verdachte
8.1. Over verdachte is een psychologisch rapport (eindnoot 15) opgemaakt. Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van de deskundige komt naar voren, dat bij verdachte geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen en dat hij - in het geval van een bewezenverklaring - volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
8.2. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt die conclusie dan ook over.
8.3. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
9.1. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.
De officier heeft bij haar eis laten meewegen de ernst van het feit – met name het zwaar lichamelijke letsel dat is ontstaan, de omstandigheid dat verdachte geen strafblad heeft en dat verdachte al zeer zwaar is gestraft door het feit dat hij er mee zal moeten leven, dat hij dit letsel heeft veroorzaakt bij zijn eigen kind.
9.2. Door de raadsman is aangevoerd dat als al tot enige bewezenverklaring kan worden gekomen, een voorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde kan zijn. Verdachte is al gestraft door het feit dat hij strafrechtelijk is vervolgd en hetgeen hij daardoor in zijn persoonlijk leven te verduren heeft gekregen.
9.3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9.4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn drie maanden oud kindje op zodanige wijze heen en weer geschud, dat het daaraan zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden. Verdachte heeft zodoende zijn zorgplicht als ouder onvoldoende in acht genomen.
De rechtbank beschouwt het gebeurde als een incidentele en rampzalige gebeurtenis. Uit de verschillende reacties uit zijn omgeving en van familie blijkt, dat verdachte en zijn echtgenote zorgzaam met [slachtoffer] omgingen. De gevolgen van de tegen verdachte gerezen verdenking zijn ingrijpend geweest en de verdenking van mishandeling van zijn zoon heeft de nodige persoonlijke en financiële consequenties gehad, met alle spanningen van dien. [slachtoffer] is onder toezicht gesteld van Jeugdzorg en verdachte is onder behandeling geweest van een psycholoog, met name om zijn emoties een plaats te kunnen geven (eindnoot 16) . Verdachte voelt zich door de omstandigheden eerst na de uitspraak in de strafzaak, in staat te gaan solliciteren.
9.5. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking is geweest (eindnoot 17) .
9.6. Door psychologe Brookhuis is opgemerkt dat een inschatting van de recidivekans moeilijk te geven is, temeer daar verdachte de (intentie tot de) mishandeling van zijn kind heeft ontkend. Door de psychologe is geadviseerd om de door verdachte opgestarte psychotherapie (in verband met spannings- en depressieve klachten) te continueren.
De rechtbank heeft, in samenhang met de geluiden uit de omgeving van verdachte en de als informant door de reclassering gehoorde mevr. Zandbergen van de afdeling Jeugdzorg Amersfoort (‘de zorg en opvoeding van de ouders is perfect’), niet de indruk dat er een reële kans op herhaling aanwezig is.
9.7. De rechtbank deelt de opvatting van de officier dat verdachte al zeer zwaar is gestraft door het feit dat hij dit letsel heeft veroorzaakt bij zijn kind en dat hij dit zijn leven lang met zich zal dragen.
9.8. Het vorenstaande afwegend, ziet de rechtbank aanleiding om de officier van justitie niet te volgen in haar eis, maar dat, onder de omstandigheden van dit geval, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel passend is.
10. Toepasselijk wettelijke artikelen
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 9a en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
• verklaart verdachte strafbaar;
• bepaalt, dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
• heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Davids en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. 08-251868 (voor zover niet anders is vermeld)
2 Proces-verbaal van verklaring van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 167
3 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 87
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige, doorgenummerde dossierpag. 198-200
5 Bijlage bij proces-verbaal van aangifte door [aangever], doorgenummerde dossierpag. 67
6 Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpag. 64, met bijlage pag 67-70
7 Bijlage bij proces-verbaal van aangifte door [aangever], doorgenummerde dossierpag. 67
8 Proces-verbaal van verhoor verdachte, doorgenummerde dossierpag. 173-175
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpag. 176
10 Deskundigenrapport Bilo, pag. 3.
11 Deskundigenrapport Bilo, bevindingen bij onderzoek, pag. 3 en rb 29
12 Deskundigenrapport Bilo van 31 december 2008, bevindingen bij onderzoek, pag. 3, rb 27, rb 28
13 Verklaring verdachte ter terechtzitting en bij de politie, doorgenummerde dossierpag. 176/177
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige, doorgenummerde dossierpag. 199-200
15 Psychologische rapportage pro justitia gedateerd 27 december 2008, opgemaakt door de psychologe Brookhuis
16 Voorlichtingsrapport reclassering Regio Utrecht-Arnhem van 6 januari 2009
17 Uittreksel justitiële documentatie15 september 2008