Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 98297 / HA ZA 08-1373
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK ACHTERHOEK OOST U.A.,
gevestigd te Groenlo,
eiseres,
advocaat mr. D.J. Kramer te Doetinchem,
1.
de vennootschap naar buitenlands recht, de private limited company (UK)
PEGASUS CORPORATE FINANCE LIMITED,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. R.C. Vermeer te Rhenen,
2.
de vennootschap naar buitenlands recht, de private limited company (UK)
BILSTON EUROPE LIMITED,
gevestigd te Zutphen,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna de Bank, Pegasus en Bilston genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 januari 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 31 maart 2009, waaraan gehecht 4 bijlagen.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De bank heeft op 31 juli 2008 executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Pegasus voor een bedrag van € 433.052,19 ten laste van de heer [naam A] (hierna [naam A]), welk exploit tijdig aan [naam A] is betekend. Pegasus heeft op 12 augustus 2008 jegens deurwaarder R.J. Soer te Groenlo een schriftelijke verklaring afgelegd, welke verklaring inhoudt dat zij niets aan [naam A] verschuldigd is.
2.2. Op 15 september 2008 heeft de bank executoriaal derdenbeslag doen leggen onder Bilston, eveneens voor een bedrag van € 433.052,19 ten laste van [naam A], welk exploit tijdig aan [naam A] is betekend. Op dezelfde datum heeft Bilston, bij monde van [naam A], jegens deurwaarder S.J.J.Teselink te Groenlo een schriftelijke verklaring afgelegd, welke verklaring – onder meer - inhoudt dat hij niets aan [naam A] verschuldigd is omdat hij geen eigenaar is van Bilston en omdat hij zijn werkzaamheden voor Bilston onbezoldigd verricht.
3. De vordering
3.1. De Bank vordert – na een vermindering van eis - dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Pegasus en Bilston ieder zal veroordelen om :
I
een schriftelijke en door hen ondertekende gerechtelijk verklaring af te leggen met inachtneming van hetgeen de bank in de dagvaarding heeft gesteld, van hetgeen zij van [naam A] onder zich hebben en/of aan [naam A] verschuldigd zijn en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van [naam A] zullen verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan [naam A] verschuldigd zullen worden;
II
ter uitvoerlegging af en over te dragen van zodanige gelden en/of goederen, voor zover deze niet overtreffen het bedrag van € 60.000,00, nadat die verklaringen door Pegasus en/of Bilston zullen zijn afgelegd en door de rechtbank Zutphen zal zijn bepaald hetgeen Pegasus en/of Bilston onder zich hebben en/of aan [naam A] verschuldigd zijn en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding van [naam A] zullen verkrijgen en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding aan [naam A] verschuldigd zullen worden,
onder aftrek van of tegen voldoening door de Bank van de aan de zijde van Pegasus en/of Bilston gemaakte kosten van het doen der gerechtelijke verklaring in het geval dat de rechtbank de door Pegasus en/of Bilston afgelegde buitengerechtelijke verklaringen ondanks de betwisting door de bank juist mocht achten,en
met veroordeling van Pegasus en/of Bilston in de kosten gevallen op de verbetering van die verklaring in het geval dat de rechtbank de buitengerechtelijke verklaring van Pegasus en/of Bilston onjuist mocht achten
III
bij gebreke van het doen van een gerechtelijke verklaring, te betaling het totale bedrag dat de Bank van [naam A] te vorderen heeft als ware zij zuiver schuldenaar, des dat de één heeft voldaan, de ander zal zijn gekweten en met veroordeling van Pegasus en/of Bilston in de kosten van het geding.
