ECLI:NL:RBZUT:2009:BI2088

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460577-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. Prisse
  • M. Roessingh-Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door een vader met zijn minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 23 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarige dochter. De verdachte, geboren in 1964 en wonende te Doetinchem, werd ervan beschuldigd in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2008 meermalen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met zijn dochter, geboren op 26 maart 1997. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn dochter meermalen had betast en aangeraakt op seksueel gevoelige plaatsen, waaronder de borsten en de schaamstreek, en dat hij haar had laten betasten. De zaak kwam aan het licht na een melding van de basisschool van het slachtoffer aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).

De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de ontucht en stelde dat de handelingen van de verdachte niet bij een normale opvoeding horen, maar seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn. De verdediging betwistte de beschuldigingen en stelde dat de verdachte geen opzet had op ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen, gebaseerd op de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer.

De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, zoals vastgesteld in een multidisciplinair rapport. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van negen maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een werkstraf van 80 uur. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering en een behandeling te ondergaan bij een forensische psychiatrische kliniek. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de omstandigheden van de verdachte en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460577-08
Uitspraak d.d.: 23 april 2009
Tegenspraak/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1964],
wonende te [adres].
Raadsvrouw: mr. Scholten te Zutphen.
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2009.
2. De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november
2005 tot en met 19 november 2008 te Doetinchem telkens ontucht heeft gepleegd met zijn
minderjarige dochter, [slachtoffer], geboren op 26 maart 1997, bestaande die
ontucht hierin dat hij
- meermalen, althans eenmaal (onder de douche) de vagina, althans de
schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast en/of gestreeld, althans aangeraakt
en/of
- meermalen, althans eenmaal de borsten, althans de borststreek van die [slachtoffer]
heeft betast en/of gestreeld, althans aangeraakt en/of
- meermalen, althans eenmaal bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen en haar
vagina, althans de schaamstreek heeft betast en/of gestreeld, althans
aangeraakt en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] zijn penis heeft laten betasten
en/of strelen, althans aanraken;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4.1 De aanleiding
Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) heeft aangifte gedaan ter zake seksueel misbruik naar aanleiding van een melding van de basisschool van de dochter van verdachte en het houden van een gesprek tussen de school, verdachte en zijn echtgenote.
4.2 Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Hij acht bewezen dat de ontucht heeft bestaan uit het betasten en aanraken door verdachte van zijn dochter en dat zijn dochter hem heeft betast en aangeraakt, zoals in de tenlastelegging is omschreven. Dit hoort niet bij een normale opvoeding of gezelligheid, maar is seksueel grensoverschrijdend gedrag.
4.3 Standpunt verdachte en zijn raadsman
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat alleen het aanraken door verdachte van [slachtoffer]s borsten en het laten aanraken van verdachtes penis door [slachtoffer] op zich als als ontuchtige handelingen bewezen kunnen worden verklaard. Het “betasten” kan naar het oordeel van de raadsvrouw niet bewezen worden verklaard, aangezien dit begrip een veel grotere seksuele lading heeft.
Verdachte heeft bij de handelingen geen opzet gehad op het plegen van ontuchtige handelingen, waarop de wetgever bij de totstandkoming van de wetgeving heeft gedoeld.
4.4 Beoordeling door de rechtbank (eindnoot 1)
De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat er sprake is geweest van betasten of strelen. Verdachte heeft tegenover de politie (eindnoot 2) en ook ter terechtzitting verklaard dat hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2008 te Doetinchem zijn dochter [slachtoffer] heeft aangeraakt. Hij ging meermalen per week met haar onder de douche. Tijdens het douchen heeft hij meermalen haar borsten of borststreek en ook meermalen haar schaamstreek aangeraakt. [slachtoffer] heeft meerdere keren zijn penis aangeraakt. Hij kreeg daarbij een aantal keren per week een erectie. Hij is ook meerdere keren bij haar in bed gaan liggen en heeft daarbij zijn hand in de onderbroek op haar onderbuik, naast haar plasser, gelegd. Verdachte heeft gesteld dat geen sprake was van betasten of strelen. Die woorden hebben een seksuele lading en verdachte heeft gesteld dat dat nu juist geen enkele rol speelt.
Tijdens het studioverhoor (eindnoot 3) heeft [slachtoffer] verklaard dat zij verdachtes penis meerdere keren heeft vastgepakt om te wassen en dat deze soms slap en soms stijf was. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar meerdere keren met de hand tussen de benen, wat zij plasser noemt, heeft gewassen. Ook heeft hij meerdere keren aan haar borstjes gezeten, onder de douche en onder het pyjamajasje. In bed heeft hij meerdere keren met zijn hand in haar pyjama of onderbroek gezeten. Zij voelde zijn hand dan bij haar plasser.
De handelingen als ten laste gelegd hebben plaatsgevonden in een periode waarin [slachtoffer] tussen de achtenhalf en elfenhalf jaar oud was. [slachtoffer] was toen op een leeftijd waarop een kind normaal gesproken zichzelf goed kan wassen en daarbij niet meer afhankelijk is van de zorg van de ouders. Uit het dossier komt naar voren dat [slachtoffer] dit ook daadwerkelijk kon, aangezien zij ook wel eens alleen onder de douche ging. Gelet op de aard van de handelingen, de frequentie ervan en de leeftijd van [slachtoffer] is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in de veronderstelling kon verkeren dat dit niet onder ontuchtige handelingen zou vallen. Dit klemt temeer nu verdachte heeft verklaard dat, als zij samen onder de douche stonden en [slachtoffer] zijn penis aanraakte, hij daarbij ook een aantal keren per week een erectie kreeg en dat hij dan aan masturbatie dacht. Ook de handelingen die hij verrichtte op momenten dat verdachte bij zijn dochter in bed kwam, vallen naar het oordeel van de rechtbank niet onder de normale contacten en liefkozingen tussen ouder en kind, zeker niet een kind van de leeftijd van [slachtoffer].
