ECLI:NL:RBZUT:2009:BI2698

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460048-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Borgerhoff Mulder
  • J. Kleinrensink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor tasjesroof met geweld in Zelhem

Op 29 april 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte C, die op 31 januari 2009 samen met medeverdachten A en B een tasjesroof heeft gepleegd in Zelhem. De verdachte en zijn mededaders benaderden het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], van achteren en trokken met geweld aan haar tas, waardoor zij viel en haar sleutelbeen brak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn actieve rol in het plan en de uitvoering van de tasjesroof, medeplichtig was aan het geweld dat werd gebruikt. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij samen met zijn medeverdachten het feit heeft gepleegd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan acht maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vijftien maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een ernstig misdrijf dat niet alleen het slachtoffer, maar ook de maatschappij in het algemeen heeft aangetast. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 966,21 aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de auto van de verdachte, die bij het misdrijf was gebruikt, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460048-09
Uitspraak d.d.: 29 april 2009
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats, 1986],
wonende te [adres]
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem.
Raadsman mr. P.H. Vestiens te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 april 2009.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, op de Stationsstraat, althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededader(s) (onverhoeds) (met kracht) aan voornoemde tas -die om de schouder van voornoemde mevrouw [slachtoffer] hing- heeft/hebben getrokken en/of gerukt, waardoor en/of waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer] op de grond viel (tengevolge waarvan zij een gebroken sleutelbeen heeft bekomen);
art 312 lid 2 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] op of omstreeks 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, op de Stationsstraat, althans een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een (hand)tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] (onverhoeds) (met kracht) aan voornoemde tas -die om de schouder van voornoemde mevrouw [slachtoffer] hing- heeft/hebben getrokken en/of
gerukt, waardoor en/of waarbij voornoemde mevrouw [slachtoffer] op de grond viel (tengevolge waarvan die [slachtoffer] een gebroken sleutelbeen heeft bekomen) tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] te vervoeren naar de plaats van het misdrijf en/of
- de omgeving van de plaats van het misdrijf te observeren en/of
- op de uitkijk te gaan staan en/of
- door [medeverdachte A] en/of [medeverdachte B] en/of de gestolen goederen te vervoeren vanaf de plaats van het misdrijf;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Vaststaande feiten
1. Op 31 januari 2009 werd een tasjesroof in het centrum van Zelhem gepleegd ten opzichte van een 55-jarige vrouw, te weten [slachtoffer]. Zij liep over de Stationsstraat te Zelhem en werd van achteren benaderd door twee rennende mannen. In het voorbijgaan werd door één van de mannen met een harde ruk de tas van haar schouder weggenomen (eindnoot 2) . Door deze ruk viel zij op de grond en brak – naar later bleek – haar sleutelbeen (eindnoot 3) . Verdachte heeft bij de politie (eindnoot 4) en ter terechtzitting bekend, samen met [medeverdachte A] en zijn broer [medeverdachte B], het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Hij heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte op 31 januari 2009 tezamen en in vereniging met medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], van haar tasje heeft beroofd. Zij zijn haar gevolgd vanaf een drogisterij. Daarna hebben zij haar van achteren benaderd en haar tas van haar schouder getrokken. Zij is daarbij ten val gekomen en heeft haar sleutelbeen gebroken.
C. Standpunt van de verdediging
3. De raadsman heeft aangevoerd dat het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Verdachte wist dat er iets ging gebeuren, maar hij wist niet dat [medeverdachte A] en [medeverdachte B] bij de tasjesroof geweld zouden gaan gebruiken. Verdachte heeft de omgeving van de plaats van het misdrijf niet geobserveerd en hij heeft evenmin op de uitkijk gestaan zoals ten laste is gelegd. Gezien het feitencomplex is de raadsman van mening dat geen sprake is van medeplegen, maar dat slechts het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
D. Beoordeling door de rechtbank
4. De raadsman heeft als verweer gevoerd dat sprake is van medeplichtigheid en niet van medeplegen van verdachte ten aanzien van de tasjesroof. De rechtbank is van oordeel, dat verdachte wetenschap had dat een tasjesroof zou plaatsvinden. [medeverdachte A] en [medeverdachte B] zouden de tas van het slachtoffer pakken en verdachte zou op de parkeerplaats bij supermarkt Aldi op hen wachten. Zij hadden een gezamenlijk plan gemaakt om op deze – ongeoorloofde – manier aan geld te komen. Tevens hebben zij de buit – in totaal een bedrag van € 115,00 – samen verdeeld. Verdachte heeft vóór en ná de overval een dusdanige rol gespeeld, waarbij sprake was van een min of meer vaste taakverdeling en aanpak, dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking dat leidt tot de kwalificatie medeplegen. Het verweer van de raadsman wordt om bovengenoemde redenen verworpen.
5. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De bewezenverklaring van dit feit is gebaseerd op de aangifte (eindnoot 5) van [slachtoffer], de medische gegevens betreffende [slachtoffer] (eindnoot 6) en de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie (eindnoot 7) en ter terechtzitting.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 31 januari 2009 te Zelhem, gemeente Bronckhorst, op de Stationsstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (hand)tas (met inhoud) toebehorende aan mevrouw [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde mevrouw [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn, verdachtes mededaders (onverhoeds) (met kracht) aan voornoemde tas - die om de schouder van voornoemde mevrouw [slachtoffer] hing - hebben getrokken, waardoor voornoemde mevrouw [slachtoffer] op de grond viel (tengevolge waarvan zij een gebroken sleutelbeen heeft bekomen).
