RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460002-09
Uitspraak d.d.: 23 april 2009
Tegenspraak/ dip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1965],
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen,
raadsman: mr. D. Moszkowicz te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2009.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Doetinchem
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] van het leven te beroven, (telkens) met
dat opzet meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op die [slachtoffer A] en/of die
[slachtoffer B] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Doetinchem ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A] en/of J.
[slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B]
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Doetinchem
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk BMW 3.16i, kenteken
[kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 januari 2009 te Doetinchem een of meer wapens van
categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie III, te
weten, 15, althans een aantal 9 mm patronen, merk Luger, voorhanden heeft
gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
3.1 De aanleiding
Op 1 januari 2009 omstreeks 02.46 uur is bij de politie de melding binnengekomen dat er een schietpartij heeft plaatsgevonden op de Bonairestraat te Doetinchem. Er is door een persoon met een vuurwapen op een auto geschoten, waarin zich twee personen bevonden. De chauffeur was door een kogel geraakt en overgebracht naar het ziekenhuis. De politie is een onderzoek gestart, waaruit naar voren is gekomen dat de dader van de schietpartij verdachte [verdachte] zou betreffen. Verdachte is op 1 januari 2009 om 09.03 aangehouden.
3.2 Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Hij heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat dit feit bewezen verklaard kan worden op grond van de aangiften van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] en de verklaringen die zij ter terechtzitting als getuigen hebben afgelegd. Zij hebben verdachte ter zitting herkend als degene die op de auto heeft geschoten waarin zij zaten. Voorts heeft de officier van justitie het bewijs gebaseerd op de verklaringen van getuigen die zich in het dossier bevinden, onder meer de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] die een aantal schoten hebben gehoord. De getuige [getuige 3] heeft bovendien verklaard dat de verdachte regelmatig problemen heeft gehad met personen die in een Volkswagen reden. Voorts heeft de officier van justitie het bewijs gebaseerd op het technische onderzoek dat is gedaan. Er zijn hulzen aangetroffen, zowel in de woning van verdachte als op straat. Uit onderzoek is gebleken dat hulzen van hetzelfde wapen afkomstig zijn en daarmee zijn afgevuurd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft meerdere malen gericht geschoten en er is tenminste sprake geweest van voorwaardelijk opzet. Er was de aanmerkelijke kans op het overlijden van de inzittenden van de auto. Verdachte heeft door zijn wijze van handelen die kans bewust aanvaard. Enkel omdat de slachtoffers het gebeurde overleefd hebben, is slechts sprake van een poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit baseert de officier van justitie het bewijs op de aangifte door [slachtoffer C] en het technisch onderzoek, waaruit blijkt dat de auto is geraakt door kogels. Door de wijze waarop verdachte heeft gehandeld, heeft hij de aanmerkelijke kans aanvaard dat er schade veroorzaakt kon worden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat het wapen niet is gevonden, maar wel de hulzen en kogels die zijn afgevuurd. Getuigen hebben verklaard dat verdachte met een vuurwapen heeft geschoten. Het feit is daarmee naar zijn inzicht bewezen.
3.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Het is logischerwijs onmogelijk dat de aangevers allebei door één en dezelfde kogel of kogelfragmenten van één en dezelfde kogel zijn getroffen. Dit roept twijfels op en dat moet in het voordeel van verdachte werken. Er is geen wapen en er is geen munitie in de woning van verdachte aangetroffen. Verder is niet gebleken van wapenbezit door verdachte. Er zijn geen onafhankelijke verklaringen van getuigen omtrent zijn daderschap. Zelfs al zou er een zekere mate van aannemelijkheid zijn van daderschap, dan is dat niet voldoende voor het wettig en overtuigend bewijs.
