RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460595-08
Uitspraak d.d.: 22 april 2009
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1981],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. A. Schrik te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2007 tot en met 25 november
2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, en/of te Winterswijk, in elk geval
in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de
persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander,
met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft/is verdachte
meermalen, althans eenmaal,
- (een) (dreigende) sms-bericht(en) gestuurd aan die [slachtoffer] en/of
- ('s nachts) de voicemail van die [slachtoffer] ingesproken en/of
- (een) (onsamenhangende en onbegrijpelijke en/of bedreigende)
e-mailbericht(en) aan die [slachtoffer] gestuurd en/of
- verhuisd van Winterswijk naar Lichtenvoorde (de officiële woonplaats van die
[slachtoffer]) en/of
- zich anderszins aan die [slachtoffer] opgedrongen en/of zich hinderlijk in de
directe omgeving van die [slachtoffer] opgehouden ;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
B. Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit, nu verdachte geen oogmerk zou hebben gehad om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
C. Beoordeling door de rechtbank
1. Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte is benaderd op een wijze waarvan zij het idee had dat het stalking betrof.1
Toen aangeefster het eerste sms’je van verdachte kreeg, heeft zij daarop gereageerd. Zij vroeg zich wel af of verdachte verliefd op haar was, maar dat was niet wederzijds.2 Aangeefster heeft verdachte gesms’t dat ze niets van hem moest weten. Desondanks bleef verdachte doorgaan met het sturen van sms’jes. Zelfs nadat zij nogmaals had verzocht te stoppen met het versturen van sms-berichten, ging hij door.3 Dit alles begon volgens aangeefster rond carnaval 2007, met als ‘hoogtepunt’ de zomer van 2007. In de vakantieperiode van 2007 bleven de sms-berichten en voicemailberichten aanhouden.4 Deze voicemailberichten sprak hij voornamelijk ’s nachts in, aldus aangeefster.
Aangeefster kan niet herinneren wat precies de inhoud van de sms-berichten was, maar zij weet zich wel te herinneren dat ze de berichten erg vervelend vond.5
In de zomer van 2007, rond september, kreeg zij mailberichten van verdachte op haar emailadres [e-mailadres A].6 Deze mailberichten hadden niets met haar te maken, maar waren wel heel vaag en onsamenhangend, aldus aangeefster.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte tegenkwam in een café in haar woonplaats Lichtenvoorde en dat zij hem heeft gezegd te stoppen met mailen en sms’en en haar niet meer te lastig te vallen.7
Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij van ongeveer september 2007 tot januari 2008 een groot aantal emailberichten van verdachte heeft gekregen.8 In januari 2008 is zij voor een halfjaar vertrokken naar Engeland. Daar kreeg zij ook emailberichten en sms-berichten van verdachte.9 Ergens in de zomer van 2008 werden de mailberichten minder, maar daarna ging het weer in volle hevigheid verder.10
2. Voorts blijkt uit het dossier dat meermalen emailberichten zijn gestuurd van het adres [e-mailadres B] naar [e-mailadres A].11 Verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van eerstgenoemd emailadres.12
3. Tevens blijkt dat meerdere sms-berichten door verdachte naar aangeefster zijn gestuurd.13 Eén van deze sms-berichten bestaat uit de volgende tekst: “Queride [slachtoffer], denk dat ik vanaf 45 aanval, of je wil of niet. Ik kan en wil niet zoveel mensen in de steek laten…”14 Aangeefster heeft verklaard dat zij zich door dit sms-bericht bedreigd voelde, omdat verdachte dreigde met een aanval.15
4. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij in het jaar 2007 en 2008 aangeefster meermalen heeft gesms’t, gebeld c.q. voicemailberichten heeft ingesproken en gemaild.16 Eveneens heeft hij erkend dat aangeefster hem meermalen verzocht/geboden heeft geen contact met haar op te nemen. De ochtend van de zitting heeft verdachte aangeefster zelfs nog gemaild.17 Voorts heeft verdachte verklaard dat hij aangeefster op 23 oktober 2007 bij toeval tegenkwam in een café.