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Primair: diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
6. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden (CoVa).
7. De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft wel enkele aantekeningen op zijn justitiële documentatie staan, maar deze zijn al van enige tijd geleden. De raadsman heeft verzocht de justitiële documentatie bij de strafoplegging minder in aanmerking te nemen. Verdachte is niet gebaat bij een langdurige gevangenisstraf. De raadsman heeft verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van de preventieve hechtenis.
8. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een tasjesroof op de openbare weg van een bewust uitgekozen slachtoffer, dat door de tasjesroof een gebroken sleutelbeen heeft opgelopen. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van het slachtoffer ernstig aangetast. Verdachte heeft met medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B] de tasjesroof goed gepland. Zij hebben een plan gemaakt en dit met elkaar besproken. In eerste instantie hebben zij bij de politie verklaard, dat zij honger hadden en de tasjesroof uit geldnood hebben gepleegd. Toen de buit eenmaal binnen was, hebben zij echter bepááld geen eten van het geld gekocht. Zij hadden alle mogelijkheden om het vooropgezette plan om iemand van zijn of haar tas te beroven, te onderbreken dan wel niet uit te voeren, maar hebben dat nagelaten. Dat de gedragingen voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen hebben gehad, is gebleken uit de door het slachtoffer ingediende schriftelijke slachtofferverklaring. Straatberovingen veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en onveiligheid. Verdachten hebben zich laten leiden door hun zucht naar financieel gewin, zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf.
10. Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een tasjesroof met een enkele ruk zonder noemenswaardige verwondingen – bij een alleen opererende dader, uitgaande van een first-offender – wordt daar een gevangenisstraf van twaalf weken gehanteerd. In het onderhavige geval gaat het echter niet om een alleen opererende dader en is het slachtoffer bij tasjesroof ten val gekomen en heeft haar sleutelbeen gebroken. Gelet op vergelijkbare uitspraken, komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden passend en geboden is.
11. De rechtbank zal hiervan 6 (zes) maanden voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt. Aan deze voorwaardelijke straf zal de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht worden gekoppeld, ook als dat inhoudt het volgen van de training cognitieve vaardigheden. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 1.874,21 gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het tenlastegelegde, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts € 115,00 uit de portemonnee is weggenomen en dat slechts dat bedrag toewijsbaar is. Ten aanzien van de aanschafkosten van de nieuwe bril heeft de raadsman aangevoerd dat het afhankelijk is van de verzekering van de benadeelde of zij deze kosten daadwerkelijk heeft moeten maken. Verzekeringsmaatschappij IZZ kent een regeling dat een verzekerde eens per 2 of 3 jaar recht heeft op een gratis bril, indien de verzekerde een aanvullende verzekering heeft. Naar de mening van de raadsman is deze schade onvoldoende bewezen. Over het eigen risico heeft de raadsman opgemerkt dat het niet zeker is dat zij dit bedrag ook zonder dit delict kwijt was geweest. De raadsman is van mening dat het causale verband tussen deze schade en het delict niet is bewezen. De kosten voor een huishoudelijke hulp zijn naar de mening van de raadsman onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de reiskosten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat deze schade niet eenvoudig van aard is en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank is van oordeel dat door verdachte en zijn mededaders tenminste een bedrag van € 115,00 aan contant geld is weggenomen en dat dat bedrag kan worden toegewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de kosten voor een huishoudelijke hulp niet kunnen worden vastgesteld, nu deze kosten onvoldoende onderbouwd zijn. De kosten voor een nieuwe bril, de reiskosten en de kosten voor het eigen risico zijn voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van het eigen risico van verdachte is de rechtbank van oordeel dat als [slachtoffer] niet het slachtoffer was geworden van de tasjesroof, zij de kosten van haar eigen risico – op dat moment – niet hoefde te maken. De rechtbank is met betrekking tot de immateriële schade – met de officier van justitie en raadsman – van oordeel dat deze dient te worden gematigd tot een bedrag van € 400,00. De vordering zal tot een bedrag van € 966,21 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2009. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer.
Beslag
De raadsman is van mening dat de auto terug dient te worden gegeven aan verdachte. Als de auto verbeurd wordt verklaard wordt verdachte daardoor onevenredig benadeeld. De auto is dan wel gebruikt bij het plegen van het misdrijf, maar verdachte kan zonder auto moeilijk aan werk komen en hij is zeer gehecht aan zijn auto. Als verdachte de auto kan verkopen, kan hij het geld dat hij ervoor krijgt aan het slachtoffer betalen.
De onder verdachte in beslaggenomen personenauto, merk Citroën, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend en waarmee het primair bewezen verklaarde feit is begaan, zal daarom verbeurd worden verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24, 27, 33, 33a, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
• bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes maanden) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een training cognitieve vaardigheden;
• geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer], [adres] (rekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 966,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2009 en vermeerderd met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Verstaat dat indien en voor zover door (een van) de mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde van de verplichting tot betaling zal zijn bevrijd;
• verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 966,21, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een personenauto, merk Citroën.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0647/09-201351, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, District Achterhoek, Team Bronckhorst, gesloten en ondertekend op 17 februari 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina's 52 tot en met 55.
3 Schriftelijk bescheid: medische gegevens betreffende [slachtoffer], dossierpagina 63.
4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 127 tot en met 130.
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], dossierpagina's 52 tot en met 55.
6 Schriftelijk bescheid: medische gegevens betreffende [slachtoffer], dossierpagina 63.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina's 127 tot en met 130.