RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580536-08
Uitspraak d.d.: 12 mei 2009
tegenspraak / dip
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1987],
wonende te [plaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Arnhem, Arnhem-Noord.
Raadsman: mr. P.H. Vestiens te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 april 2009.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand
januari 2006 tot en met 13 januari 2009 te Apeldoorn en/of te 's-Gravenhage
en/of te Rotterdam en/of elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [getuige A] en/of [getuige B] en/of [getuige C] en/of [getuige D] en/of [getuige E] en/of [getuige F] en/of [getuige G] en/of [getuige H] en/of [getuige I] en/of [getuige[getuige J]
en/of [getuige K] en/of [getuige L] en/of een of meer andere personen, in elk
geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad grote (handels)hoeveelheden,
althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 13 januari 2009 te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn, in elk geval
in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (in een [adres plaats]) aanwezig heeft gehad (een) (grote)hoeveelheden/hoeveelheid, van
totaal ongeveer 410 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende Cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006
tot en met 13 januari 2009, te Apeldoorn en/of Hoenderloo en/of elders in
Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een voorwerp(en), te
weten een
-(personen)auto (BMW 3-serie [kenteken]) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 24.250,-- euro (geinvesteerd een auto/bmw
[kenteken]) en/of
-een aantal geldbedragen totaal 6420,-- euro (aanwezig [adres, plaats])
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet,
althans van voormeld(e) voorwerp(en), die auto en/of die geldbedragen gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september
2008 tot en met 13 september 2009, te Apeldoorn en/of te Hoenderlo en/of
elders in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van (een)
voorwerp(en), te weten
-(personen)auto (BMW 3-serie [kenteken]) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 24.250,-- euro (geinvesteerd een auto/bmw
[kenteken]) en/of
-een aantal geldbedragen totaal 6420,-- euro (aanwezig [adres, plaats]),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten
-(personen)auto (BMW 3-serie [kenteken]) en/of
- een geldbedrag van ongeveer 24.250,-- euro (geinvesteerd een auto/bmw,
[kenteken]),
terwijl hij/zij wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig waren/was uit het misdrijf, immers heeft/hebben
verdachte en/of diens mededader(s) het kenteken van voormelde auto, die BMW op
naam gezet van zijn, verdachtes, moeder (te weten [naam]) in elk geval
op naam gezet van een ander dan verdachte (feitelijk eigenaar);
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het onder 3 primair ten laste gelegde geconcludeerd, met uitzondering van het onder het eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegde.
Ten aanzien van het eerste en tweede gedachtestreepje heeft de officier van justitie gesteld dat de verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van zijn vader, moeder en zusje. Tevens heeft hij gesteld dat de in het dossier opgenomen tapgesprekken met betrekking tot het verkrijgen van de BMW verschillend kunnen worden geïnterpreteerd. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de BMW (on)middellijk afkomstig is uit enig misdrijf. De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 primair, onder het eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegde.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte het geld aanwezig had en dat hij heeft verklaard dat hij dit geld verdiend had met de handel in cocaïne. Daarmee acht de officier het feit dus wel bewezen.
2. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 primair, eerste en tweede gedachtestreepje ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman gesteld dat de auto door de moeder van verdachte is gekocht en dat verdachte van haar auto gebruik maakte. Het bedrag waarmee de auto is gefinancierd (€ 24.250,00) is niet afkomstig uit de handel in verdovende middelen, aldus de raadsman.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft de raadsman gesteld dat het inbeslaggenomen geld, te weten € 6.420,00, afkomstig is van enig misdrijf.
3. De rechtbank onderschrijft het standpunt van de officier van justitie, gelet op de in de kern eensluidende verklaringen over de herkomst van het geld (€ 24.500,00) ten behoeve van de bijbetaling bij de aankoop van de BMW. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreken aanwijzingen in het dossier die een andere visie rechtvaardigen. Derhalve zal de rechtbank verdachte van het onder 3 onder het eerste en tweede gedachtestreepje vrijspreken.
4. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de bij de zoeking op 13 januari 2009 aangetroffen € 6.420,- en de verklaring van verdachte dat dit geld is verkregen door misdrijf, te weten de handel in cocaïne, niet het strafbare feit van witwassen in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht oplevert. De rechtbank zal verdachte daarom ook van het onder 3 primair, derde gedachtestreepje ten laste gelegde vrijspreken.