3.2. De Bank heeft haar vordering - tegen de achtergrond van de vaststaande feiten - als volgt onderbouwd.
3.2.1. Zij betwist de derdeverklaringen van zowel Pegasus als Bilston.
De vordering op [naam A] betreft een aantal leningen aan hem in december 2002 voor de aankoop van een woning en voor de aankoop van aandelen [naam B] Konstruktie B.V. (hierna: [naam B]) door Beheersmaatschappij [naam A] B.V. De Bank verkreeg ter meerdere zekerheid voor haar vorderingen een hypotheekrecht op de woning van [naam A] en een borgtocht van [naam A]. Nadat [naam B] haar exploitatie had gestaakt, heeft de Bank de financieringsrelatie met [naam A] opgezegd en heeft zij pandhouderbeslag doen leggen. De Bank kon echter niet executeren omdat de verpande goederen via andere BV’s aan een derde verkocht bleken te zijn. Vervolgens is [naam B] failliet gegaan. Omdat [naam A] de hypothecaire lening niet afloste en niet voldeed aan zijn borgtochtverplichting, is een veiling uitgeschreven en is de woning uiteindelijk vóór de veiling onderhands verkocht. Uit de verkoopopbrengst is de schuld aan de Bank slechts voor een deel afgelost.
3.2.2. In april 2008 heeft [naam A] en zijn echtgenote de Bank in rechte betrokken, waarbij in de hoofdzaak onder meer een verklaring voor recht werd gevorderd dat de borgstelling van [naam A] niet rechtsgeldig was omdat zijn echtgenote niet voor die borgstelling had meegetekend. Bij vonnis van 21 januari 2009 van deze rechtbank (rolnummer 91812 HAZA 08-273) is die vordering afgewezen. Tevens is in dat vonnis bepaald dat de resterende vordering van de Bank op [naam A] niet € 433.052,19 maar € 301.789,92 bedraagt.
3.2.3. Voorts heeft de Bank in deze procedure overgelegd het hoofdartikel in het tijdschrift Oost-Gelderland Bussiness van juli 2008, waarin de heer [naam C] (hierna [naam C]) zijn bedrijf Pegasus introduceert en waarbij vermeld wordt dat hij samen met [naam A] die onderneming aanstuurt. De Bank doet er een beroep op dat zij mag afgaan op het gewekte vertrouwen in het artikel, inhoudende dat [naam A] voor zijn werkzaamheden voor Pegasus in ieder geval een zekere vergoeding zou krijgen.
3.2.4. Na de derdeverklaring van Pegasus vernam de Bank dat [naam A] statutair directeur is van Bilston en veronderstelde de Bank dat de eventuele werkzaamheden van [naam A] voor Pegasus wellicht via Bilston werden gedeclareerd. Daarom is vervolgens ook derdenbeslag gelegd onder Bilston. Onder verwijzing naar artikel 479a Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna:Rv) stelt de bank dat dient te worden aangenomen dat, indien [naam A] om niet of tegen een onredelijke vergoeding werkzaamheden of diensten verricht, hij hiervoor een redelijke vergoeding dient te ontvangen, te stellen op een fictief salaris als directeur van Bilston van tenminste € 40.000,00 per jaar. Nu Bilston op 5 maart 2009 is opgeheven zouden er dus gedurende ongeveer anderhalf jaar werkzaamheden door [naam A] verricht kunnen zijn. Daarom heeft de Bank haar vordering beperkt tot € 60.000,00. De Bank betwist bij gebrek aan wetenschap dat Bilston nooit omzet heeft gehad. Zij voert daarbij aan dat het onduidelijk is waar [naam A] van leeft, mede gelet op zijn woonlasten van € 1.634,69 per maand en het feit dat zijn echtgenote sinds oktober 2008 niet langer werkzaam is bij haar werkgeefster.
3.2.5. Bij de comparitie van partijen heeft de vertegenwoordiger van de Bank nog verklaard dat de gang van zaken met betrekking tot de samenwerking in Pegasus bevreemding wekt en dat deze daarom wordt betwist en voorts dat er voldoende reden is voor een vereenzelviging van [naam A] en Bilston in die zin dat Pegasus in haar derdeverklaring ook de samenwerkingsverhouding met Bilston had moeten noemen, omdat [naam C] ten tijde van het faillissement van [naam B] adviseur was van [naam A] en hij daarom precies wist hoe het zat met [naam A] en Bilston.
