ECLI:NL:RBZUT:2009:BI2085

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580001-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Davids
  • E. Roessingh-Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en openlijke geweldpleging in Vaassen

Op 23 april 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 2 januari 2009 in Vaassen, waar de verdachte samen met een mededader de eigenaar van een restaurant zou hebben bedreigd en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot afpersing, maar wel aan openlijke geweldpleging. De verdachte had de restauranthouder met geweld gedwongen om geld af te geven, maar de rechtbank vond de verklaringen van de getuigen niet overtuigend genoeg om de poging tot afpersing te bevestigen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De benadeelde partij [slachtoffer A] kreeg een schadevergoeding van € 500,-- toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer B] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte het belang van de onafhankelijke getuigenverklaringen in haar oordeel.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580001-09
Uitspraak d.d.: 23 april 2009
Tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1975],
wonende te [adres],
raadsman: mr. Roelse te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2009.
Bij beslissing van 14 april 2009 heeft de rechtbank het bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 02 januari 2009 te Vaassen, gemeente Epe,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld
[slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een geldsbedrag, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
een restaurant (gelegen aan de [adres], waar die [slachtoffer A] werkzaam
was) heeft/hebben betreden en/of
(meermalen) op dwingende en/of bedreigende toon tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben
gezegd: "Je moet nu meekomen naar achteren" en/of
daarbij met zijn/hun vuist(en) op de bar in dit restaurant heeft/hebben
geslagen en/of
(vervolgens) dit restaurant heeft/hebben verlaten en/of naar de achterkant van
dit restaurant zijn/is gelopen en/of
aldaar die [slachtoffer A] met kracht in diens nek heeft/hebben vastgegrepen en/of
deze meegetrokken (tussen geparkeerde auto's) en/of
tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben gezegd: "Je moet me nu 500 Euro geven, anders
maak ik je dood" en/of
daarbij een beweging heeft/hebben gemaakt naar hun/zijn rug-/broeksband alsof
een (vuur)wapen werd gepakt en/of getrokken en/of
tegen die [slachtoffer A] heeft/hebben gezegd: "Ik maak jullie kapot" en/of
"Ik steek je tent in de fik" en/of "Ik schiet jullie allemaal dood"
althans woorden van gelijke aard of strekking heeft/hebben toegevoegd en/of
die [slachtoffer A] (meermalen) in diens gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt
en/of die [slachtoffer A] (terwijl deze op de grond lag) heeft/hebben geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 januari 2009 te Vaassen, gemeente Epe,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Dorpsstraat, in elk geval
op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
twee/een perso(o)n(en), te weten [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], welk geweld
bestond uit
het die [slachtoffer A] met kracht in diens nek vastgrijpen en/of deze mee trekken
(tussen geparkeerde auto's) en/of
die [slachtoffer A] (meermalen) in diens gezicht slaan en/of stompen en/of een
kopstoot geven en/of
die [slachtoffer A] (terwijl deze op de grond lag) schoppen en/of
die [slachtoffer B] vastpakken en/of deze (vervolgens) met kracht op/tegen diens
hoofd slaan en/of stompen en/of met een stok althans een hard voorwerp op het
hoofd slaan.
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 januari 2009 te Vaassen, gemeente Epe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend
[slachtoffer A] (meermalen) in diens gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of een kopstoot heeft gegeven en/of
die [slachtoffer A] (terwijl deze op de grond lag) heeft geschopt en/of
[slachtoffer B] heeft vastgepakt en/of deze (vervolgens) met kracht op/tegen diens
hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of met een stok althans een hard
voorwerp op het hoofd heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer A] en/of voornoemde [slachtoffer B] letsel
hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.1 De aanleiding
Op 2 januari 2009 omstreeks 20.50 uur is er bij de politie een melding binnengekomen van een vechtpartij bij restaurant [naam restaurant] te Vaassen. De politie is daar naartoe gegaan en trof in de keuken van het restaurant twee mannen aan met zichtbare verwondingen. Naar aanleiding van aangetroffen goederen en verklaringen van onder meer het personeel wordt verdachte die dag om 22.00 uur aangehouden. Aangever [slachtoffer A] is eigenaar van dat restaurant.
