ECLI:NL:RBZUT:2009:BI5022
Rechtbank Zutphen
- Voorlopige voorziening
- mr. drs. J.H. van Breda
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en ongegrondverklaring beroep inzake handhaving van bouwvoorschriften
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 27 mei 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en de hoofdzaak betreffende handhaving van bouwvoorschriften. Eiser, eigenaar van een bedrijfswoning en een blokhut, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn, dat hem gelastte deze gebouwen te verwijderen onder oplegging van een dwangsom van € 10.000,-- per maand, met een maximum van € 60.000,--. Het bezwaar van eiser werd ongegrond verklaard bij besluit van 3 april 2009.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen concreet zicht op legalisatie bestond, aangezien de benodigde bouwvergunning niet was verleend en verweerder niet bereid was om mee te werken aan een wijziging van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit bleek dat het ontbreken van een bouwvergunning en de weigering van medewerking aan een bestemmingsplanwijziging voldoende grond vormden voor handhavend optreden.
Eiser had betoogd dat handhavend optreden onevenredig was in verhouding tot de belangen die gediend zouden zijn, maar de voorzieningenrechter verwierp dit argument. Hij oordeelde dat de bijzondere eigenschappen van de bedrijfswoning niet voldoende waren om van handhaving af te zien, vooral gezien de vrees voor soortgelijke illegale bebouwing in de toekomst. Ook het betoog van eiser over de begunstigingstermijn werd verworpen, omdat deze termijn niet onredelijk kort was geacht.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waarmee de handhaving van de bouwvoorschriften werd bevestigd.