5. De rechtbank zal verdachte op grond van het onder punt 3 en 4 genoemde eveneens integraal vrijspreken van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde1
A. Standpunt van het openbaar ministerie
6. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden, met dien verstande dat verdachte vanaf de zomer 2007 tot en met 13 januari 2009 in cocaïne heeft gehandeld. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien de verkoop aan [getuige B] en [getuige A].
7. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring. Verdachte heeft volgens de officier van justitie 161,5 gram cocaïne aanwezig gehad.
B. Standpunt van verdachte
8. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat verdachte zich hooguit zeven maanden vóór 13 januari 2009 heeft bezig gehouden met de verkoop van cocaïne. Voorts heeft de raadsman gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte cocaïne heeft verkocht aan [getuige A], [getuige B] en [getuige J].
9. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet 410 gram, zoals ten laste is gelegd, maar 161,5 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad.
C. Beoordeling door de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde
De verdenking jegens verdachte bestaat eruit dat hij -kort gezegd- geruime tijd samen met een of meer anderen aan een aantal personen cocaïne verkocht heeft.
10. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft bij proces-verbaal, maar ook ter zitting verklaard dat hij ook wel [medeverdachte B] of [medeverdachte B] wordt genoemd.2 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij samen met zijn medeverdachte [medeverdachte B] handelde in cocaïne.3
11. Getuige [getuige E] heeft verklaard dat hij cocaïne bij [verdachte A] kocht.4 In beginsel kwam hij drie keer per week, soms wel vier keer in de week. Hij kocht hooguit een gram en betaalde vijftig euro. Hij haalde ook wel eens een halve gram cocaïne.5 Voorts heeft [getuige E] verklaard dat hij ook cocaïne verkocht voor [verdachte A]. Naast het dealen in Apeldoorn heeft hij cocaïne verkocht en weggebracht naar klanten in Twello, Deventer, Lochem en Vaassen.6
12. Getuige [getuige G] heeft verklaard dat hij drie nummers belde om cocaïne te kopen. Dit waren de nummers [mobielnummer 1], [mobielnummer 2] en [mobielnummer 3]. De persoon die hij ontmoette, nadat hij het nummer gebeld had, heet [verdachte A]. Hij had kort haar en soms had hij een petje op. Het is een redelijke stevige Nederlandse jongen en hij schat hem ergens in de 1.90 meter en rond de 23 à 24 jaar oud. Hij had eerst een donkerblauwe Mercedes, later een klein oranje autootje en daarna een zwarte BMW.
[getuige G] betaalde vijftig euro voor een gram cocaïne.7 In de afgelopen anderhalf jaar, vanaf de zomer van 2007, heeft hij redelijk vaak cocaïne afgenomen. Gemiddeld kocht hij één of twee keer in de week voor vijftig euro per keer bij [verdachte A] of zijn vrienden.
Meestal spraken [verdachte A] en [getuige G] af bij de McDonalds in Apeldoorn-Zuid en wanneer [verdachte A] of die andere jongen naar Deventer kwamen spraken zij af bij winkelcentrum Keizerslanden in Apeldoorn.
13. [getuige F] heeft verklaard dat hij tot en met december 2008 speed en cocaïne heeft gekocht. Hij gebruikte speed en cocaïne, 1 à 2 gram per avond. In totaal gaat het dan om 2 gram in het weekend. Hij gebruikte voornamelijk op zaterdagavond en niet elk weekend en betaalde vijftig euro per gram.8
De hoeveelheid die hij bestelde, varieerde tussen de 2 en 5 gram. Hij denkt dat hij gedurende 1,5 jaar in totaal 40-50 keer cocaïne besteld heeft.9 Hij belde dan een telefoonnummer en de ene keer kreeg hij [verdachte A] en de andere keer de Marokkaan. Zij spraken af bij de Super de Boer in Lochem, op de parkeerplaats naast het politiebureau in Lochem, bij de McDonalds in Deventer bij de A1 en even verderop aan [adres in plaats].10
[getuige F] belde [verdachte A] uit Apeldoorn en bestelde bij hem vanaf de zomer van 2007, cocaïne bij deze [verdachte A] uit Apeldoorn.11 [getuige F] belde dan naar het nummer 06 - 81 66 78 52.12
14. Getuige [getuige H] heeft verklaard dat zij cocaïne heeft gebruikt en dat zij daar aan kwam via [verdachte A]. Zijn telefoonnummer is [mobielnummer 3].13 [verdachte A] heeft gemillimeterd haar, is kaalachtig, is een forse jongen, groot van postuur, tussen de 1.85 en 1.90 meter, heeft altijd een petje op en droeg vaak een gebreide trui met felle kleuren. Hij reed altijd in een BMW, zilverkleurig.14
[getuige H] nam drie keer per week van [verdachte A] cocaïne af. De eerste keer dat zij drugs bij [verdachte A] afnam, was op 20 of 21 januari 2008. Negen van de tien keer spraken ze bij haar thuis af aan [adres in plaats], maar het kwam ook wel eens voor dat ze afspraken bij Leen Bakker, McDonalds en bij de Oranjerie in Apeldoorn.
