ECLI:NL:RBZUT:2009:BI6141

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460035-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Borgerhoff Mulder
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens mishandeling van zijn vrouw en kinderen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 3 juni 2009 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 40-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling van zijn vrouw en kinderen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Tijdens de proeftijd mag de man geen contact opnemen met zijn gezin. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 maart 1999 en 18 januari 2008 in verschillende plaatsen in Nederland, waaronder Doetinchem en Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn vrouw meermalen heeft geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn. Ook zijn kinderen zijn meermalen mishandeld, onder andere met een riem. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt voor de veroordeling. De verdediging voerde aan dat de man zijn kinderen corrigerende tikken had gegeven, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet acceptabel was. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet eenvoudig te onderbouwen was. De rechtbank benadrukte dat huiselijk geweld ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers, vooral voor jonge kinderen, en dat de verdachte zich hiervan bewust moet zijn. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460035-08
Uitspraak d.d.: 3 juni 2009
Tegenspraak - dnip
Raadsman: mr. C.W.J. de Bont (advocaat te Doetinchem)
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1968],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 mei 2009.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 1999
tot en met 18 januari 2008 te Doetinchem en/of Zevenaar en/of Groningen en/of
Sneek en/of Zeewolde, althans elders in Nederland opzettelijk mishandelend
zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer A]
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 maart 1999 tot en met 18 januari 2008 te Doetinchem
en/of Zevenaar en/of Groningen en/of Sneek en/of Zeewolde, althans elders in
Nederland (telkens) opzettelijk mishandelend zijn kind(eren), althans (een)
perso(o)n(en), te weten [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of [slachtoffer D]
- meermalen, althans eenmaal met een riem op de handen en/of onderarmen heeft
geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het
lichaam heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Met betrekking tot feit 2, eerste regel, na “hij” ontbreekt de zinsnede “in de periode van”. De rechtbank beschouwt dit als een kennelijke omissie en leest alsnog in: “in de periode van”.
De verdachte is daardoor – gelet op het verhandelde ter terechtzitting – niet geschaad in zijn verdediging.
Van verjaring als door de raadsvrouwe betoogd is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake nu gelet op artikel 304 van het wetboek van strafrecht in casu het strafmaximum meer dan drie jaren is en het recht tot strafvordering dan vervalt in twaalf jaren.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs (eindnoot 1)
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, op grond van:
- de aangifte van [slachtoffer A] (pag. 23 e.v.);
- de verklaring van [slachtoffer B] (pag. 61);
- de verklaring van [slachtoffer C] (pag. 69 e.v.);
- de verklaring van [slachtoffer D] (pag. 75);
- de verklaring van verdachte (pag. 86 e.v.).
B. Standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat van het onder 1 tenlastegelegde feit bewezen kan worden dat verdachte zijn vrouw in 1999 éénmaal een klap gegeven heeft. Verdachte kon in die periode het gedrag van zijn vrouw niet verklaren. De raadsman heeft geciteerd uit de brief van 14 september 2005 van F.G. Stoll (pag. 49-49) en de brief van 8 december 2006 van Y. van Zuiddam (pag 52-53) betreffende de psychische gesteldheid van [slachtoffer A]. Toen verdachte op de hoogte was van haar situatie is dit niet meer gebeurd. De raadsman stelt dat nu dit feit dateert van 1999, ontslag van rechtsvervolging (OVAR) dient te volgen, omdat dit nu niet meer vervolgt dient te worden.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en vrijspraak moet volgen. Verdachte heeft zijn kinderen opgevoed, zoals hij zelf is opgevoed. Verdachte ontkent zijn kinderen mishandeld te hebben, wel is er soms sprake geweest van een corrigerende klap. Ter onderbouwing heeft de raadsman geciteerd uit de verklaring bij de rechter-commissaris van de oudste zoon [slachtoffer C]: “Verder kwam het wel voor dat mijn vader een van ons een tikje uitdeelde, maar dat noem ik geen mishandeling”. De raadsman stelt dat deze oudste zoon zijn ouders het langste kent.
