ECLI:NL:RBZUT:2009:BI2693

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460047-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Borgerhoff Mulder
  • J. Kleinrensink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor tasjesroof met geweld in vereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van het medeplegen van een tasjesroof. De feiten vonden plaats op 31 januari 2009 in Zelhem, waar de verdachte samen met medeverdachten A en C een handtas heeft weggenomen van een 55-jarige vrouw, mevrouw [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tasjesroof gepaard ging met geweld, aangezien het slachtoffer ten val kwam en een gebroken sleutelbeen opliep door de ruk aan haar tas. De verdediging voerde aan dat er sprake was van medeplichtigheid in plaats van medeplegen, maar dit verweer werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd de bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moest houden aan reclasseringstoezicht, inclusief het volgen van een training cognitieve vaardigheden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn blanco justitiële documentatie en de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd. Tevens werd een schadevergoeding van € 966,21 toegewezen aan de benadeelde partij, mevrouw [slachtoffer]. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, wat betekende dat zij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter moest aanbrengen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460047-09
Uitspraak d.d.: 29 april 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats, 1990],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Raadsman mr. S.H.M. Kloppenberg te Drempt.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, op de Stationsstraat, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededader(s) (onverhoeds) (met kracht) aan voornoemde tas -die om de schouder van voornoemde mevrouw [slachtoffer] hing- heeft/hebben getrokken en/of gerukt, waardoor en/of waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer] op de grond viel (tengevolge waarvan zij een gebroken sleutelbeen heeft bekomen);
art 312 lid 2 ahf/ond 1 Wetboek
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Vaststaande feiten
1. Op 31 januari 2009 werd door een tasjesroof in het centrum van Zelhem gepleegd ten opzichte van een 55-jarige vrouw, te weten [slachtoffer]. Zij liep over de Stationsstraat te Zelhem en werd van achteren benaderd door twee rennende mannen. In het voorbijgaan werd door één van de mannen met een harde ruk de tas van haar schouder weggenomen (eindnoot 2) . Door deze ruk viel zij op de grond en brak – naar later bleek – haar sleutelbeen (eindnoot 3) . Verdachte heeft bij de politie (eindnoot 4) en ter terechtzitting bekend, samen met [medeverdachte A] en zijn broer [medeverdachte C], het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hij heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op 31 januari 2009 tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], van haar tasje heeft beroofd. Zij zijn haar gevolgd vanaf een drogisterij. Daarna hebben zij haar van achteren benaderd en haar tas van haar schouder getrokken. Zij is daarbij ten val gekomen en heeft haar sleutelbeen gebroken.
C. Standpunt van de verdediging
3. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring van dit feit is gebaseerd op de aangifte (eindnoot 5) van [slachtoffer], de medische gegevens betreffende [slachtoffer] (eindnoot 6) en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie (eindnoot 7) en ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, op de Stationsstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud), toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn, verdachtes mededaders (onverhoeds) (met kracht) aan voornoemde tas - die om de schouder van voornoemde mevrouw [slachtoffer] hing - hebben getrokken, waardoor voornoemde mevrouw [slachtoffer] op de grond viel (tengevolge waarvan zij een gebroken sleutelbeen heeft bekomen).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
5. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden (CoVa).
6. De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij had ten tijde van het plegen van het delict geen geld, geen onderdak, geen uitzicht op een baan en schulden. Hij had honger en het voornemen om van de buit eten te kopen. Hij zag geen andere uitweg, maar beseft dat hij de verkeerde keuze heeft gemaakt. Verdachte heeft een blanco justitiële documentatie en heeft op eigen initiatief een brief aan het slachtoffer geschreven. De raadsman acht de door de officier van justitie geëiste straf te fors, gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf passend achten, heeft de raadsman verzocht het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van de preventieve hechtenis. Verdachte kan zich vinden in het opleggen van reclasseringstoezicht. De raadsman heeft bepleit geen geldboete of werkstraf op te leggen, omdat verdachte daardoor niet kan werken en dan dus geen inkomen heeft. Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat als de training cognitieve vaardigheden door verdachte gevolgd wordt naast het opleggen van een gevangenisstraf, verdachte dubbel wordt gestraft.
7. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
8. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een tasjesroof op de openbare weg van een bewust uitgekozen slachtoffer, dat door de tasjesroof een gebroken sleutelbeen heeft opgelopen. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig aangetast. Verdachte heeft met medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] de tasjesroof goed gepland. Zij hebben een plan gemaakt en dit met elkaar besproken. In eerste instantie hebben zij bij de politie verklaard, dat zij honger hadden en de tasjesroof uit geldnood hebben gepleegd. Toen de buit eenmaal binnen was, hebben zij echter bepááld geen eten van het geld gekocht. Zij hadden alle mogelijkheden om het vooropgezette plan om iemand van zijn of haar tas te beroven, te onderbreken dan wel niet uit te voeren, maar hebben dat nagelaten. Dat de gedragingen voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen hebben gehad, is gebleken uit de door het slachtoffer ingediende schriftelijke slachtofferverklaring. Straatberovingen veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachten hebben zich laten leiden door hun zucht naar financieel gewin, zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf.
9. De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee, dat hij een blanco justitiële documentatie heeft en niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
10. Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een tasjesroof met een enkele ruk zonder noemenswaardige verwondingen – bij een alleen opererende dader, uitgaande van een first-offender – wordt daar een gevangenisstraf van twaalf weken gehanteerd. In het onderhavige geval gaat het echter niet om een alleen opererende dader en is het slachtoffer bij tasjesroof ten val gekomen en heeft haar sleutelbeen gebroken. Gelet op vergelijkbare uitspraken, komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden passend en geboden is.
11. De rechtbank zal hiervan 6 (zes) maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht worden gekoppeld, ook als dat inhoudt het volgen van de training cognitieve vaardigheden. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.874,21 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts € 115,00 uit de portemonnee is weggenomen en dat slechts dat bedrag toewijsbaar is. Ten aanzien van de aanschafkosten van de nieuwe bril heeft de raadsman aangevoerd dat het afhankelijk is van de verzekering van de benadeelde of zij deze kosten daadwerkelijk heeft moeten maken. Verzekeringsmaatschappij IZZ kent een regeling dat een verzekerde eens per 2 of 3 jaar recht heeft op een gratis bril, indien de verzekerde een aanvullende verzekering heeft. Naar de mening van de raadsman is deze schade onvoldoende bewezen. Over het eigen risico heeft de raadsman opgemerkt dat het niet zeker is dat zij dit bedrag ook zonder dit delict kwijt was geweest. De raadsman is van mening dat het causale verband tussen deze schade en het delict niet is bewezen. Ten aanzien van de kosten voor een huishoudelijke hulp en de reiskosten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman verzocht het bedrag te matigen tot € 400,00.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat door verdachte en zijn mededaders tenminste een bedrag van € 115,00 aan contant geld is weggenomen en dat dat bedrag kan worden toegewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de kosten voor een huishoudelijke hulp niet kunnen worden vastgesteld, nu deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn. De kosten voor een nieuwe bril, de reiskosten en de kosten voor het eigen risico zijn voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van het eigen risico van verdachte is de rechtbank van oordeel dat als [slachtoffer] niet het slachtoffer was geworden van de tasjesroof, zij de kosten van haar eigen risico – op dat moment – niet hoefde te maken. De rechtbank is met betrekking tot de immateriële schade – met de officier van justitie en raadsman – van oordeel dat deze dient te worden gematigd tot een bedrag van € 400,00. De vordering zal tot een bedrag van € 966,21 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2009. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes maanden) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden;
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 966,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2009 en vermeerderd met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door (een van) de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd;
• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 966,21, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0647/09-201351, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Achterhoek, Team Bronckhorst, gesloten en ondertekend op 17 februari 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina's 52 tot en met 55.
3 Schriftelijk bescheid: medische gegevens betreffende [slachtoffer], dossierpagina 63.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 112 tot en met 115.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina's 52 tot en met 55.
6 Schriftelijk bescheid: medische gegevens betreffende [slachtoffer], dossierpagina 63.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 112 tot en met 115.