4. Het verweer
4.1. Pegasus concludeert tot afwijzing van de vordering, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, onder veroordeling van de Bank in de kosten van het geding.
4.2. Ter onderbouwing van haar verweer heeft zij het navolgende aangevoerd.
4.2.1. Zij stelt dat de door haar afgelegde derdeverklaring juist is omdat er geen rechtsverhouding tussen haar en [naam A] bestaat. De term ‘aansturen’ in het artikel dient voor rekening van de journalist te blijven. Voorts meent Pegasus dat die term niet automatisch tot gevolg heeft dat er sprake is van een dienstverband of een managementverhouding tussen Pegasus en [naam A].
4.2.2. Bij de comparitie van partijen heeft Van de Worp nog namens Pegasus verklaard dat bij Pegasus de afspraak was dat de intermediair, waaronder Bilston en niet [naam A] in privé, zelfstandig op franchisebasis omzet zou genereren die de intermediair op naam van Pegasus zou declareren bij de cliënten. Pegasus zou vervolgens 30% van die omzet declareren bij de intermediair. En verder dat Bilston sinds juli 2008 geen omzet heeft gegenereerd onder de naam Pegasus en dat daarom de samenwerkingsverhouding tussen Pegasus en Bilston in oktober 2008 is beëindigd. En voorts dat Van de Worp wist dat [naam A] directeur was van Bilston, maar dat hij niet wist of [naam A] ook eigenaar was van die B.V.
5. De beoordeling
de vordering tegen Pegasus
5.1. De vordering tegen Pegasus heeft de Bank in de eerste plaats gebaseerd op het hoofdartikel in het tijdschrift Oost-Gelderland Bussiness van juli 2008. De Bank stelt dat door het artikel bij haar het vertrouwen is opgewekt dat [naam A] voor zijn werkzaamheden voor Pegasus in ieder geval een zekere vergoeding zou krijgen. De rechtbank kan de Bank hierin niet volgen. Daargelaten of het artikel in zijn algemeenheid en de term ‘aansturen’ in het bijzonder in dit geval kan leiden tot een rechtens relevant opgewekt vertrouwen, zou dit vertrouwen niet zonder meer kunnen inhouden dat [naam A] in privé een vergoeding zou krijgen voor zijn werkzaamheden voor Pegasus.
De Bank had namelijk kunnen weten - en daar ook rekening mee kunnen houden - dat de mogelijkheid bestond dat niet [naam A] in privé maar een rechtspersoon namens hem de eventuele vergoeding zou krijgen, nu dit niet ongebruikelijk in de onderhavige branche.
Ook de stelling van de Bank dat de franchiseconstructie bij Pegasus zo vreemd is dat dit moet leiden tot een vereenzelviging van [naam A] en Bilston, gaat niet op. Voor de door de Bank gestelde vereenzelviging zou - eventueel na bewijsvoering - vast moeten komen te staan dat zowel de constructie bij Pegasus als de relatie tussen [naam A] en Bilston zodanig is ingericht, dat mag worden aangenomen dat deze uitdrukkelijk gericht zijn op een misleiding van de Bank als crediteur. Daarvoor heeft de Bank onvoldoende gesteld. De Pegasus-constructie mag misschien minder gebruikelijk zijn, maar gesteld noch gebleken is dat deze gericht was op misleiding van crediteuren. Ook het hiervoor genoemde artikel kan niet misleidend worden genoemd, nu daarin niets wordt vermeld over de vergoedingen voor de intermediairs. Het feit dat Van de Worp, als directeur van Pegasus, adviseur is geweest van [naam A] en mogelijk op de hoogte was van de verhouding tussen [naam A] en Bilston, maakt dat niet anders.