Aan de verklaringen van de jongere kinderen moet volgens de raadsman minder waarde gehecht worden, omdat zij onder invloed staan van moeder en er sprake is van een loyaliteitsconflict. Hun verklaringen worden niet ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. Verder is niet gebleken dat er letsel geconstateerd is bij de kinderen, slechts een rode striem tengevolge van een corrigerende tik.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewijs van het onder 1 en 2 tenlastegelegde de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Feit 1:
Aangeefster [slachtoffer A] heeft verklaard (eindnoot 2) dat haar man haar voor het eerst in maart 1999 of 2000 heeft mishandeld. Zij woonden toen in een opvangcentrum in een dorpje in de buurt van Sneek, maar verbleven in een vakantiehuisje in Groningen. Haar man was uit geweest met vrienden. Toen hij terugkwam zei hij “dat “hij” bij mij geweest was”. Vervolgens deed haar man alle deuren op slot en terwijl zij op de bank lag sloeg hij haar een aantal keren in het gezicht. Het deed pijn en haar oog was blauw. Vervolgens liep haar man naar de keuken en kwam terug met een groot keukenmes. Zij voelde dat hij met het handvat van het mes op de ribben van haar linkerzij sloeg.
Een paar weken later(haar oog was nog steeds blauw) heeft hij haar met een plastic frisdrankfles tegen de linkerzijde van haar hoofd geslagen.
In 2001 woonden ze in Doetinchem en heeft hij haar met een vuist meermalen in haar gezicht geslagen.
Getuige [slachtoffer B] (eindnoot 3) (*[geboortedatum]) heeft verklaard dat de relatie van haar ouders gespannen was, er was altijd wel ruzie. Het ging meestal over het feit dat haar vader haar moeder verdacht van overspel. De kinderen werden dan altijd naar boven gestuurd. Zij luisterde dan boven aan de trap. Haar vader schreeuwde net zo lang tot haar moeder zei dat het zo was. In Doetinchem heeft [slachtoffer B] gehoord dat haar ouders ruzie maakten. Zij zag toen ze beneden kwam verwondingen op het gezicht van haar moeder (rode plekken bij de neus en ogen). De politie is toen geweest en heeft tegen haar vader gezegd dat hij zijn vrouw niet mocht slaan.
Zij heeft een keer gezien dat haar moeder blauwe plekken had op haar gezicht. Haar vader zei dat moeder gevallen was op de rand van het bed, maar moeder had een gebaar gemaakt van een vuist en dat vader haar geslagen had. ond de jaarwisseling van 2000, toen zij in Friesland waren,wilde haar moeder vluchten. Later hoorde zij dat er tussen vader en moeder iets gebeurd was met een mes.
Getuige [slachtoffer C] (eindnoot 4) (*[geboortedatum]) heeft verklaard dat hij zich kan herinneren dat zijn vader zijn moeder in een vakantiehuisje in Groningen een blauw oog geslagen heeft. Dit was ongeveer 6 maanden nadat zij uit Joegoslavië naar Nederland gekomen waren. Hij was toen negen jaar. Hij heeft niet gezien dat zijn vader zijn moeder sloeg, maar zag dat zijn moeder de volgende dag een blauw oog had.
In Sneek weet hij nog dat zijn moeder uit de woning rende en zei dat zijn vader haar met de achterkant van een mes in de buik had geslagen. Hij heeft dit niet zelf gezien, maar zijn moeder heeft hem dat verteld.
In Doetinchem in 2001/2002, vlak voordat zijn moeder opgenomen werd, zag [slachtoffer C] dat zij een bloedneus had. De politie is hierbij geweest. Volgens zijn vader had hij haar neus geraakt toen zij weg wilde lopen uit de woning.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard (eindnoot 5) , dat hij zijn vrouw in maart 1999 éénmaal een tik heeft gegeven, maar dat er verder geen sprake was van agressie. Door de ziekte van zijn vrouw was de relatie niet goed en hadden ze vaak ruzie.
Feit 2:
Getuige [slachtoffer B] heeft verklaard (eindnoot 6) , dat zij tot haar dertiende regelmatig geslagen werd door haar vader. Hij sloeg haar éénmaal per maand. Hij gebruikte af en toe een broekriem, hij sloeg met de riem op de binnenkant van de handen. Zij voelde dan pijn en haar handen waren rood en je zag rode striemen. Soms zaten ze alle drie op een rij en kregen alle drie slaag. Haar moeder heeft dit in Doetinchem niet gezien. In andere plaatsen wel. Ze deed altijd crème op de handen om de pijn te verzachten.
Ongeveer een jaar geleden heeft haar vader haar bij de keel gegrepen en haar heen en weer geschud. Haar lip bloedde, omdat de hand van haar vader langs haar mond kwam toen hij haar bij de keel pakte. Dat was de laatste keer dat haar vader haar mishandelde.