15. [getuige I] heeft verklaard dat hij via telefoonnummer [mobielnummer 3] cocaïne bestelde.15 De personen die hij ontmoette nadat hij het nummer had gebeld, waren verschillend. Eén was een blanke, lange, beetje gezette jongen van begin 20. Hij droeg vaak een pet. Een andere jongen was een buitenlandse jongen, volgens [getuige I] een Marokkaan, begin 20. Ze kwamen de drugs met een auto brengen, meestal een lichtpaarse Audi. Die blanke jongen reed in een blauwe Mercedes.16
[getuige I] betaalde 20 euro per pakketje, daar zat 0,3 of 0,4 gram cocaïne in en hij nam gemiddeld één keer per week af, altijd voor twintig euro per keer. Het kwam ook wel eens voor dat hij twee of drie keer per week afnam als hij met vrienden was.17
Meestal spraken ze af op de parkeerplaats bij Middelink in het centrum van Apeldoorn en de drugs werd geleverd door de beschreven personen.18
16. [getuige L] heeft verklaard dat hij af en toe in het weekend cocaïne gebruikt. De cocaïne haalde hij bij een jongen die [verdachte A] heette en in een Mercedes reed. [verdachte A] was een grote kerel met vaak een pet op. Hij had een bleke huidskleur en kort gemillimeterd haar. Hij had geen bril, baard of snor, wel was hij soms ongeschoren.19
[getuige L] haalde altijd een halve gram cocaïne voor twintig euro en vanaf april 2008 heeft hij drugs afgenomen van [verdachte A].20 Hij heeft zeker twintig keer cocaïne gekocht van [verdachte A] en de Marokkaanse jongen. Van [verdachte A] heeft hij vaker cocaïne geleverd gekregen dan van de Marokkaanse jongen.21
17. Getuige [getuige C] heeft verklaard dat [verdachte A] ongeveer drie maanden geleden cocaïne ging uitkoken in de keuken van zijn vriendin [getuige D].22 Vanaf die tijd verkoopt [getuige C] de door [verdachte A] uitgekookte cocaïne aan verslaafden in Apeldoorn. [verdachte A] kwam één tot drie keer per week cocaïne uitkoken en hij verpakte meestal de gehele door hem uitgekookte hoeveelheid cocaïne. Dat was meestal rond de twintig bolletjes. [getuige C] kreeg de bolletjes van [verdachte A] met de bedoeling dat hij ze zou gaan verkopen in Apeldoorn. Als [getuige C] twintig bolletjes cocaïne had verkocht, moest hij het opgebrachte geld afgeven aan [verdachte A] en kreeg [getuige C] een beloning van vijftig euro. Van dat geld kon hij zijn verslaving bekostigen. Per week verkocht [getuige C] ongeveer veertig tot vijftig bolletjes.23
18. De getuigen [getuige E], [getuige G], [getuige F], [getuige H] en [getuige L] hebben op foto 2 de Marokkaanse jongen herkend die [medeverdachte B] werd genoemd en van wie zij cocaïne kochten. De persoon afgebeeld op foto 3 herkenden zij als [verdachte A] van wie zij cocaïne kochten.24 Volgens getuige [getuige I] is de persoon op foto 2 de Marokkaanse jongen waar hij cocaïne van kocht. Hij weet dat niet helemaal, maar wel bijna zeker. De jongen op foto 3 is de jongen waar hij cocaïne van kocht. Dat weet hij bijna wel zeker.25
19. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat op foto 2: [medeverdachte B], geboren op [1984 te plaats] staat afgebeeld en op foto 3: [verdachte A], geboren op [1987 te plaats].26
20. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in een Mercedes, een oranje Suzuki Swift en zwarte BMW heeft gereden c.q. rijdt. Hij heeft verklaard dat de telefoon met het nummer [mobielnummer 3] zijn eigendom is en dat hij deze telefoon aan [getuige E] heeft gegeven.27 Voorts heeft hij verklaard dat hij aan [getuige F], [getuige G], [getuige H], [getuige E] en [getuige I] cocaïne heeft verkocht.28
21. Op grond van bovenstaande verklaringen komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aan [getuige E], [getuige G], [getuige F], [getuige H], [getuige I], [getuige L] en [getuige C] -kort gezegd- cocaïne heeft verkocht en/of verstrekt.