5.2. Op bovenstaande gronden kan niet gezegd worden dat de derdeverklaring van Pegasus onjuist is. Er is niet komen vast te staan dat Pegasus een rechtsverhouding met [naam A] in privé had. Of Pegasus op het moment van beslaglegging (nog) een rechtsverhouding had met Bilston, kan in het midden blijven, nu het beslag daarop niet was gericht. Dit betekent dat de vorderingen van de Bank, voor zover deze gericht zijn tegen Pegasus, zullen worden afgewezen en dat de Bank, als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Pegasus.
5.3. De kosten aan de zijde van Pegasus worden begroot op:
- vast recht 254,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.042,00
de vordering tegen Bilston
5.4. De rechtbank begrijpt het betoog van de Bank aldus dat zij haar vordering tegen Bilston baseert op de stelling dat [naam A], als directeur van Bilston, werkzaamheden heeft verricht en dat Bilston daarvoor een redelijke vergoeding is verschuldigd aan Van de Wagt. De Bank onderbouwt daarbij op geen enkele manier dat er inderdaad werkzaamheden zijn verricht door [naam A] als directeur van Bilston. Uit haar betoog dat het onduidelijk is waar [naam A] van leeft, mede gelet op zijn woonlasten van € 1.634,69 per maand en het feit dat zijn echtgenote sinds oktober 2008 geen inkomen meer heeft, kan niet worden afgeleid dat [naam A] ‘dus’ werkzaamheden (heeft) verricht voor Bilston.
Namens Pegasus is gesteld dat Bilston sinds juli 2008 geen omzet heeft gegenereerd onder de naam Pegasus. Bilston is niet verschenen in deze procedure. De Bank heeft in dit geding evenwel stukken overgelegd waaruit blijkt dat [naam A] haar schriftelijk - in het kader van de verklaring derdenbeslag - heeft laten weten (dat): “ Bilston Europe Limited nimmer enige euro omzet heeft gemaakt” en “[naam A] heeft op geen enkele wijze inkomsten uit Bilston “ en “[naam A] is geen eigenaar van Bilston Europe Limited” en “worden mijn gezin en ik op verschillende manieren ondersteunt door onze families”. Gelet op de stelling van Pegasus en de door de bank overgelegde ‘gegevens’, kon de Bank niet volstaan met het bij gebrek aan wetenschap betwisten dat Bilston nooit omzet heeft gehad en het enkel doen van een algemeen en ongespecificeerd bewijsaanbod op dit punt. Haar stelling, dat er door [naam A], als directeur van Bilston, werkzaamheden zijn verricht, acht de rechtbank daarom onvoldoende onderbouwd, zodat de Bank niet kan worden toegelaten tot het bewijs van die stelling.
Geconcludeerd wordt dat niet is komen vast te staan dat [naam A], als directeur van Bilston, werkzaamheden heeft verricht, zodat het vaststellen van een redelijke vergoeding daarvoor niet aan de orde is.
5.5. Op bovenstaande gronden kan niet gezegd worden dat de derdeverklaring van Bilston onjuist is. Nu niet is komen vast te staan dat [naam A], als directeur van Bilston, werkzaamheden heeft verricht, kan niet gezegd worden dat de derdeverklaring door Bilston, inhoudende dat hij onbezoldigd directeur was van Bilston, onjuist is. Daarnaast heeft Bilston in de derdeverklaring terecht ingevuld dat er tussen haar en [naam A] wel een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de Bank nog iets van [naam A] had te vorderen of nog te vorderen kon krijgen. Die rechtsverhouding betrof kennelijk het directeurschap van [naam A].
Het voorgaande betekent dat de vorderingen, voor zover deze gericht zijn tegen Bilston, zullen worden afgewezen en dat de Bank, als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Bilston. De kosten aan de zijde van de niet verschenen partij Bilston worden begroot op nihil.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt Coöperatieve Rabobank Achterhoek Oost U.A. in de proceskosten, aan de zijde van Pegasus tot op heden begroot op EUR 2.042,00 en aan de zijde van Bilston tot op heden begroot op nihil,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.M. Boon en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.