Getuige [slachtoffer C] (*[geboortedatum]) heeft verklaard (eindnoot 7) dat hij tot zijn achtste (1997) in Joegoslavië heeft gewoond en toen naar Nederland is gekomen. Zijn vader heeft hem vanaf zijn veertiende niet meer aangeraakt. Voor die tijd (tot 2004) kreeg hij wel eens een klap met de vlakke hand op zijn wang of arm.
Getuige [slachtoffer D](*24-07-1994) heeft verklaard (eindnoot 8) dat zijn vader een agressieve man is. Zijn vader heeft hem verschillende keren geslagen, bijvoorbeeld als hij onvoldoendes had gehaald op school of als zij lawaai hadden gemaakt. Hij sloeg dan met de riem op de binnenkant van zijn handen. Dit deed pijn en veroorzaakte een soort bloeduitstortingen. Zijn vader heeft dit 8 tot 10 keer per jaar gedaan. Als zijn vader boos was over zijn gedrag sloeg hij hem met de vlakke hand tegen zijn wang/hoofd. Dit gebeurde zo’n 5 à 6 keer in een jaar. De laatste keer was in 2007. Ook heeft getuige 2 à 3 keer gezien dat zijn vader zijn broer en zus met de riem op de handen heeft geslagen. Aanleiding was hun gedrag, een opmerking of dat zij arrogant waren.
Verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie (eindnoot 9) bekend een paar maanden geleden zijn jongste zoon geslagen te hebben vanwege erg slechte rapporten. Hij sloeg dan met een broekriem op de binnenkant van de handen. Hij heeft misschien 10 keer geslagen.
Het is misschien een keer gebeurd dat alle drie de kinderen op een rij moesten staan en met de riem slaag hebben gekregen op hun handen. Hij kon er toen niet achterkomen wie van hen schuldig was aan een ruzie. Hij kan zich niet herinneren dit dat de laatste vier of vijf jaar gebeurd is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard (eindnoot 10) , dat het wel klopt dat hij zijn kinderen 2 à 3 keer een corrigerende tik heeft gegeven in het kader van de opvoeding.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 maart 1999 tot en met 18 januari 2008 te Doetinchem
en Groningen en Sneek opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [slachtoffer A]
meermalen, tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft
ondervonden;
2.
hij in de periode van 01 maart 1999 tot en met 18 januari 2008 te Doetinchem
telkens opzettelijk mishandelend zijn kinderen, te weten [slachtoffer B] en [slachtoffer D]
meermalen, met een riem op de handen en/of onderarmen heeft geslagen
waardoor deze letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1. Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd.
2. Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een gevangenisstraf voor de duur van 199 dagen met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte van 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit en met de bijzondere voorwaarde dat hij zich niet mag bevinden op perceel [adres] en geen contact mag hebben tegen hun wil met [slachtoffer A] en de kinderen. Tevens vordert de officier van justitie een werkstraf van 120 uren, subsisidair 60 dagen hechtenis. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen verzoekt de officier van justitie de rechtbank deze te beperken tot een bedrag van € 1.500,00, per persoon, omdat niet duidelijk onderbouwd is tengevolge van welke feiten de schade geleden is. Voor het overige dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard te worden in hun vorderingen. Ook dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
De raadsman heeft betoogd dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het feit dat:
- verdachte 49 dagen in voorarrest heeft doorgebracht voor een feit dat niet op de dagvaarding staat;
- verdachte zich tot op heden goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden;
- verdachte met betrekking tot dit soort feiten geen strafblad heeft;
- verdachte zijn vrouw en kinderen kwijt is, alles heeft achtergelaten bij de echtscheiding en daardoor al voldoende gestraft is.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn inmiddels ex-vrouw en zijn kinderen. Volgens verdachte heeft hij altijd het beste voorgehad met zijn gezin, waarmee hij in 1997 uit Joegoslavië is gevlucht. Hij heeft bekend zijn vrouw in 1999 éénmaal een klap gegeven te hebben, omdat hij toen niet wist dat zij leed aan een posttraumatisch stress-stoornis en hij haar gedrag in die tijd niet kon verklaren.
Zijn kinderen heeft hij in het kader van hun opvoeding corrigerende tikken gegeven en als dat in Nederland strafbaar is, dan wil hij daarvoor gestraft worden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ervan doordrongen dient te zijn dat mishandeling van vrouw en kinderen een flinke straf rechtvaardigt dan de verdachte naar zijn eigen opvattingen wellicht op zijn plaats acht.