Verdachte heeft verkozen zich op zijn zwijgrecht te beroepen. De raadsman heeft nog aangevoerd dat er niet meer is geschoten op het moment dat de auto tot stilstand was gekomen terwijl dat, als de schutter opzet had gehad op levensberoving, hét moment zou zijn geweest aan het opzet verdere uitvoering te geven. Verder heeft hij aangevoerd dat verdachte zelf melding heeft gemaakt van een schietpartij, maar zichzelf niet als schutter heeft opgeworpen. De vriendin van verdachte heeft meegekregen dat verdachte die melding heeft gedaan, maar zij heeft niet gehoord dat er in de woning is geschoten. Dit doet bij de raadsman de vraag rijzen of de achtergrond van de schietpartij niet een heel andere is dan door de twee slachtoffers werd geschetst.
3.4 Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer A] heeft bij de politie (eindnoot 2) en als getuige ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 januari 2009 om ongeveer 02.30 uur met zijn Volkswagen Golf, kleur zwart, de Bonairestraat in Doetinchem is ingereden. Bij hem in de auto zat [slachtoffer B]. Zij waren op weg om hun gezamenlijke vriend [naam] op te halen, die in die straat woont. Hij is ter hoogte van de woning van [naam] gestopt. Op dat moment zag hij rook uit de auto van een buurman van [naam] komen. Hij wist dat die b[verdachte] [verdachte] heette. Deze [verdachte] liep met ontbloot bovenlichaam op straat en kwam op hen af rennen. Hij heeft als getuige ter terechtzitting verdachte herkend als degene die op zijn auto kwam afrennen.
Hij heeft niet gezien dat [verdachte] een wapen in zijn hand had, maar wel dat deze de arm langs zijn lichaam hield terwijl hij op de auto afrende. [slachtoffer A] had direct het gevoel dat er iets niet goed zat, heeft de auto in de achteruit gezet en heeft geprobeerd weg te rijden. Direct daarna hoorde hij een aantal schoten, vier à vijf stuks. Ook voelde hij plotseling pijn in zijn rechter onderarm, die hij tijdens het achteruit rijden achter de stoel van [slachtoffer B] hield. De rechterarm begon te trillen en hij zag dat hij daar een wond had. In het ziekenhuis is geconstateerd dat hij een kogel in zijn arm had en dat de onderarm door de kogel gebroken is. De schotwond is gehecht.
Dat [slachtoffer A] inderdaad een kogel in zijn arm had blijkt uit de medische verklaring (eindnoot 3) die opgesteld is in het ziekenhuis en het proces-verbaal (eindnoot 4) waarin de verbalisant relateert dat hij op de röntgenfoto’s die van [slachtoffer A]s arm zijn genomen, heeft gezien dat de onderarm was gebroken en dat daar ook een projectiel in zat.
Aangever [slachtoffer B] heeft bij de politie (eindnoot 5) en als getuige ter terechtzitting verklaard dat hij op 1 januari 2009 bij [slachtoffer A] in de auto zat terwijl deze de Bonairestraat in Doetichem inreed, op weg naar de woning van een gezamenlijke vriend [naam]. Toen zij daar stopten zag hij dat de hem b[verdachte] [verdachte] vuurwerk in diens auto afstak. [verdachte] stond met ontbloot bovenlichaam te springen en deed raar. [slachtoffer A] reed de auto achteruit omdat [verdachte] op hen af kwam rennen. [slachtoffer B] zag dat [verdachte] een pistool in zijn rechterhand had, op hen richtte en schoot. Hij heeft de vlammen uit het wapen zien komen. Er werd een aantal keren geschoten, zo’n zes à zeven keer. De kogels kwamen door de voorruit van de auto heen. Hij voelde een kogel langs zijn hoofd gaan, die zijn oor heeft geraakt. [slachtoffer A] werd in de arm geraakt. Hij is uit de auto gevlucht en weggerend nadat [slachtoffer A] was geraakt. Ook [slachtoffer B] heeft als getuige verdachte herkend als de schutter.
Aangever [slachtoffer C] heeft verklaard (eindnoot 6) dat zijn personenauto, merk BMW 3.16i, met het kenteken [kenteken], op 31 december 2008 om 24.00 uur bij de woning aan de Bonairestraat stond en op dat moment nog geheel in orde was. Op 1 januari 2009 omstreeks 02.30 uur hoorde hij knallen. Het klonk anders dan vuurwerk, het klonk als schieten. Zijn auto bleek vernielingen opgelopen te hebben. Er zat een kogelgat in de voor- en achterruit en de koplamp en het knipperlicht aan de linker zijde waren vernield.