Uit de verklaringen van verdachte en [slachtoffer] heeft de rechtbank opgemaakt dat er sprake is geweest van stelselmatig en vaak aanraken dan wel vastpakken, gericht juist op bij uitstek seksueel gevoelige plaatsen zoals de borsten/borststreek, de schaamstreek en de (stijve) penis. Daardoor was niet uitsluitend sprake van het waardevrij aanraken, maar naar het oordeel van de rechtbank juist ook van betasten. De rechtbank zal daarom bewezen verklaren het “betasten, althans aanraken”.
De ten laste gelegde handelingen zijn begonnen op de leeftijd dat [slachtoffer] achtenhalf jaar oud was. De rechtbank kan aan de hand van de bewijsmiddelen niet met zekerheid vaststellen of er bij aanvang van die handelingen al sprake was van enige borstgroei. Uit de verklaring van de verdachte (eindnoot 4) blijkt dat [slachtoffer] op een bepaald moment wel enige borstgroei heeft gehad, omdat zij kleine borstjes, knopjes, had. De rechtbank acht daarom bewezen het betasten althans het aanraken van “borsten, althans de borststreek”.
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
5. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2008 te Doetinchem telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter, [slachtoffer], geboren op 26 maart 1997, bestaande die ontucht hierin dat hij
- meermalen (onder de douche) de schaamstreek van die [slachtoffer] heeft betast, althans aangeraakt
en/of
- meermalen, de borsten, althans de borststreek van die [slachtoffer] heeft betast, althans aangeraakt en/of
- meermalen bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen en haar schaamstreek heeft betast, althans
aangeraakt en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] zijn penis heeft laten betasten, althans aanraken.
5. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
7. Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport , opgemaakt door H.E.M. van Beek, psychiater van 10 maart 2009 en drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog van 16 maart 2009.
De conclusie van het rapport is dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheids- stoornis NAO, met theatrale en obsessief-compulsieve trekken, en dat er sprake is van pedofilie, beperkt tot incest. Daarvan was ook ten tijde van het ten laste gelegde sprake. Verdachte wordt ten aanzien van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met de conclusie van het rapport van de deskundigen verenigen en zij neemt de conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. Oplegging van straf en/of maatregel
8.1
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar;
- de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij Kairos en het voldoen aan het door de reclassering opgestelde plan van aanpak;
- een werkstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat het een ernstig feit betreft. Verdachte heeft langdurig seksueel getinte handelingen met zijn dochter gepleegd. Uit de rapportage komt naar voren dat verdachte een seksuele afwijking heeft, dat hij daarvoor behandeld moet worden en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Om recidive te voorkomen acht hij de oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld een proeftijd van 5 jaar, noodzakelijk.
8.2
De raadsvrouw heeft als strafmaatverweer aangevoerd dat verdachte door het voorarrest en het contactverbod met zijn gezin, waardoor hij gedwongen werd elders te gaan wonen, al voldoende is gestraft. Zij acht de kans op recidive niet aanwezig. Verdachte heeft een blanco strafblad, is verminderd toerekeningsvatbaar te achten en heeft inmiddels een start gemaakt met het volgen van therapie. De raadsvrouw acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een lange voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld het ondergaan van een verplichte behandeling, niet bezwaarlijk. Zij heeft verzocht aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de gebruikelijke proeftijd van 2 jaar te koppelen. Ook heeft zij verzocht geen werkstraf aan verdachte op te leggen, aangezien het dan te zwaar voor verdachte zal worden.
8.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De verdachte heeft inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn dochter. Hij heeft daarbij misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie die hij heeft met zijn dochter. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij heel jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
Anderzijds houdt de rechtbank er ook rekening mee dat door de aanhouding van verdachte niet alleen zijn leven is ontwricht, maar ook dat van zijn tot dan toe hechte gezin. De rechtbank acht het daarom van belang dat op de kortere termijn de nodige aandacht wordt besteed aan het verkennen van de mogelijkheden van een gezinshereniging.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op het hiervoor reeds vermelde multi-disciplinaire rapport. Uit de inhoud van het rapport komt het volgende naar voren.
Bij verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met theatrale trekken en obsessief-compulsieve trekken. Hij werd beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de persoonlijkheidsstoornis en de pedofilie, beperkt tot incest. Zonder behandeling is de kans op herhaling vanwege de persoonlijkheidsstoornis aanwezig. Om dit te beperken is behandeling noodzakelijk, bijvoorbeeld bij de forensische psychiatrische kliniek Kairos. Ook wordt reclasseringstoezicht in het kader van een bijzondere voorwaarde aanbevolen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld een bijzondere voorwaarde, en een werkstraf passend en geboden is. De rechtbank zal de proeftijd op 3 jaar stellen.
Gelet op de langdurig te volgen behandeling, die verdachte dus veel tijd zal kosten, zal de rechtbank de werkstraf matigen.
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: Ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal
worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat
veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit
heeft schuldig gemaakt en een proeftijd 3 jaar indien hij de volgende bijzondere
voorwaarde niet heeft naleeft.
• stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien dat inhoudt dat veroordeelde zich bij Kairos of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling poliklinisch dient te laten behandelen en voorts dat veroordeelde het door de reclassering opgestelde plan van aanpak opvolgt.
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
• Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
• heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Prisse en Roessingh-Bakels, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
23 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640-08-209594, gesloten en ondertekend op 1 december 2008.
2 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 113-143
3 Proces-verbaal van studioverhoor door een gecertificeerd zedenrechercheur, pag. 43-82
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 127