Huiselijk, relationeel getint geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert, dat de slachtoffers en met name jonge kinderen, van een dergelijke mate van huiselijk geweld nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister sinds zijn verblijf in Nederland verblijft in 1999 voor een andersoortig delict veroordeeld is door de politierechter Leeuwarden.
Nu de rechtbank niet alle onderdelen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bewezen acht, komt zij tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd. Een en ander maakt dat de rechtbank een deels onvoorwaardelijke straf van na te melden duur op zijn plaats vindt, met een bijzondere voorwaarde om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst de veiligheid van zijn naasten in gevaar te brengen. De proeftijd zal worden bepaald op één jaar nu een groot deel van de bewezen verklaarde feiten al van oudere datum is.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] (eindnoot 11) , wonende te [adres], heeft zich ten aanzien van feit 1 gevoegd in het strafproces met een vordering tot immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 3.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit, Tevens is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer B] (eindnoot 12) , wonende te [adres], heeft zich ten aanzien van feit 2 gevoegd in het strafproces met een vordering tot immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 4.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit. Tevens is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de achterliggende problematiek binnen het gezin niet duidelijk te herleiden is hoe de schadebedragen zijn vastgesteld. Naar redelijkheid en billijkheid is de officier van justitie van mening dat
de beide vorderingen kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 per persoon, met vergoeding van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de vorderingen tot schadevergoeding te ingewikkeld zijn om af te doen binnen het strafproces en verzoekt de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen. Verder worden de vorderingen door de raadsman betwist omdat deze niet zijn onderbouwd en de door slachtofferhulp bijgevoegde casus niet vergelijkbaar met deze zaak. De gevolgen van het oorlogstrauma van [slachtoffer A] worden afgewenteld op verdachte, de therapie van de kinderen is kennelijk al beëindigd en van het letsel blijkt niets uit het dossier, aldus de raadsman.
Mr. Van der Lecq, advocaat te Apeldoorn, heeft namens de benadeelde partijen het woord gevoerd. Zij stelt dat de vorderingen voldoende onderbouwd zijn. Verdachte was bekend met het oorlogstrauma van zijn vrouw en had hier juist extra rekening mee moeten houden. Als kinderen geslagen worden door de hand van degene die ze moeten kunnen vertrouwen, komt dat harder aan dan als het door een vreemde gebeurt. De therapie van de kinderen is tijdelijk stopgezet, omdat dit in dit stadium contraproductief bleek te zijn. Het totale schadebedrag is op dit moment nog niet vast te stellen en geen bedrag kan goed maken wat hier is gebeurd. Namens de benadeelde partijen verzoekt zij de rechtbank de bedragen als voorschotten toe te wijzen met vergoeding van de wettelijke rente.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn de schade te betalen, niet omdat hij schuldig is, maar omdat hij het beste voor zijn familie wil.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.
De rechtbank kan gezien de achterliggende problematiek in dit gezin niet vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor geleden immateriële schade op zijn plaats is. Zij is van oordeel dat de vorderingen wegens betwisting niet zo eenvoudig van aard zijn, dat zij zich lenen voor afdoening in deze strafrechtelijke procedure.
De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen alsnog voorleggen aan de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1. Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd.
2. Mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
• stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen of onderhouden met [slachtoffer A] en/of zijn kinderen, tenzij op initiatief van [slachtoffer A] en/of zijn kinderen;
• beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
• heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Kleinrensink, voorzitter, mr. Borgerhoff Mulder en mr. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mw. De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2009.
Eindnoten
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van de in wettelijke vorm opgemaakte processen- verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte Stamproces-verbaal nr. PL0640/08-200932 van 11 febrari 2008 (voor zover niet anders is vermeld).
2 Verklaring aangeefster [slachtoffer A] d.d. 4 september 2008, met bijlagen doorgenummerde dossierpag. 23 t/m 31
3 Verklaring getuige [slachtoffer B] d.d. 20 januari 2008, doorgenummerde dossierpag. 61 t/m 68
4 Verklaring [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag. 69-71
5 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 mei 2009
6 Verklaring getuige [slachtoffer B] d.d. 20 januari 2008, doorgenummerde dossierpag. 61 t/m 68
7 Verklaring getuige [slachtoffer C], doorgenummerde dossierpag. 69-71
8 Verklaring getuige [slachtoffer D], doorgenummerde dossierpag. 76-79
9 Verklaringen van verdachte, doorgenummerde dossierpag. 87-89
10 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 mei 2009
11 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer A] d.d. 30 juni 2008.
12 Voegingsformulier benadeelde partij [slachtoffer B] d.d. 30 juni 2008.