Het arrestatieteam(eindnoot 7) heeft op 1 januari 2009 de woning van verdachte doorzocht, op zoek naar verdachte. In de ruit van de achterdeur zaten twee kogelgaten en in de muren en het plafond van de keuken zaten diverse kogelinslagen. Er lagen meerdere hulzen op de grond.
Er is een sporenonderzoek gedaan (eindnoot 8) . Daaruit is gebleken dat de kogels zijn afgevuurd vanaf de positie waarin de verdachte volgens de verklaringen van [slachtoffer B] en [slachtoffer A] kwam aanrennen. De auto van [slachtoffer A] is door vier kogels geraakt. De auto van [slachtoffer C] stond in de kogelbaan en had ook kogelinslagen. De in de woning en op straat aangetroffen hulzen zijn van het merk Luger. De in de woning en de op straat aangetroffen zeventien hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met hetzelfde wapen.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard (eindnoot 9) dat zij heeft gezien dat [verdachte] rond 02.30 uur zijn auto aan het vernielen was en dat zijn bovenlichaam ontbloot was. Zij heeft ook gezien dat de auto van [voornaam slachtoffer A] ([slachtoffer A]) de straat in kwam rijden en voor haar woning stopte en één of twee minuten later achteruit reed. Meteen daarna hoorde zij een paar knallen, die zij herkende als schoten van een vuurwapen. Direct daarna heeft zij vernomen dat [voornaam slachtoffer A] was beschoten en geraakt door een kogel.
De getuige [getuige 3] (eindnoot 10) heeft verklaard dat zij rond 02.30 uur en 02.45 uur doffe knallen heeft gehoord. [slachtoffer A] kwam direct daarna bij haar en heeft haar gezegd dat hij door [verdachte] was beschoten. Later hoorde zij dat [slachtoffer B] op dat moment ook in de auto had gezeten.
De getuige [getuige 6] heeft verklaard (eindnoot 11) dat het na 02.15 uur ongeveer 20 tot 30 minuten rustig werd op straat. Vervolgens werd er weer vuurwerk afgeschoten en hoorde hij knalgeluiden uit de richting van [verdachte]s woning. Het waren doffe harde knallen. Hij heeft naar buiten gekeken en zag [verdachte] met een ontbloot bovenlijf over straat lopen. Op het moment dat [verdachte] naar binnen liep, had hij een voorwerp in zijn linkerhand, waarvan hij op dat moment dacht dat het een hamer was. Het glinsterde en het licht weerkaatste op het voorwerp.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de aard van de gedragingen en de voornoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten, dan dat verdachte zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de slachtoffers van het leven zou beroven. Verdachte heeft immers van dichtbij een vuurwapen gericht op de auto waarin [slachtoffer B] en [slachtoffer A] zich bevonden, heeft meerdere schoten gelost en de jongens ook daadwerkelijk geraakt, aangever [slachtoffer B] zelfs in/aan diens oor en daarmee aan diens hoofd. Het is een kwestie van geluk dat verdachte [slachtoffer B] niet in het hoofd heeft geraakt. [slachtoffer A] is vol geraakt in zijn arm. Dat had heel anders kunnen aflopen dan nu het geval is geweest.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich met zijn handelen ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij andere langs de straat geparkeerde auto’s zou kunnen raken. Het opzet op beschadiging van de auto van [slachtoffer C] is daarmee gegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 1 januari 2009 te Doetinchem telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] en [slachtoffer B] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 januari 2009 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk BMW 3.16i, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer C], heeft beschadigd;
3.
hij op 1 januari 2009 te Doetinchem een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, en munitie van categorie III, te weten een aantal 9 mm patronen, merk Luger, voorhanden heeft gehad.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
1 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
7. Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte heeft geen medewerking willen verlenen aan een onderzoek naar zijn geestvermogens en de raadsman heeft geen verweer gevoerd dat er sprake zou (kunnen) zijn van een strafuitsluitingsgrond.
