De getuige [getuige 3] heeft verklaard(eindnoot 4) dat zij zicht had op de Dorpsstraat. Zij zag drie mannen staan, waarvan er één een oberkostuum aan had. Van haar vrienden heeft ze begrepen dat dit de restauranteigenaar was. Hij had kennelijk ruzie met de andere twee mannen. Ze heeft gezien dat er geduwd werd. De restauranteigenaar kreeg klappen, schoppen en een kopstoot. De restauranteigenaar wist weg te komen. Op dat moment kwamen er vier à vijf mannen uit het restaurant, waarvan er één een knuppel in de hand had. De man die klappen had uitgedeeld liep richting van de Deventerstraat en de groep mannen liep ook in die richting. Wat er vervolgens is gebeurd kon zij niet zien. Even later liep een groepje mannen, waarvan er één een bebloed gezicht had, terug naar het restaurant.
De getuigen uit [slachtoffer A]s familie en de medewerkers van zijn restaurant zijn een aantal dagen na de aangiften gehoord. Dat laat de mogelijkheid open dat zij in de tussenliggende dagen gesproken hebben over het gebeurde.
Deze getuigen hebben allen categorisch ontkend dat er sprake van is geweest dat verdachte en [naam] door hen achterna zijn gezeten en ook dat er vervolgens een vechtpartij is geweest. Omgekeerd hebben zij wel verklaard in de lijn van de aangifte, dat er van de kant van verdachte sprake was van een poging tot afpersing.
De verklaring die verdachte heeft gegeven over hetgeen zich op 2 januari 2009 buiten het restaurant heeft afgespeeld, wordt bevestigd door de voornoemde onafhankelijke getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
In het licht van het vorenstaande kent de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de verklaringen van de onafhankelijke getuigen omtrent hetgeen zich buiten het restaurant heeft voorgedaan, niet alleen voor zover het betreft het in eerste instantie door (in elk geval) verdachte tegen aangever [slachtoffer A] uitgeoefende geweld, maar ook voor wat betreft het vervolg op dat geweld, waarbij (in elk geval) medewerkers van het restaurant met een stok of iets dergelijks achter verdachte en [naam] zijn aangegaan, waarop opnieuw een vechtpartij volgde. De categorische ontkenning door getuigen uit aangevers familie en medewerkers van zijn restaurant dat zij verdachte en [naam] achterna hebben gezeten met een nieuwe vechtpartij tot gevolg, komt de rechtbank derhalve niet geloofwaardig voor. Dit heeft verder tot gevolg dat – gelet op de ontkenning van verdachte en de verklaring van [naam] – de verklaringen van voornoemde getuigen omtrent de beweerde afpersing ook aan geloofwaardigheid inboeten.
Daarnaast heeft de rechtbank moeite met de gedachte dat verdachte op de bar zou slaan met de bedoeling aangever af te persen en aangever op hoge toon om € 500,- zou vragen, op een tijdstip dat het in de horecazaak van aangever ook naar diens eigen zeggen erg druk was en er een aantal medewerkers van het restaurant omheen dan wel vlak in de buurt stond. Indien verdachte de aangever daadwerkelijk zou willen afpersen, dan zou het in de rede hebben gelegen dat hij dat op een wat minder openlijke manier zou hebben gedaan.
De rechtbank heeft om die reden niet de overtuiging dat daadwerkelijk sprake was van een poging tot afpersing.
Zij zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.