D. Bespreking van het verweer
5. De raadsman heeft bepleit dat verdachte geen oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
6. De rechtbank stelt vast dat aangeefster verdachte meermalen heeft verzocht om te stoppen met het versturen sms-berichten, e-mails en het inspreken van haar voicemail. Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd18, maar heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij zich kan voorstellen dat het als hinderlijk kan worden ervaren wanneer iemand stukken toegestuurd krijgt, waar hij/zij niet om gevraagd heeft.19 Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte wel degelijk kon beseffen dat aangeefster hinder ondervond van de door hem gestuurde berichten. De rechtbank is van oordeel dat aangeefster gedwongen werd deze berichten te dulden. Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte aangeefster met het onder 3 aangehaalde sms-bericht vrees heeft aangejaagd.
7. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in de periode van februari 2007 tot en met 25 november 2008 meermalen voicemailberichten heeft ingesproken en sms-berichten en e-mails heeft verstuurd naar aangeefster. De rechtbank acht tenminste één van de gestuurde sms-berichten bedreigend.
8. Dat verdachte van Arnhem naar Lichtenvoorde is verhuisd om dichter bij aangeefster te zijn, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte aannemelijk heeft gemaakt dat hij om andere redenen naar Lichtenvoorde is verhuisd. Gelet op de omstandigheid dat aangeefster en verdachte elkaar toevallig tegenkwamen in een café in Lichtenvoorde en het feit dat aangeefster ook niet heeft verklaard dat verdachte zich op andere momenten lijfelijk heeft opgedrongen/opgehouden, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft opgedrongen en/of zich hinderlijk in de omgeving van aangeefster heeft opgehouden. De rechtbank zal verdachte derhalve van de laatste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 01 februari 2007 tot en met 25 november 2008 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
meermalen
- (dreigende) sms-berichten gestuurd aan die [slachtoffer] en
- ('s nachts) de voicemail van die [slachtoffer] ingesproken en
- onsamenhangende en onbegrijpelijke e-mailberichten aan die [slachtoffer] gestuurd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 24 maart 2009 van H.E.M. van Beek (psychiater).
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt acht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk gevorderd.
2. De raadsman heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte heeft aangeefster gedurende een periode van tenminste anderhalf jaar meermalen gebeld, gesms’t en gemaild, terwijl aangeefster heeft aangegeven dat zij daar geen prijs op stelde en wilde dat het zou stoppen. Hij heeft haar stelselmatig lastiggevallen en inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Een dergelijke stelselmatige inbreuk op de privacy raakt de persoon en het welbevinden van de betrokkene. Het leven van de belaagde wordt door dergelijke gedragingen ernstig verstoord en de ervaring leert dat dat zelfs tot aanzienlijke psychische problemen kan j leiden.
5. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
6. Psychiater Van Beek, voornoemd, acht de kans dat verdachte recidiveert vrij klein, omdat verdachte het inzicht en ook enigszins het vermogen heeft om niet meer aangeefster, of een ander, te stalken.
7. De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het rapport van de reclassering van 7 april 2009, waarin wordt geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met verplicht reclasseringstoezicht.
8. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gezien de omstandigheid dat de rechtbank -in tegenstelling tot de officier van justitie- niet alle ten laste gelegde gedachtestreepjes bewezen acht en een bijzondere voorwaarde zal opleggen, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is geëist, passend en geboden.
9. Aangezien verdachte reeds tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis de voorwaarde heeft overtreden20 én zelfs de dag van de terechtzitting contact heeft opgenomen met aangeefster, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich zal onthouden van elk contact met aangeefster.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op 10, 14a, 14b, 14c, 27 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: belaging;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één maand);
bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze - in welke zin dan ook - contact zal opnemen of onderhouden met [slachtoffer];
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, De Bie en Van den Dungen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2009.
Voetnoten:
1 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 18).
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 19).
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 19).
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 20).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 19).
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 20 en 48).
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 20).
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 20).
9 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 21).
10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 21).
11 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 23-32) en proces-verbaal, ambtelijk verslag
(pagina 39-46).
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 62).
13 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 33-35) en proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 59).
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 21 en 22).
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 22).
16 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
17 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
18 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
19 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
20 Voorlichtingsrapport reclassering d.d. 7 april 2009 (pagina 3).