3.2 Zienswijze openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij werd beledigd en dat hij [slachtoffer A] om die reden heeft geslagen, een kopstoot heeft gegeven en ook met een stok heeft geslagen.
Uit de aangifte van [slachtoffer A] blijkt dat hij door verdachte is bedreigd en dat hij geld moest afgeven. Hij is door verdachte geslagen en geschopt.
[slachtoffer B] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij verdachte tegen [slachtoffer A] hoorde schreeuwen. Hij heeft gezien dat verdachte [slachtoffer A] heeft geslagen en een kopstoot heeft gegeven. Op dat moment werd [slachtoffer B] zelf vastgehouden door [naam]. [naam] heeft hem een forse klap gegeven.
Er zijn getuigen, waaronder ook onafhankelijke, die hebben verklaard dat verdachte geld heeft geëist van [slachtoffer A] en dat hij daarbij dreigende woorden heeft geroepen. Ook hebben zij gezien dat [slachtoffer A] door verdachte werd vastgehouden en geslagen en dat hij een kopstoot van verdachte heeft gekregen.
Daarna is er een gevecht ontstaan dat zich heeft verplaatst verder op de openbare weg.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden verklaard.
3.3 Zienswijze verdachte, verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij [slachtoffer A] op 2 januari 2009 te Vaassen heeft vastgegrepen, geslagen en een kopstoot heeft gegeven. Ook heeft hij erkend dat hij [slachtoffer A] een schop heeft gegeven. Op het moment van schoppen lag [slachtoffer A] niet op de grond, maar stond hij.
Verdachte heeft met kracht ontkend dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer A] af te persen. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij diens geld niet nodig heeft, maar dat de aanleiding tot het incident lag in het feit dat [slachtoffer A] zijn, verdachtes, vriend [naam] in de zaak beledigde. Hij heeft [slachtoffer A] toen gezegd maar mee naar buiten te gaan om dat uit te praten, waarna het tot een handgemeen is gekomen.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte bekent dat hij bij een vechtpartij met [slachtoffer A] betrokken is geraakt, maar dat verdachte ontkent dat hij heeft geprobeerd [slachtoffer A] af te persen. Enerzijds zijn er de verklaringen van onafhankelijke getuigen die verklaren over twee momenten, een vechtpartij tussen verdachte en de eigenaar van het restaurant en daarna een vechtpartij nadat de achtervolging op verdachte en [naam] was ingezet door een groep mannen die van achter het restaurant kwamen.
Anderzijds zijn er de verklaringen van de familie [slachtoffer A] en werknemers uit het restaurant. Opvallend is dat wel uitgebreid wordt verklaard over het slaan door verdachte, maar dat niemand verdachte zou hebben geslagen. Ook op details zijn die verklaringen merkwaardig en tegenstrijdig. Naar het inzicht van de raadsman zijn er allerminst voldoende bewijsmiddelen voor bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit. Wel kan bewezen worden verklaard dat verdachte betrokken is geweest bij een vechtpartij. Dit kan leiden tot enige bewezen verklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
3.4 Het oordeel van de rechtbank (eindnoot 1)
De rechtbank heeft vastgesteld dat er enerzijds een groep getuigen is, bestaande uit familie van aangever [slachtoffer A] en medewerkers van zijn restaurant.
Anderzijds zijn er getuigen ([getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]), waarvan niet gebleken is dat zij een specifieke relatie met verdachte en met de familie en restaurantmedewerkers van aangever hebben. De rechtbank merkt hen aan als onafhankelijke getuigen.
Uit de verklaringen van de onafhankelijke getuigen blijkt dat er op 2 januari 2009 twee momenten zijn geweest waarop zich een incident heeft afgespeeld.