Hoewel uit de inhoud van het dossier naar voren is gekomen dat verdachte op 1 januari 2009 afwijkend gedrag heeft vertoond, is de rechtbank aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat er geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden, die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat de slachtoffers [slachtoffer B] en [slachtoffer A] doodsangsten hebben uitgestaan en dat zij nog steeds met de vraag worstelen waarom hen dit is overkomen. Uit het dossier komt het beeld naar voren dat verdachte een agressieve man is. Er hebben zich al eerder geweldsincidenten voorgedaan en verdachte is daarvoor ook een aantal keren veroordeeld.
8.2
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8.4
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.
De slachtoffers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] wilden in de nacht van oud en nieuw naar een gezamenlijke vriend. Zij zijn nietsvermoedend de Bonairestraat te Doetinchem ingereden en op verdachte gestuit, die kennelijk onder invloed van alcohol en drugs, bezig was vuurwerk af te steken en ook zijn auto vernielde. Verdachte heeft, zonder dat de slachtoffers daartoe enige aanleiding hebben gegeven, een pistool op hen gericht, op hen geschoten en hen ook daadwerkelijk geraakt. Voor de slachtoffers was dat een dusdanig ingrijpende situatie, dat zij als gevolg daarvan nog steeds angstig en onzeker zijn, zoals blijkt uit hun verklaringen ter terechtzitting en de slachtofferverklaringen. Zij worstelen nog steeds met de vraag waarom de verdachte het op hen had voorzien, aangezien zij voordien nooit iets met verdachte van doen hebben gehad. Door de proceshouding van verdachte hebben zij daar geen inzicht in gekregen.
Uit de inhoud van het dossier leidt de rechtbank af dat de verdachte kort voor dit incident problemen lijkt te hebben gehad met personen die in een soortgelijke auto reden als waarin de slachtoffers [slachtoffer A] en [slachtoffer B] reden. Het lijkt stom toeval dat uitgerekend zij het slachtoffer van verdachte zijn geworden.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat dit soort feiten bovendien een ernstige schending van de rechtsorde opleveren en tevens de gevoelens van onveiligheid aanwakkeren. De feiten zijn gepleegd in de nacht van oud en nieuw, een nacht waarin veel mensen over straat gaan, op weg naar of afkomstig van een feest.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden is.
9. Vordering van de benadeelde partijen
9.1
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.000,-- (voorschot immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding (feit 1).
Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 1 januari 2009. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.558,55 (€ 8,55 materiële schade en € 1.550,-- voorschot immateriële schade) gevoegd in het onderhavige strafgeding (feit 1). Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 1 januari 2009. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
9.3
De benadeelde partij [slachtoffer C] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.445,-- gevoegd in het onderhavige strafgeding (feit 2). Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 1 januari 2009. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.4
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partijen, gezien de vrijspraak die hij heeft bepleit, niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden.
9.5
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer A], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
9.6
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer B], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
9.7
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij [slachtoffer C], zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
10. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het
bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffers.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 91, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 2.000,-- (als voorschot), met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 2.000,--, met bevel dat bij gebreke van
betaling en verhaal 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de
betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen.
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 1.558,55 (als voorschot) met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer B], een bedrag te betalen van € 1.558,55, met bevel dat bij gebreke van
betaling en verhaal 31 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de
betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen.
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer C], [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 1.445,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer C], een bedrag te betalen van € 1.445,--, met bevel dat bij
gebreke van betaling en verhaal 28 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast
zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Roessingh-Bakels en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640/09-200353, gesloten en ondertekend op 18 maart 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], pag. 25-26, en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], pag. 28-33
3 Medische verklaring met betrekking tot [slachtoffer A], pag. 35
4 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, pag. 36
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], pag. 38-39, en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B], pag. 40-45
6 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], pag. 47-48
7 Proces-verbaal, ambtelijk verslag, pag. 59-60
8 Processen-verbaal van sporenonderzoek, pag. 73-91 en het aanvullend proces-verbaal van sporenonderzoek van 8 april 2009.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], pag. 184-186
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], pag. 187-188
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6], pag. 215-219