22. De rechtbank is van oordeel dat de getuigen [getuige A] en [getuige B] niet gedetailleerd verklaren omtrent het ten laste gelegde en elkaar onvoldoende ondersteunen. Ten aanzien van de getuigen [getuige J] en [getuige K] overweegt de rechtbank dat het signalement van de door hen omschreven cocaïneleverancier(s) onvoldoende duidelijk is, dan wel niet overeenkomt met het signalement van verdachte en medeverdachte [medeverdachte B]. Tevens herkennen deze beide getuigen verdachte en medeverdachte niet bij de fotoconfrontatie. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen cocaïne aan [getuige K] heeft verkocht, maar dat hij wel een keer in zijn woning is geweest om cocaïne aan een ander persoon te verkopen.29 De rechtbank oordeelt dat evenmin is gebleken dat verdachte en medeverdachte aan [getuige D] cocaïne hebben verkocht, nu zij heeft verklaard enkel geld te hebben geïnd van de verkoop van de cocaïne.30
23. Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aan [getuige A], [getuige B]s, [getuige J], [getuige K] en [getuige D] -kort gezegd- cocaïne heeft verkocht. Daarom zal de rechtbank hem van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van het medeplegen
24. Getuige [getuige E] heeft verklaard dat hij voor verdachte cocaïne verkocht. Na de verkoop van de cocaïne heeft [getuige E] het verdiende geld zowel afgegeven aan verdachte, als aan medeverdachte [medeverdachte B] ([medeverdachte B]).31 [getuige E] beschikte over een telefoon, hierop belden klanten die cocaïne wilde kopen. Hij kreeg deze telefoon - een oranje Nokia met het telefoonnummer [mobielnummer 3].32 - meestal van [verdachte A] en af en toe van [medeverdachte B].
De getuigen [getuige G], [getuige F] en [getuige H] verklaren ook drugs te hebben gekocht bij een Marokkaanse jongen, genaamd [medeverdachte B].33 [medeverdachte B] maakte gebruik van hetzelfde telefoonnummer als verdachte. [getuige G] heeft verklaard dat [medeverdachte B] er vanaf het begin dat hij cocaïne bij verdachte kocht, bij was.34 Het was altijd verdachte, of [medeverdachte B], of samen.35 Ze hadden volgens [getuige E] samen een handeltje.36 De getuigen hebben [medeverdachte B] tijdens de fotoconfrontatie herkend, als zijnde medeverdachte [medeverdachte B].37
25. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, en daarmee van medeplegen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode
26. De rechtbank acht bewezen dat verdachte -kort gezegd- cocaïne heeft verkocht in de periode van 1 juli 2007 tot en met 13 januari 2009. De rechtbank heeft zich hierbij gebaseerd op de hiervoor aangehaalde verklaringen van [getuige G] en [getuige F]. Beiden verklaren dat zij vanaf de zomer van 2007 cocaïne bij verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte B] hebben gekocht. Beiden verklaren zeer gedetailleerd, in het bijzonder over de telefoonnummers die gebeld werden om cocaïne te kopen en het signalement van verdachte en zijn medeverdachte. Beide getuigen herkennen verdachte en de medeverdachte bij de fotoconfrontatie. De verklaringen bevatten authentieke details en het is de rechtbank niet gebleken dat verklaringen op elkaar afgestemd zijn.
D. Beoordeling door de rechtbank van het onder 2 ten laste gelegde
27. Op 13 januari 2009 zijn in de woning van verdachte aan [adres] te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn meerdere plastic zakjes met daarin diverse stoffen aangetroffen.38 De inhoud van deze zakjes bestond onder meer uit 161,5 gram, (152,1 gram + 2,5 gram + 1,4 gram + 5,5 gram), cocaïne.39 Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de onderzochte stoffen cocaïne bevatten.40 Cocaïne staat vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
28. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij in zijn woning 161,5 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
29. Op grond van bovenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen’, nu zich daarvoor geen aanknopingspunten in het dossier bevinden.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2007 tot en met 13 januari 2009 te Apeldoorn en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, telkens opzettelijk heeft vervoerd en bewerkt en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt aan [getuige C] en/of [getuige E] en/of [getuige F] en/of
[getuige G] en/of [getuige H] en/of [getuige I] en/of [getuige L] en/of een ander persoon, (handels)hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 13 januari 2009 te Hoenderloo, gemeente Apeldoorn, opzettelijk (in een pand aan [adres]) aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
30. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) maanden gevorderd, met aftrek van voorarrest.