Zo heeft de getuige [getuige 1] verklaard (eindnoot 2) dat zij drie mannen heeft gezien, waarvan zij er één herkende als eigenaar van het restaurant [naam restaurant]. Deze werd met veel geweld door de twee mannen tegen een fietsenrek aangedrukt, door één van de mannen bij de keel gepakt en kreeg een kopstoot. Vervolgens kwamen er meer mannen, die achter de twee aanrenden. Zij heeft geschreeuw gehoord. Na een paar minuten kwam de groep mannen teruglopen naar de achterkant van het restaurant.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard (eindnoot 3) dat zij heeft gezien en gehoord dat de eigenaar van het restaurant [naam restaurant] een discussie had met een Turkse man. Hij werd achterover tegen een fietsenrek geduwd. Er kwam een tweede Turkse man bij. Eén van de mannen gaf de eigenaar een kopstoot. Eén van hen schopte de man, waardoor hij door de knieën zakte. Vervolgens werd hij weer geslagen. Daarop kwam er een groepje mannen uit het restaurant. De twee Turkse mannen renden weg en het groepje mannen ging er achteraan. Wat er vervolgens gebeurde lag buiten haar gezichtsveld, maar zij kon wel horen dat er ruzie gemaakt werd.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard(eindnoot 4) dat zij zicht had op de Dorpsstraat. Zij zag drie mannen staan, waarvan er één een oberkostuum aan had. Van haar vrienden heeft ze begrepen dat dit de restauranteigenaar was. Hij had kennelijk ruzie met de andere twee mannen. Ze heeft gezien dat er geduwd werd. De restauranteigenaar kreeg klappen, schoppen en een kopstoot. De restauranteigenaar wist weg te komen. Op dat moment kwamen er vier à vijf mannen uit het restaurant, waarvan er één een knuppel in de hand had. De man die klappen had uitgedeeld liep richting van de Deventerstraat en de groep mannen liep ook in die richting. Wat er vervolgens is gebeurd kon zij niet zien. Even later liep een groepje mannen, waarvan er één een bebloed gezicht had, terug naar het restaurant.
De getuigen uit [slachtoffer A]s familie en de medewerkers van zijn restaurant zijn een aantal dagen na de aangiften gehoord. Dat laat de mogelijkheid open dat zij in de tussenliggende dagen gesproken hebben over het gebeurde.
Deze getuigen hebben allen categorisch ontkend dat er sprake van is geweest dat verdachte en [naam] door hen achterna zijn gezeten en ook dat er vervolgens een vechtpartij is geweest. Omgekeerd hebben zij wel verklaard in de lijn van de aangifte, dat er van de kant van verdachte sprake was van een poging tot afpersing.
De verklaring die verdachte heeft gegeven over hetgeen zich op 2 januari 2009 buiten het restaurant heeft afgespeeld, wordt bevestigd door de voornoemde onafhankelijke getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
In het licht van het vorenstaande kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de verklaringen van de onafhankelijke getuigen omtrent hetgeen zich buiten het restaurant heeft voorgedaan, niet alleen voor zover het betreft het in eerste instantie door (in elk geval) verdachte tegen aangever [slachtoffer A] uitgeoefende geweld, maar ook voor wat betreft het vervolg op dat geweld, waarbij (in elk geval) medewerkers van het restaurant met een stok of iets dergelijks achter verdachte en [naam] zijn aangegaan, waarop opnieuw een vechtpartij volgde. De categorische ontkenning door getuigen uit aangevers familie en medewerkers van zijn restaurant dat zij verdachte en [naam] achterna hebben gezeten met een nieuwe vechtpartij tot gevolg, komt de rechtbank derhalve niet geloofwaardig voor. Dit heeft verder tot gevolg dat – gelet op de ontkenning van verdachte en de verklaring van [naam] – de verklaringen van voornoemde getuigen omtrent de beweerde afpersing ook aan geloofwaardigheid inboeten.
Daarnaast heeft de rechtbank moeite met de gedachte dat verdachte op de bar zou slaan met de bedoeling aangever af te persen en aangever op hoge toon om € 500,- zou vragen, op een tijdstip dat het in de horecazaak van aangever ook naar diens eigen zeggen erg druk was en er een aantal medewerkers van het restaurant omheen dan wel vlak in de buurt stond. Indien verdachte de aangever daadwerkelijk zou willen afpersen, dan zou het in de rede hebben gelegen dat hij dat op een wat minder openlijke manier zou hebben gedaan.
De rechtbank heeft om die reden niet de overtuiging dat daadwerkelijk sprake was van een poging tot afpersing.
Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Op grond van de bekennende verklaring van de verdachte en de voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wel het onder 2 primair ten laste gelegde feit bewezen, voor zover het betreft het tegen aangever [slachtoffer A] uitgeoefende geweld. Zij acht niet bewezen dat verdachte ook openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer B], aangezien dit vastpakken en slaan tijdens de tweede fase van het incident heeft plaatsgevonden, toen verdachte en [naam] er vandoor waren gegaan. Hetgeen vanaf dat moment is voorgevallen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet meer worden gezien als een onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde feit.
4. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 2 januari 2009 te Vaassen, gemeente Epe,
met een ander, aan de openbare weg, de Dorpsstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer A], welk geweld bestond uit
het die [slachtoffer A] met kracht in diens nek vastgrijpen en deze mee trekken (tussen geparkeerde auto's) en
die [slachtoffer A] meermalen in diens gezicht slaan en/of stompen en een kopstoot geven en
die [slachtoffer A] schoppen.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
2 primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft, uitgaande van bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten, gevorderd verdachte te veroordelen tot 12 maanden gevangenisstraf waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het ernstige feiten betreffen, dat er veel geweld is gebruikt en dat verdachte al vaker met politie en justitie in aanraking is geweest met betrekking tot dit soort feiten.
8.2
De raadsman heeft vrijspraak voor het onder 1 ten laste gelegde feit bepleit. Bij bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit zou in de visie van de raadsman een gevangenisstraf van maximaal drie maanden moeten volstaan.
8.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. Verdachte voelde zich door opmerkingen van aangever [slachtoffer A] beledigd en heeft zich vervolgens samen met een ander schuldig gemaakt aan aanmerkelijk geweld tegen die [slachtoffer A]. Daarbij is hard geschopt en geslagen en er is ook een kopstoot gegeven. Het slachtoffer heeft daardoor kneuzingen in het gezicht en bloeduitstortingen opgelopen.
Ook heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en ook is veroordeeld voor delicten waarbij sprake was van geweld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, passend en geboden is.
9. Beslag
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een bezem(steel);
is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is waarvan niet is vastgesteld aan wie het toebehoort.
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
10. Vordering van de benadeelde partijen
10.1
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.000,-- (immateriële schade € 1.300,-- en materieel € 700,--) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 2 januari 2009. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.360,-- (immateriële schade € 1.300,-- en materieel € 60,--) gevoegd in het onderhavige strafgeding. Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van 2 januari 2009. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer A] op het standpunt gesteld dat de immateriële schade toegewezen zou dienen te worden en dat de benadeelde in zijn vordering voor wat betreft de materiële schade wegens het ontbreken van een onderbouwing niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade toegewezen zou dienen te worden en dat benadeelde in zijn vordering voor wat betreft de materiële schade wegens het ontbreken van een onderbouwing niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
10.4
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelden in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel dat die vorderingen afgewezen dienen te worden, aangezien deze onvoldoende zijn onderbouwd. Ook lijkt de schade aanzienlijk minder ernstig lijkt te zijn dan in de vorderingen is beschreven.
10.5
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank zal de tot op heden geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 500,--, nu er vanuit mag worden gegaan, dat deze schade in ieder geval is
geleden. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 januari 2009.
De verdachte is voor de schade - naar burgerlijk recht – hoofdelijk aansprakelijk.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat het overige deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. Voor wat betreft de materiële schade wordt nog vermeld, dat die onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan derhalve een deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
10.6
De benadeelde partij [slachtoffer B] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van dit deel van het onder 2 tenlastegelegde. Deze benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
11. Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het
bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemde slachtoffer [slachtoffer A].
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 33, 33a, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
•verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
2 primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) maand niet zal worden
ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat
veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit
heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
• verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een bezem(steel).
• gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte, te weten:
- een rijbewijs categorie B tnv [verdachte];
- twee certificaten betreffende vorkheftruckchauffeur en reachtruckchauffeur;
- een kentekenbewijs deel 1a/1b en deel II tnv. van veroordeelde;
- een groene kaart, Unigarant;
- een mobiel telefoontoestel, Samsung SHG-C180;
- een pak Van Nelle zware shag;
- een stropdas, zwart met zilver.
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 500,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 januari 2009.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het
slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 500,--, met bevel dat bij gebreke
van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de
betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de
Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te
vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot
betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in
zoverre komt te vervallen.
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B] niet ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Davids en Roessingh-Bakels, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
23 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0610/09-200102, gesloten en ondertekend op 16 januari 2009.
2 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 63-64
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], pag. 65-66
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], pag. 60-62