31. De raadsman heeft bepleit een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de handel in cocaïne gedurende een kortere periode dan onder 1 ten laste is gelegd heeft plaats gevonden, alsmede dat het aanwezig hebben van een geringere hoeveelheid cocaïne dan onder 2 ten laste is gelegd, bewezen kan worden. Voorts heeft hij bepleit dat verdachte van twee van de drie gedachtestreepjes van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
32. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
33. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte betrokken is geweest bij de handel in cocaïne. Deze handel bedreef hij vooral samen met medeverdachte [medeverdachte B]. Uit de omstandigheden dat een ‘klantentelefoon’ was aangeschaft, dat meerdere mensen uit Apeldoorn op de hoogte waren dat zij dit nummer konden bellen als zij cocaïne wilden kopen én de frequentie en duur van de verkoop, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een georganiseerde handel.
34. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in cocaïne. Cocaïne is voor de gezondheid van gebruikers daarvan een zeer schadelijke stof en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving onder andere vanwege de doorgaans daarmee gepaard gaande criminaliteit. Kennelijk heeft de verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
35. De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en dus een zogenoemde first-offender is.
36. De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het adviesrapport van de reclassering (d.d. 16 januari 2009) en de retourzending door de reclassering van het rapportageverzoek (d.d. 25 maart 2009). Hieruit blijkt dat de reclassering geen advies kan geven, nu verdachte heeft verklaard niets toe te voegen te hebben aan zijn bij de politie afgelegde verklaringen.
37. Als oriëntatiepunt voor het verkopen van cocaïne als hier aan de orde voor de duur van zes tot twaalf maanden, geldt een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank is van oordeel, zoals hierboven reeds is overwogen, dat verdachte vanaf 1 juli 2007 tot en met 13 januari 2009, zijnde een periode van anderhalf jaar, cocaïne heeft verkocht.
38. De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat de rechtbank de verkoop aan minder personen bewezen acht en verdachte van het onder 3 ten laste gelegde integraal wordt vrijgesproken. De rechtbank merkt hierbij op dat zij -ten nadele van verdachte- eveneens rekening heeft gehouden met het georganiseerde karakter van de handel in cocaïne, dit mede gelet op de hoeveelheid cocaïne die verdachte in zijn woning aanwezig had.
39. Voorts acht de rechtbank het wenselijk een gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin op te leggen, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen. Met het oog op het adviesrapport van de reclassering ziet de rechtbank geen redenen tot het als bijzondere voorwaarde opleggen van verplicht reclasseringstoezicht.
In beslag genomen voorwerpen
40. De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn waarmee het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
- Digi weegschaal en vouwblaadjes;
- Samsung GSM, kleur: zilvergrijs;
- Nokia GSM, kleur: beige/zwart;
- Nokia GSM, kleur: zilvergrijs.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24, 27, 33, 33a, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2: handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
verklaart verdachte strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Digi weegschaal en vouwblaadjes;
- Samsung GSM, kleur: zilvergrijs;
- Nokia GSM, kleur: beige/zwart;
- Nokia GSM, kleur: zilvergrijs.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh-Bakels, voorzitter, Van der Hooft en Van den Dungen-Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 mei 2009.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam) proces-verbaal nr. PL0644-09-202046, gedateerd 27 maart 2009.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte B] (pagina 1395 en 1396).
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1436).
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1436).
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1464).
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 1226).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1203).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1204).
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1205).
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1202).
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1203).
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1235).
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1235).
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (pagina 1255).
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (pagina 1256).
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (pagina 1256).
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (pagina 1256).
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1312 en 1313).
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1312).
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1314).
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1184).
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 1184).
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 1227), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1239), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1313) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1445).
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige I] (pagina 1257).
26 Aanvullend proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] en [getuige E] en [getuige F] (ongenummerd)
27 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
28 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
29 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 1194).
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1463).
32 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1439).
33 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 1203).
34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 1227), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1237) en aanvullend proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige G], [getuige E] en [getuige F] (ongenummerd).
35 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1237).
36 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1464).
37 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 1227), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige H] (pagina 1239), proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige L] (pagina 1313) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 1445).
38 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 209).
39 Proces-verbaal, narcotest (pagina 305 en 306).
40 Schriftelijk bescheid, rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 januari 2009 (pagina 307-308).